ECLI:NL:RBDHA:2025:7113

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
NL25.3167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure na vrijwillig vertrek naar Turkije

Op 28 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die de minister van Asiel en Migratie verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft deze uitspraak gedaan zonder zitting. De verzoeker had zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken, omdat hij vrijwillig naar Turkije was vertrokken met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). De rechtbank heeft beoordeeld of de verzoeker procesbelang had bij zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen.

Uit een bevestiging van 7 maart 2025 bleek dat de verzoeker op 6 maart 2025 een vertrekverklaring had ondertekend, waarmee hij verklaarde Nederland vrijwillig te verlaten en instemde met de beëindiging van openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel. Aangezien de procedure met betrekking tot de asielaanvraag van de verzoeker was beëindigd, kon er geen sprake meer zijn van een besluit op een aanvraag dat niet tijdig was genomen. De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling zonder betekenis was en dat de verzoeker geen procesbelang meer had bij zijn beroep.

Daarom voldeed het beroep van de verzoeker niet aan de voorwaarden voor een proceskostenvergoeding, en werd het verzoek om de minister te veroordelen in de proceskosten afgewezen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en deze uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3167

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om de minister te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. Verzoeker heeft zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken, omdat hij vrijwillig met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) is vertrokken naar Turkije. Verzoeker heeft daarbij gevraagd om de minister te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten. [2]
3. Als niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit, bestaat geen recht op een vergoeding van de proceskosten.
Voldoet het beroep van verzoeker aan de voorwaarden?
4. In dit geval dient de rechtbank ambtshalve te beoordelen of verzoeker procesbelang zou hebben gehad bij de beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen. Uit het bericht van 7 maart 2025 over de bevestiging van het vertrek van verzoeker met behulp van het IOM op 6 maart 2025, blijkt dat verzoeker op laatstgenoemde datum een vertrekverklaring heeft ondertekend. Door het onderteken hiervan heeft verzoeker verklaard dat hij Nederland vrijwillig verlaat en dat hij ermee instemt dat nog openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel worden beëindigd.
5. Nu de procedure ter zake van de asielaanvraag van eiser is beëindigd, kan er geen sprake meer zijn van een besluit op een aanvraag dat niet tijdig is genomen. Dit betekent dat de ingebrekestelling, die betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit, zonder betekenis is. De rechtbank is daarom van oordeel dat verzoeker geen procesbelang meer zou hebben gehad bij zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, nu er geen asielaanvraag meer is om op te beslissen. Het beroep zou niet-ontvankelijk zijn verklaard wanneer verzoeker dit beroep niet had ingetrokken.
6. Het beroep van verzoeker voldoet dan ook niet aan de voorwaarden, het verzoek om een proceskostenveroordeling zal daarom worden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzoek om de minister te veroordelen in de proceskosten wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:75 en 8:75a van de Awb, nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).