ECLI:NL:RBDHA:2025:7144

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
C/09/680206 / KG ZA 25-131
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van de GVM-lijst en afschaling van risicocategorie in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser], gedetineerd in de PI [plaats 1], vorderde om met onmiddellijke ingang van de GVM-lijst te worden verwijderd, dan wel zijn GVM-status te wijzigen van 'hoog' naar 'verhoogd'. De vordering is ingediend tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst in de categorie 'hoog' gerechtvaardigd is op basis van de criteria B (vermoedens van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie) en E (ondermijning van het gezag van de directie en het personeel in de inrichting). De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de selectiefunctionaris in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen, gezien de gedragingen van [eiser] in de inrichting en de informatie uit de GRIP-rapporten. De vorderingen van [eiser] zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van € 1.999,00. De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van de selectiefunctionaris en de noodzaak van monitoring van gedetineerden die als een risico worden beschouwd.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/680206 / KG ZA 25-131
Vonnis in kort geding van 25 maart 2025
in de zaak van
[eiser]gedetineerd in de PI [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. W.B.O. van Soest te Rotterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M. Beekes te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 maart 2025;
- de door de Staat overgelegde conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 15;
- de op 11 maart 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Op 17 januari 2023 is [eiser] aangehouden in verband met (de verdenking van) overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie.
2.2.
In het rapport van het Gedetineerden recherche informatiepunt (hierna: GRIP) van 11 mei 2023 is over [eiser] onder meer het volgende vermeld:

Achtergrond:
[eiser] wordt niet gezien als een persoon binnen het CSV [crimineel samenwerkingsverband; voorzieningenrechter] van [eiser] met een leidinggevende rol. Hij wordt meer gezien als een persoon binnen de organisatie die de structuur van het CSV in gevaar kan brengen omdat hij door personen uit het CSV gekenmerkt wordt als een ongeleid projectiel. Het lijkt erop dat hij beïnvloedbaar is, omdat hij er graag bij wil horen. Via onderschepte SKY-communicatie is gebleken dat hij meer wordt gezien als een last, in plaats van een aanvulling binnen het CSV. Vanwege zijn zelf uitgevoerde handeltjes en mishandelingen wordt hij aangemerkt door andere leden uit het CSV als roekeloos. Vanuit het CSV krijgt hij ook geen opdrachten toegewezen. Wanneer hij in problemen zat door eigen toedoen werden er vanuit het CSV wel acties ondernomen, maar dit werd door het CSV niet gewaardeerd. Ook uit communicatie vanuit de EBI tussen personen uit het CSV is gebleken dat hij wordt gezien als een persoon die onrust veroorzaakt en dat er wordt getwijfeld aan zijn geestelijke vermogens.
(…)
Absoluut niet geplaatst worden bij:
(…) [naam 1] , (…) [naam 2] (…) [naam 3] (…) [naam 4] (…)”
2.3.
In het GRIP-rapport van 11 september 2023 is met betrekking tot [eiser] onder meer het volgende opgenomen:
“Rechercheteams van Nationale Politie achten het waarschijnlijk dat de aanhouding van [naam 5] tot onrust zal leiden bij bepaalde gedetineerden. [eiser] (…) is één van die gedetineerden. De Nationale Politie adviseert betrokkene extra te monitoren en eventuele bijzonderheden met betrekking tot zijn gedragingen, uitlatingen met betrekking tot te beveiligen personen, voortgezet crimineel Handelen tijdens Detentie (VCHD) en dergelijke te delen met het GRIP.”
2.4.
Op 13 september 2023 is [eiser] besproken in het Operationeel Overleg (hierna: het OO). De selectiefunctionaris heeft [eiser] vervolgens geplaatst op de GVM-lijst (Gedetineerden met een Vlucht- en/of Maatschappelijk risico) in de categorie ‘verhoogd’, op basis van criterium F (ongeoorloofde contacten met slachtoffers en/of nabestaanden, medewerkers in het strafrecht, - of de executieketen dan wel ongeoorloofde contacten met media of zichtbaarheid op social media) voor de duur van een maand. Uit de verslaglegging van het OO blijkt dat de informatie in het GRIP-rapport van 11 september 2023 de aanleiding is geweest voor de plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst.
