In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiser, een Pakistaanse man die asiel heeft aangevraagd, behandeld. Eiser heeft op 18 januari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze is op 26 augustus 2024 afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelt dat hij in Pakistan vanwege zijn homoseksuele geaardheid wordt bedreigd en heeft een verleden van asielaanvragen in andere Europese landen. De rechtbank heeft op 15 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat zijn homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig wordt geacht. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en bevestigt het terugkeerbesluit naar Pakistan, maar constateert een procedureel gebrek in de ondertekening van het bestreden besluit, wat leidt tot een proceskostenveroordeling.