ECLI:NL:RBDHA:2025:7188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
NL25.17165
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die op 9 april 2025 in bewaring is gesteld, heeft tegen het besluit van de minister beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 22 april 2025, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de voortvarendheid van de minister. Eiser betoogde dat de minister onvoldoende voortvarend had gehandeld, omdat er na de inbewaringstelling te weinig handelingen waren verricht. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende voortvarend had gehandeld, aangezien er tijdig een claim was gelegd bij de Duitse autoriteiten en er een overdrachtsbesluit was genomen. De rechtbank concludeerde dat de bewaring niet langer dan zes weken zou duren en dat er geen aanleiding was om aan de rechtmatigheid van de maatregel te twijfelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter mr. A.S. Gaastra, in aanwezigheid van griffier mr. F.E. Brokke, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.17165

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. E. Özel).

Procesverloop

Bij besluit van 10 april 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2025, met behulp van een beeldverbinding, op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Heeft de minister voldoende voortvarend gehandeld?
1. Eiser betoogt dat de minister onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. In dit kader voert eiser aan dat er op 17 april 2025 een overdrachtsbesluit is genomen. Eiser betoogt dat dit de laatste handeling is die door de minister in het dossier is geplaatst. Er hadden sinds de inbewaringstelling van eiser meer handelingen moeten plaatsvinden waardoor eiser sneller overgedragen had kunnen worden.
1.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister voldoende voortvarend gehandeld. Eiser is op 9 april 2025 in bewaring gesteld. Op 11 april 2025 heeft de minister een claim gelegd bij de Duitse autoriteiten. Op 15 april 2025 zijn de Duitse autoriteiten hiermee akkoord gegaan. Uit artikel 28, derde lid, van de Dublinverordening volgt dat de bewaring vanaf het moment van het claimakkoord maximaal zes weken mag duren. Op 17 april 2025 heeft de minister een overdrachtsbesluit genomen. Ter zitting heeft de minister uitgelegd dat de termijn van 24 uur voor het indienen van een voorlopige voorziening tegen het overdrachtsbesluit is afgewacht. Indien binnen deze termijn namelijk een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingediend mag eiser de behandeling van het verzoek in Nederland afwachten. Deze termijn is inmiddels verlopen en eiser heeft geen voorlopige voorziening ingediend. De minister heeft op zitting toegelicht dat spoedig een overdracht zal worden gepland. De rechtbank heeft gelet op deze toelichting geen aanleiding om aan te nemen dat de bewaring langer dan zes weken vanaf 15 april 2025 zal duren. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
2. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgrond, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [1]

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.