2.5.
Na het OO van 11 oktober 2023 is de GVM-status van [eiser] gewijzigd van categorie ‘verhoogd’ naar ‘hoog’ voor de duur van zes maanden, op basis van criteria B (vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie en F (zoals hiervoor genoemd in 2.4). In de verslaglegging van het OO is daarover het volgende vermeld:
“Betrokkene kan vrijuit bellen naar ongescreende nummers en doet dit ook. Hij is zich bewust van zijn maatregelen en schakelt in gesprekken dan plotseling van het Nederlands naar het Arabisch/Marrokaans. Zijn broertje beheert waarschijnlijk een telefoon van betrokkene en speelt een belangrijke rol in het doorgeven van berichten via Snapchat aan voor ons onbekende personen. Zijn broertje leest de antwoorden dan voor en/of verzend berichten in opdracht van betrokkene.
Betrokkene geeft aan dat hij last heeft van zijn achternaam en daardoor verkeerd beoordeeld wordt. Daarentegen probeert hij ook status te ontlenen aan zijn naam en familiaire banden met [naam 3] . Hij dikt in de telefoongesprekken alles een beetje aan, dat het net een EBI is maar dan ietsjes lichter, dat hij vervoerd wordt door het BOT, geblinddoekt etc. Wil op de afdeling ook graag gezien worden, is vaak negatief over de afdeling, het dagprogramma etc. Wekt de indruk dat hij aan het stoken is. Betrokkene probeert via zijn broertje toch ongecontroleerde contacten te onderhouden. Onduidelijk is waarom hij die personen niet gewoon belt; hij heeft geen belbeperking en/of screening van contacten. Juist dit gedrag geeft de indruk dat hij mensen buiten het zicht wil houden of dat de contactmomenten moeilijker te achterhalen zijn en dat betrokkene mogelijk toch meer invloed zou kunnen hebben dan hij doet lijken.”
2.6.
[eiser] is op 2 april 2024 door de rechtbank Gelderland veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar in verband met de overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. [eiser] heeft hoger beroep ingesteld.
2.7.
Ook na het OO van 10 april 2024 en dat van 9 oktober 2024 heeft de selectiefunctionaris de GVM-status van [eiser] met categorie ‘hoog’ verlengd.
2.8.
Uit de verslaglegging van het OO van 9 oktober 2024 volgt dat aan de GVM-status van [eiser] , naast criteria B en F, ook criterium E (ondermijning van het gezag van de directie en het personeel in de inrichting) ten grondslag is gelegd. [eiser] was toen recent overgeplaatst vanuit de PI [plaats 2] naar de PI [plaats 1] . In het verslag van het OO van 9 oktober 2024 is het volgende vermeld:
“Betrokkene houdt sinds de plaatsing het afdelingspersoneel erg bezig. Hij heeft sinds zijn plaatsing in PI [plaats 1] in één week tijd al 3 rapporten gekregen, waaronder 2 drugsgerelateerd en 1 voor ondermijnen GVM-maatregel. Daarnaast vertoont betrokkene de laatste maanden ook ondermijnend gedrag. Zo heeft hij in PI [plaats 2] ongeoorloofd contact gezocht met een gedetineerde uit een andere groep. In PI [plaats 1] heeft hij een niet gescreend nummer gebeld en heeft hij in een week al meerdere waarschuwingen v.w.b. contacten telefonie, waarin hij de regels niet naleeft.
Gelet op bovenstaande en het lopende hoger beroep wordt de GVM-hoog status van betrokkene verlengd met indicaties B en F. Indicatie E (ondermijning van gezag) wordt hieraan toegevoegd.”
2.9.
