ECLI:NL:RBDHA:2025:7163

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
NL24.50929
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van eiser met Tsjadische nationaliteit

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag van eiser, die de Tsjadische nationaliteit heeft. Eiser is het niet eens met de afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve aandacht van de Tsjadische autoriteiten staat of zal komen te staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de documenten en verklaringen die eiser heeft overgelegd niet geloofwaardig zijn en dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vrees voor vervolging. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50929

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Erdal).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag van eiser. Eiser is het niet met deze afwijzing eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag wel in stand kan blijven. Eiser heeft met zijn nieuwe documenten en verklaringen namelijk niet alsnog aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve aandacht van de Tsjadische autoriteiten staat of zal komen te staan. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Procesverloop

2. Met het besluit van 12 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft daarnaast een inreisverbod voor de duur van twee jaar aan eiser uitgevaardigd.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep (NL24.50930) op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. M.S. Nizamoeddin als waarnemer van zijn gemachtigde, [naam 1] als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser stelt dat hij is geboren op [geboortedatum] 1995 en dat hij de Tsjadische nationaliteit heeft.
3.1.
Eiser heeft eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in Nederland ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 11 december 2020 afgewezen, kortgezegd omdat hij mogelijk in Tsjaad wel heeft deelgenomen aan vier manifestaties over uiteenlopende onderwerpen in de periode van 2015 tot 2018, maar de daaruit voorvloeiende problemen ongeloofwaardig worden geacht. Niet wordt gevolgd dat hij door de manifestaties in de negatieve belangstelling van de Tsjadische veiligheidsdienst heeft gestaan of is komen te staan en dat hij wordt gezocht. Deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, heeft het beroep tegen het besluit van 11 december 2020 bij uitspraak van 4 oktober 2021 ongegrond verklaard (NL20.22062). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft het hoger beroep van eiser gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd, en de zaak teruggewezen naar de rechtbank om door haar te worden behandeld (202106824/1/V2). Deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, heeft vervolgens het beroep bij uitspraak van 7 juli 2023 opnieuw ongegrond verklaard (NL23.15153). De Afdeling heeft het hoger beroep van eiser bij uitspraak van 21 augustus 2023 ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het besluit van 11 december 2020 staat nu in rechte vast.
3.2.
Op 13 november 2023 heeft eiser opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Daaraan legt hij nieuwe documenten ten grondslag, die volgens hem aantonen dat hij wordt gezocht door de Tsjadische autoriteiten.
In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het nog steeds niet geloofwaardig is dat eiser door de veiligheidsdiensten wordt gezocht. Daaraan legt hij ten grondslag dat eiser met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd opgemaakte en afgegeven documenten heeft overgelegd, dat hij bepaalde verklaringen niet met documenten heeft onderbouwd, en dat hij niet samenhangend en aannemelijk heeft verklaard. Eiser loopt geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade, omdat hij heeft deelgenomen aan enkele demonstraties en daardoor niet in de problemen is gekomen of in de negatieve aandacht van de autoriteiten is komen te staan.
Verweerder heeft de asielaanvraag vervolgens afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), in samenhang bezien met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw, omdat eiser een opvolgende aanvraag heeft ingediend en deze niet niet-ontvankelijk is verklaard.
Verweerder heeft daarnaast een inreisverbod voor de duur van twee jaar aan eiser uitgevaardigd.
Geloofwaardigheid zoektocht Tsjadische veiligheidsdiensten
4. Eiser voert in beroep aan verweerder zich ten onrechte, dan wel ondeugdelijk gemotiveerd, op het standpunt heeft gesteld dat nog steeds ongeloofwaardig is dat hij door de Tsjadische veiligheidsdiensten wordt gezocht.
Nieuwe elementen en bevindingen
4.1.