Op 19 december 2024 heeft de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) uitspraak gedaan op het beroep van [eiser] in een beklagzaak, waarin [eiser] zich heeft beklaagd over (onder meer) GVM-maatregelen die op 14 september en 16 oktober 2023 aan hem zijn opgelegd. De beroepscommissie van de RSJ heeft het beroep van [eiser] deels gegrond verklaard, omdat volgens de commissie de noodzaak voor het opleggen van de GVM-maatregelen onvoldoende aannemelijk was. Daartoe is het volgende overwogen:
“Voor de beslissing tot het opleggen van de GVM-maatregelen van 16 oktober 2023 komt de beroepscommissie tot een andere conclusie. Die beslissing acht zij onvoldoende gemotiveerd. De noodzaak voor het opleggen van de GVM-maatregelen is naar het oordeel van de beroepscommissie daarbij onvoldoende aannemelijk geworden. In dat kader overweegt de beroepscommissie dat, hoewel het OO kennelijk aanleiding heeft gezien om klagers status op de GVM-lijst van ‘verhoogd’ te wijzigen in ‘hoog’, zij in de beschikbare informatie onvoldoende concrete aanleiding ziet op grond waarvan het pakket aan toezichtsmaatregelen op dat moment redelijkerwijs konden worden gebaseerd. Het enige concreet benoemde is het vermoedelijk doorgeven van berichten aan derden via klagers broertje. Dat wordt – zo begrijpt de beroepscommissie uit de beslissing – afgeleid uit het (enkele) gegeven dat klager in gesprekken overschakelde naar het Arabisch. Klager stelt onweersproken dat hem niet was verteld dat hij niet in het Arabisch mocht praten met zijn broertje. Er is geen (concrete) informatie voorhanden over ongeoorloofde contacten met slachtoffers/nabestaanden, noch wordt een verdere toelichting gegeven over het voortgezet crimineel handelen in detentie.”
2.10.
[eiser] heeft zich ook beklaagd over de aan hem op 10 oktober 2024 door de directeur van de PI [plaats 1] opgelegde toezichtsmaatregelen. De beklagcommissie van de PI [plaats 1] heeft op 30 januari 2025 het beklag van [eiser] gegrond verklaard. Daartoe is het volgende overwogen:
“De directeur heeft haar beslissing van 10 oktober 2024 gebaseerd op informatie welke tevens is gebruikt in voorgenoemde beroepszaak.
Gelet op de beslissing van de RSJ is de beklagcommissie van oordeel dat enkel het ongeoorloofd bellen, waarvoor klager een waarschuwing heeft ontvangen en de stortingen op zijn rekening courant rekening onvoldoende actueel, betrouwbaar en concreet zijn om de opgelegde toezichtmaatregelen te kunnen rechtvaardigen. De opgelegde sancties waar de directeur naar verwijst hebben naar het oordeel van de beklagcommissie geen relatie met de noodzaak voor het opleggen van de maatregelen.”
2.11.
In de halfjaarsrapportage GVM ten behoeve van het OO van 12 februari 2025 heeft de PI [plaats 1] de volgende informatie verstrekt:
“PI [plaats 1] ziet graag de indicaties en onderbouwing opnieuw bevestigd, zodat in juridische procedures kan worden getoond dat uitspraak RSJ in overweging is genomen:

VCHD: ivm stortingen op rekening courant. Deze zijn nagekeken door BIV, daaruit is geconstateerd dat de 2 van de betrokken personen niet alleen geld overmaken naar betrokkene, maar ook naar andere gedetineerden in andere PI’s. In beklagprocedure werd door advocaat aangegeven dat het om jeugdvrienden zou gaan, maar dat neemt het vermoeden van VCHD niet weg.
 Hr. [naam 8] maakt naast [eiser] ook geld over naar [naam 7] ) gedetineerd in de PI [plaats 3] . Wel minder frequent dan naar [eiser] .
 Chaperon Zorg heeft naast 1 transactie naar [eiser] ook 2 keer geld overgemaakt naar gedetineerde [naam 9] gedetineerd in [plaats 2] ( [locatie] ).
 Daarbij komt dat betrokkene ook recent broertje [naam 10] ( [geboortedatum] 2010) en contact [naam 11] (geboren 2002) buiten veel moeten regelen en dat er sprake van onduidelijke financiële transacties (olijfolie?)

Ondermijning: ondermijnend gedrag in PI [plaats 1] (bezit softdrugs, positieve UC, uitdagen van personeel wat resulteerde in dreigende situatie, veroorzaken alarmsituatie, ongeoorloofde telefoontjes, kwetsen en beledigen medewerkers via post)

Ongeoorloofde contacten: gebaseerd op contacten met onbekende personen via het snapchataccount dat door broer wordt beheerd (zichtbaarheid social media)? Ook in PI [plaats 1] nog activiteit zichtbaar op snapchataccount: recent is een briefje gevonden met de gegevens van het snapchataccount in de cel van een medegedetineerde. BIV heeft geconstateerd dat het account ook nu nog steeds actief is. Hij volgt meer mensen dan eerder en meer mensen volgen hem. Dit kan alleen als er handelingen worden verricht op het account.
(…)
Advies:
 Handhaven op GVM-hoog: het hoger beroep in zijn eigen zaak loopt nog, evenals in de familie-gerelateerde zaken als “ [strafzaak] ’.
(…)

Telefonisch contact
De dagelijkse telefoontjes (max. 10 minuten per dag) zijn een wirwar een telefoontjes. Vaak brengt hij een verbinding van enkele seconden tot stand om zo weer naar een volgende te gaan en weer terug. Met name zijn jongste broertje [naam 10] , moet veel van betrokkene regelen maar hij legt ook meer druk qua verzoeken op [naam 11] . Hij eist van zijn broertje vaak dingen op een dwingende toon en wordt regelmatig boos, als [naam 10] iets niet
geregeld of voor elkaar heeft gekregen. Met zowel zijn vader als zijn moeder spreekt [eiser] standaard in een andere taal. De laatste periode is betrokkene ook met broertje [naam 10] meer in het Marokkaans gaan communiceren dan voorheen. Hij belt alleen met zijn ouders, [naam 10] , [naam 11] en 2x [naam 12] . Met name bij de gesprekken met [naam 10] en [naam 11] , worden toch regelmatig financiele zaken gezien die met verschillende personen geregeld moeten worden. De stortingen van bv [bedrijf] (*), zijn niet op de rekening van betrokkene waargenomen. De gesprekken over olijfolie, zijn mogelijk verkapt maar niet tastbaar is waar dat over gaat. (…)
-29-11-2024 2x een gesprek in het Marokkaans welke ingestuurd (…)
Gesprek 2 ( [eiser] = betrokkene/ [naam 10] = [naam 10] ) zie v.w.b. bedrag 150/300 (…) [eiser] zegt dat [naam 10] tegen hem [derde] moet zeggen dat hij [derde] nog 300 moet sturen naar [naam 10] . [naam 10] zegt Oke, is goed. [eiser] zegt dat [naam 10] dat niet moet vergeten en zeggen dat het dit weekend moet. [naam 10] zegt OKe, is goed. [eiser] zegt: Zeg tegen hem dat hij hem datgene moet brengen. [naam 10] zegt Akkoord. [eiser] bedankt [naam 10] . (…)
-01-12-2024
[eiser] vraagt of er geld naar hem overgemaakt is en ‘naar die andere (*),’ waarop [naam 10] aangeeft: nee. [eiser] wilt dat het snel geregeld moet worden. [naam 13] heeft gereageerd op [naam 10] , [naam 10] geeft aan dat hij niet gereageerd heeft. Hierna hoor je [eiser] : het moet vandaag, moet vandaag!
-07-01-2025
Na de begroeting vraagt [eiser] : Hé, die 300 euro heb je hem ook gegeven toch.