In deze opvolgende aanvraag heeft eiser nieuwe stukken overgelegd om alsnog aannemelijk te maken dat hij door de Tsjadische veiligheidsdienst wordt gezocht. Het gaat om een politieoproep van 21 oktober 2022, een politieoproep van 23 oktober 2022, een opsporingsbevel van 13 september 2023, een kopie van een brief van de nationale coördinator [naam 2], een kopie van een lidmaatschapspas van [naam 2], en algemene artikelen over de situatie in Tsjaad. Daarnaast heeft eiser er in het gehoor van 10 december 2024 op gewezen dat er na de vorige asielprocedure nieuwe demonstraties hebben plaatsgevonden die tot problemen hebben geleid. Op 20 oktober 2022 heeft een demonstratie in Tsjaad plaatsgevonden, waarbij de autoriteiten dachten dat eiser naar Tsjaad was teruggekeerd en hem na de demonstratie hebben gezocht. Omdat eiser niet thuis was, hebben de autoriteiten zijn broer meegenomen. Eiser heeft ook gewezen op demonstraties van 28 en 29 februari 2024, die grote nadelige gevolgen hebben gehad voor de demonstranten (gehoor, p. 5). Ook wijst eiser er nog op dat iemand van de ambassade hem heeft herkend (gehoor, p. 11).
Oproepen en opsporingsbevel
4.2.
Uit de verklaring van onderzoek van 5 juli 2024 blijkt dat Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat de twee politieoproepen en het opsporingsbevel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Eiser heeft dit in zijn gehoor betwist en gesteld dat het gaat om documenten die op officiële wijze zijn opgesteld en afgegeven. Hij heeft daarmee echter niet gemotiveerd betwist dat de verklaring van onderzoek op zorgvuldige wijze stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Naar het oordeel van de rechtbank roepen de conclusies van de verklaring van onderzoek in relatie tot de bevindingen naar aanleiding van dat onderzoek ook geen vragen op. Uit het bestreden besluit blijkt dat de uitslag en inzichten van Bureau Documenten door een landenspecialist van Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) zijn vergewist. Verweerder mocht van de verklaring van onderzoek uitgaan. Eiser heeft geen contra-expertise ingebracht om de verklaring van onderzoek te weerleggen.
4.3.
Nu verweerder van de verklaring van onderzoek mocht uitgaan, is vervolgens de vraag wat de waarde is van de overgelegde documenten. Omdat de oproepen en het opsporingsbevel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven, hoefde verweerder daar op zichzelf al weinig tot geen waarde aan te hechten.
4.4.
Daar komt bij dat verweerder zelf nog een aantal terechte opmerkingen over die documenten heeft gemaakt. Zo heeft verweerder erop kunnen wijzen dat er spellingsfouten in de documenten staan. Dat de graad van analfabetisme hoog is in Tsjaad en dat mensen door vriendjespolitiek in plaats van door kwaliteit aan hun functie komen in Tsjaad, is geen verklaring voor het feit dat er meerdere spelfouten in basale woorden (zoals de naam van een land) in een standaard briefhoofd van een officieel document van de politie staan. Het gaat immers op een format van een briefhoofd dat niet door een ambtenaar wordt ingevuld.
4.5.
Bovendien heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser vaag over de documenten heeft verklaard. Eiser zou in februari 2018 uit Tsjaad zijn vertrokken, maar de oproepen dateren van september/oktober 2022, en dus van 4,5 jaar later, en het arrestatiebevel zelfs van nog een jaar later. Eiser heeft daarover toegelicht dat hij in 2021 is gepresenteerd bij de Tsjaadse ambassade, dat hij hier door één van de medewerkers is herkend, dat zijn naam vervolgens is doorgegeven aan de autoriteiten, dat de autoriteiten vervolgens wisten dat eisers asielaanvraag was afgewezen, dat zij dachten dat eiser weer in het land was, en dat zij daarom na een demonstratie op 20 oktober 2022 naar zijn huis zijn gegaan in een poging hem te arresteren, waarna ze zijn broertje arresteerden en vervolgens een oproep voor eiser (dus in 2022) hebben opgesteld. Verweerder heeft deze verklaringen niet hoeven te volgen, alleen al omdat de ambassade geen laissez-passer aan eiser heeft verstrekt en niet is gebleken dat zij hem hebben gezien bij de grenscontrole, en er dus geen reden was om te denken dat eiser in Tsjaad was. De stelling van eiser dat het voor de autoriteiten toch een poging waard was om na de eerstvolgende grote demonstratie te controleren of eiser was teruggekeerd, maakt dit niet anders. Uit de voorgaande procedure blijkt namelijk al dat eiser geen leidende rol heeft gehad bij de demonstraties en dat ongeloofwaardig is dat eiser problemen als gevolg van de demonstraties heeft ondervonden. Niet is te volgen dat iemand met een dergelijke kleine rol bij een presentatie direct wordt herkend, dat zijn naam wordt doorgespeeld aan de Tsjadische politie, en dat hij na een eerste grote demonstratie ook direct wordt gezocht. Verweerder heeft zich dus ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende inzicht biedt in de reden waarom de autoriteiten eiser in 2022 oproepen en een opsporingsbevel tegen hem uitvaardigen, terwijl hij al jaren weg is, geen leidende rol had bij de demonstraties, en hier in Nederland geen vergelijkbare activiteiten meer heeft ondernomen.