NNman: Ehhh… hij zei 150.
[eiser] : Wie?
NNman: Hij.
[eiser] : Wie is hij?
NNman: Die man.
[eiser] : Zei hij 150 tegen jou?
NNman: Áh [ja]
[eiser] : Bij Allah [Zweer.]?
NNman: Bij Allah [zweer]
[eiser] : Oke, is goed.
NNman: Oke.
[eiser] : Oke, is goed bro.
NNman: Oke bro.
[eiser] : Heb je het hem overgemaakt of wat.
NNman: Nee.
[eiser] : Wie heeft het opgehaald, [naam 13] of die andere?
NNman: [naam 13] .
[eiser] : Oke, is goed.
(…)
Disciplinaire straffen en ordemaatregelen
Rapporten/sancties
*11-09-2024 Rapport wegens het bellen van een niet gescreend nummer > waarschuwing
*12-09-2024 Rapport wegens bezit 4 gram hasj > 3 dgn. SOC en degradatie (…)
*26-09-2024 5 dgn. SOC wegens positieve uc met score > 400 THC (…),
*30-09-2024 3 dgn. SOC wegens misleiding personeel (het zonder toestemming plegen van meerdere telefoontjes dan de toegestane aantal van 1)
*10-10-2024 3 dgn. SOC wv 3 dgn. vw wegens belediging personeel
*25-10-2025 7 dgn. SOC wegens het meerdere malen kwetsend en beledigend uitlaten over het personeel van het BIV. Betrokkene weet dat zij meeluisteren, dit geeft hij zelf ook aan tegen zijn gesprekspartner. Betrokkene kiest er vervolgens toch voor hen uit te maken voor kankerflikkers, kanker hoerenzonen, kankermoeders en BIV mongolen.
Betrokkene is eerder, op 10 oktober 2024 al eens aangesproken door de plv. vest. dir. op zijn taalgebruik over personeel van DJI. De medewerkers doen gewoon hun werk en moeten hiertoe in staat gesteld worden zonder dat zij dit over zichzelf moeten horen. Betrokkene heeft met de waarschuwing niets gedaan.
*29-11-2024 5 dgn. SOC wv 3 dgn. vw wegens het veroorzaken van een alarmsituatie
*07-12-2024 5 dgn. SOC wegens uitdagen personeel waarbij andere gedetineerden [ook] mee gingen doen en er een dreigende situatie ontstond.”
2.12.
Het meest recente OO heeft plaatsgevonden op 12 februari 2025. In de verslaglegging daarvan is het volgende vermeld:
“Uit de monitoring door PI [plaats 1] is gebleken dat betr. via telefoongesprekken met zijn broertje (financiële) zaken probeert te regelen, waaronder contacten met derden, financiële transacties en zaken als horloges, parfum en olijfolie. Betr. geeft op een gegeven moment een telefoonnummer aan zijn broertje. Een check op dit telefoonnummer door BIV heeft aangetoond dat dit nummer ook vanaf verschillende Telio-kaarten van andere gedetineerden wordt gebeld. Ook in zijn contacten met zijn gescreende vriend [naam 11] vraagt betr. zaken voor hem te regelen. Bovenstaande zaken dragen bij aan het beeld dat betr. zich bezighoudt met VCHD (B).
Het gedrag van betr. de afgelopen maanden heeft te wensen overgelaten. Betr. ontving meerdere sancties voor drugsgerelateerde rapporten (contrabande en gebruik), het veroorzaken van een alarm, het uitdagen van personeel en het veroorzaken van een dreigende situatie waarop moest worden ingegrepen. Ook ontving hij een sanctie wegens het kwetsen en beledigen van het personeel en een sanctie voor verschillende ongeoorloofde telefoontjes op een moment dat hij straf op cel had en enkel toestemming had gekregen voor één telefoontje naar zijn familie. Een van deze telefoontjes was naar een niet gescreend nummer (E).
Ook indicatie F is nog altijd actueel. Uit de monitoring door het BIV blijkt dat betr. nog steeds ongeoorloofd actief is op zijn snapchataccount, maar ook via WhatsApp en Instagram. Er is recent is een briefje gevonden met de gegevens van zijn snapchataccount in de cel van een medegedetineerde. BIV heeft ook geconstateerd dat het account ook nu nog steeds actief is.
Gelet op bovenstaande wordt de GVM-hoog status van betr. verlengd met indicaties B, E en F.”
2.13.
De selectiefunctionaris heeft de GVM-status van [eiser] met categorie ‘hoog’ vervolgens verlengd op basis van criteria B, E en F. In het OO van april 2025 wordt de GVM-status van [eiser] opnieuw besproken.
2.14.
Op 13 februari 2025 heeft de directeur van de PI [plaats 1] aan [eiser] toezichtsmaatregelen opgelegd. Tegen die beslissing heeft [eiser] beklag ingesteld en ook een schorsingsverzoek ingediend. Het schorsingsverzoek is op 14 februari 2025 afgewezen door de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad primair de Staat te gebieden [eiser] met onmiddellijke ingang van de GVM-lijst te verwijderen, dan wel subsidiair, de GVM-status van [eiser] te wijzigen van ‘hoog’ naar ‘verhoogd’, met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan. Als gevolg van plaatsing op de GVM-lijst, worden aan [eiser] toezichtsmaatregelen opgelegd die hem in zijn dagelijkse leven in de PI beperken. Voor plaatsing op de GVM-lijst is geen enkele grond aanwezig. Van voortgezet handelen vanuit detentie, ondermijning van het gezag van de directie en het personeel en ongeoorloofde contacten via social media is geen sprake. De onderbouwing die het OO daarvoor geeft is onvoldoende. Om die reden kon niet in redelijkheid worden gekomen tot het besluit om [eiser] op de GVM-lijst te plaatsen in de categorie ‘hoog’, zodat die plaatsing onrechtmatig is.
3.3.
De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Aan de vordering van [eiser] ligt de stelling ten grondslag dat de Staat onrechtmatig jegens hem handelt. Daarmee is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding, gegeven. [eiser] is ook ontvankelijk in zijn vordering, omdat er voor hem geen andere rechtsgang openstaat om tegen zijn plaatsing op de GVM-lijst (in de categorie ‘hoog’) op te komen.
4.2.
Plaatsing van gedetineerden op de GVM-lijst is geregeld in de circulaire Gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico van 8 juli 2021 (hierna: de Circulaire). Hierin is onder meer het volgende bepaald. De beslissing om een gedetineerde op de GVM-lijst te plaatsen en welk risicoprofiel wordt toegepast, wordt namens de Minister genomen door de selectiefunctionaris, nadat de gedetineerde is besproken in het OO en naar aanleiding daarvan advies is uitgebracht. Het OO is een landelijk samenwerkingsverband van de bij het gevangeniswezen betrokken partijen (zoals een selectiefunctionaris, een directeur van een PI, iemand van het GRIP en vertegenwoordigers van het Landelijk Parket/OM) dat de gevaarzetting ten aanzien van gedetineerden in kaart brengt en adviseert over de categorie van de dreiging ‘verhoogd’, ‘hoog’ of ‘extreem’. De beoordeling vindt plaats volgens de in de Circulaire vermelde criteria. Elke gedetineerde op de GVM-lijst wordt na zes maanden opnieuw in het OO besproken, of eerder indien daartoe aanleiding bestaat. Voor gedetineerden in de categorie ‘hoog’, zoals hier het geval, geldt dat zij een dusdanige dreiging vormen voor de orde en veiligheid van de inrichting dat zij middels het OO gemonitord moeten worden en in één van de GVM-hoog PI’s worden geplaatst. [eiser] is laatstelijk besproken in het OO op 12 februari 2025, naar aanleiding van de uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ van 19 december 2024.
4.3.