Documenten [naam 2]
4.6.
Bureau Documenten heeft de documenten van [naam 2] niet onderzocht. De waarde die - in het kader van de integrale beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas - aan deze documenten toekomt, moet worden bezien in het licht van de door eiser afgelegde verklaringen en tegen de achtergrond van hetgeen algemeen bekend is over de situatie in het land van herkomst (zie de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2853).
4.7.
Verweerder heeft er niet ten onrechte op gewezen dat eiser ongerijmd over zijn betrokkenheid bij [naam 2] heeft verklaard. Hij zegt dat hij al sinds 2016 lid is van deze organisatie, maar heeft hier tijdens zijn eerste asielprocedure niets over verklaard. Dit terwijl eiser toen al uitgebreid is bevraagd over zijn betrokkenheid bij de demonstraties. Ook is niet gebleken dat eiser moeite heeft gedaan om in de eerdere procedure stukken van zijn gestelde lidmaatschap van [naam 2] in te brengen, terwijl hij nu stelt dat hij al sinds 2016 een lidmaatschapskaart heeft en dat die ieder jaar wordt vernieuwd. Eiser zou het origineel van de lidmaatschapskaart hebben overgelegd, maar daar is verweerder ondanks intern onderzoek niet van gebleken. Zo blijkt uit het innamebewijs van 13 november 2023 niet dat eiser ook een lidmaatschapskaart heeft ingeleverd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij op enig moment het origineel van de lidmaatschapskaart bij verweerder heeft ingeleverd. Maar ook als eiser wel het origineel had overgelegd, doet dit niet af aan wat hiervoor is overwogen.
4.8.
Ook van de brief van [naam 2] heeft verweerder alleen een kopie ontvangen. Eiser heeft verklaard dat hij [naam 2] niet heeft gevraagd om het origineel, terwijl hij mede gelet op de eerdere procedure had moeten weten dat dit van belang kon zijn voor zijn asielprocedure. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat reeds dit doet twijfelen aan de inhoud van het relaas, nu de kopie van de brief niet op echtheid kan worden onderzocht. Bovendien heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser, ondanks meerdere vragen daarover, niet inzichtelijk heeft gemaakt waarop [naam 2] het standpunt baseert dat eiser gevaar loopt.
Overige verklaringen
4.9.
Gelet op de eerdere in rechte vaststaande afwijzing en wat hiervoor is overwogen heeft verweerder eiser ook niet hoeven te volgen in zijn verklaringen over de gestelde problemen voor zijn broer als gevolg van een demonstratie op 20 oktober 2022. Ook de verklaringen over de demonstraties op 28 en 29 februari 2024 maken niet dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de Tsjadische autoriteiten naar hem op zoek zijn.
Tussenconclusie
4.10.
Al het voorgaande in samenhang bezien maakt dat verweerder zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld de zoektocht naar eiser ongeloofwaardig is. De beroepsgrond slaagt niet.
Aannemelijkheid vrees
5. Nu de gestelde zoektocht niet ten onrechte ongeloofwaardig is geacht, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de enkele deelname aan demonstraties onvoldoende is om te concluderen dat er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. Met de overgelegde landeninformatie maakt eiser niet aannemelijk dat hij in de toekomst wél in de negatieve aandacht van de autoriteiten zal komen te staan. Uit die informatie blijkt wel dat demonstranten in Tsjaad gewelddadigheden kunnen ondervinden, maar eiser heeft – mede gelet op het voorgaande – niet aannemelijk gemaakt dat hem dit ook zal overkomen. Eiser heeft immers maar aan enkele demonstraties meegedaan en niet geloofwaardig is geacht dat dit eerder tot problemen heeft geleid. Niet valt in te zien waarom hij bij terugkeer alsnog in de negatieve aandacht van de autoriteiten zal komen te staan.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op het voorgaande heeft eiser met de nieuwe documenten en verklaringen dus niet alsnog aannemelijk gemaakt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt.
7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.