De selectiefunctionaris, die namens de Minister de beslissing neemt om een gedetineerde op de GVM-lijst te plaatsen in een bepaalde categorie en om deze plaatsing te handhaven, komt een grote mate van beoordelingsvrijheid toe. Dit brengt mee dat alleen plaats is voor het treffen van een voorziening als in dit kort geding moet worden geconcludeerd dat de selectiefunctionaris in redelijkheid niet tot de beslissing om [eiser] op de GVM-lijst in de categorie ‘hoog’ te plaatsen, althans deze plaatsing te handhaven, heeft kunnen komen.
4.4.
De plaatsing en handhaving van [eiser] op de GVM-lijst is gebaseerd op de criteria B, E, en F. Hierna wordt per criterium besproken of de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen komen tot plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst althans tot handhaving van die plaatsing.
4.5.
Uit de verslaglegging van het OO volgt dat criterium B, het vermoeden van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie, (onder meer) is gebaseerd op het feit dat [eiser] via telefoongesprekken met zijn broertje [naam 10] en zijn vriend [naam 11] diverse zaken probeert te regelen, waaronder contacten met derden en financiële transacties. Dat hiervoor aanwijzingen bestaan, volgt genoegzaam uit de halfjaarsrapportage GVM, waarin de telefoongesprekken van [eiser] zijn uitgeschreven (zie 2.11 voor enkele passages). Daarin valt te lezen dat [eiser] regelmatig opdrachten geeft over het ontvangen of versturen van geldbedragen, al dan niet op te halen door derden. Onduidelijk is wie die derden zijn en waar de opdrachten voor zijn bedoeld, terwijl [naam 10] en [naam 11] - zonder al te veel woorden - direct begrijpen waar [eiser] het over heeft. Niet onbegrijpelijk is dat, zoals de Staat aanvoert, de omstandigheid dat deze gesprekken voor een buitenstaander niet goed te volgen zijn, bijdraagt aan een vermoeden van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie. Zulks mede gelet op de delicten waarvoor [eiser] is veroordeeld en de criminele kringen waarin hij zich bevindt. Voor dat laatste is van belang dat [eiser] volgens het GRIP deel uitmaakt van het crimineel samenwerkingsverband rondom [naam 3] . [eiser] heeft op zitting weliswaar een verklaring gegeven voor de gesprekken die over olijfolie gaan, maar hij heeft geen uitleg gegeven voor alle andere financiële transacties waar het in de telefoongesprekken over gaat. [eiser] voert aan dat de ‘tikkies’ waarover wordt gesproken, zijn bedoeld voor de gevallen waarin iemand geld heeft voorgeschoten voor eten, drinken, kleding en accessoires, maar dat kan niet zonder meer uit de telefoongesprekken worden afgeleid. Kortom, de telefoongesprekken van [eiser] roepen vele vraagtekens op die het vermoeden van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie in stand houden. Het is niet onbegrijpelijk dat de selectiefunctionaris op basis daarvan tot een risico-inschatting is gekomen dat [eiser] zich in detentie mogelijk bezighoudt met voortgezet crimineel handelen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de selectiefunctionaris dan ook in redelijkheid kunnen beslissen om [eiser] op basis van criterium B op de GVM-lijst in de categorie ‘hoog’ te plaatsen.
4.6.
Dit geldt ook voor criterium E. Voor wat betreft dit criterium, ondermijning van het gezag van de directie en het personeel in de inrichting, leidt de voorzieningenrechter uit de verslaglegging van het OO af dat gewicht is toegekend aan het gedrag van [eiser] in de PI in de afgelopen maanden. Daarbij is onder meer benoemd dat [eiser] sancties heeft gekregen voor drugsgerelateerde zaken, het uitdagen van personeel en het veroorzaken van een dreigende situatie alsmede voor het kwetsen en beledigen van het personeel en voor ongeoorloofde telefoontjes. De diverse rapporten en disciplinaire straffen die [eiser] daarvoor heeft gekregen zijn uitgebreid opgesomd in de halfjaarsrapportage GVM (zie 2.11). [eiser] heeft, zoals hij ook erkent, in de inrichting gebruikgemaakt van softdrugs. Dat is in strijd met de regels. Het enkele feit dat hij dit niet in het openbaar maar op zijn cel heeft gedaan, maakt de overtreding er niet minder op. Ook blijkt dat [eiser] zich regelmatig van scheldwoorden bedient als hij het over het personeel van de inrichting heeft. [eiser] heeft verder op zitting verklaard dat hij in de telefoongesprekken aan zijn vriend [naam 11] vraagt om bepaalde berichten door te geven aan derden, omdat hij maar een beperkt aantal personen mag screenen. Dat betekent dat [eiser] (via zijn gescreende contacten) contact onderhoudt met mensen die niet gescreend zijn. Ook is gebleken dat [eiser] zich niet altijd houdt aan de belregels, nu hij achttien keer heeft gebeld naar zijn vader, broer, een vriend en een kennis terwijl hem in verband met een sanctie die hem was opgelegd maar één telefoontje was toegestaan. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om eraan te twijfelen dat [eiser] wist dat hij maar één telefoontje mocht plegen. Al deze incidenten samengenomen zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende zwaarwegend om in redelijkheid tot de beslissing te kunnen leiden dat sprake is van ondermijning van gezag van de directie en het personeel in de inrichting.
4.7.
Ten aanzien van criterium F, ongeoorloofde contacten via/zichtbaarheid op social media, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiser] actief is op social media. [eiser] heeft een eigen, besloten, Instagram-account. De Staat heeft door middel van overgelegde screenshots aangetoond dat het Instagram-account van [eiser] op 16 januari jl. 139 volgers en 144 gevolgde accounts telde en op 22 januari jl. betrof dat 138 volgers en 143 gevolgde accounts. De wijzigingen in het aantal volgers/gevolgde accounts wijst er volgens de Staat op dat [eiser] actief is op social media. [eiser] heeft dit afdoende weersproken. Hij heeft verklaard dat de afname in zijn volgers/volgend aantallen is te verklaren door het feit dat een van de volgers waarschijnlijk zijn/haar account heeft verwijderd. Dat heeft er volgens [eiser] automatisch toe geleid dat het aantal volgers/gevolgde accounts met één is afgenomen. In het geval een Instagram-account wordt verwijderd, is het volgens [eiser] namelijk niet meer mogelijk om dat account te volgen, omdat dat account dan verdwijnt. Dat [eiser] actief is op Snapchat of WhatsApp of dat anderen op deze social media een account voor hem beheren blijkt ook niet uit de overgelegde telefoongesprekken en is ook verder niet aannemelijk gemaakt. Het enkele feit dat [eiser] in zijn telefoongesprekken tegen zijn broertje [naam 10] of zijn vriend [naam 11] zegt dat hij derden moet ‘snappen’ of ‘appen’ vormt geen aanwijzing voor het feit dat hij daarmee bedoelde dat zij dat op de Snapchat- of WhatsAppaccount van [eiser] moesten doen. Het is immers onder de jeugd zeer gebruikelijk om zelf dergelijke accounts te hebben en te gebruiken om te communiceren.
4.8.
Dat naar voorshands oordeel voor criterium F weinig indicaties zijn, neemt niet weg dat criteria B en E – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – onverminderd actueel zijn. Dat leidt tot het oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om de plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst in de categorie ‘hoog’ te handhaven. Voor een afschaling van het risicoprofiel van ‘hoog’ naar ‘verhoogd’ ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding. De vorderingen van [eiser] worden dan ook afgewezen.
4.9.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. In hetgeen [eiser] heeft aangevoerd, namelijk dat het in verband met zijn draagkracht onredelijk is dat hij in voorkomend geval alle proceskosten zou moeten dragen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt. De proceskosten van de Staat worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.999,00
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.
yd