ECLI:NL:RBDHA:2025:7190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
NL23.17508 en NL23.17509
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van eisers uit Trinidad en Tobago met betrekking tot vervolging op basis van homoseksuele geaardheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee eisers uit Trinidad en Tobago tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. De eisers hebben op 14 januari 2022 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 19 mei 2023 zijn afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen op 7 maart 2025 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde en een tolk aanwezig waren. De eisers stellen dat zij vanwege hun homoseksualiteit in Trinidad en Tobago zijn gediscrimineerd en bedreigd, en dat dit de reden is voor hun vlucht naar Nederland. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eisers geen gegronde vrees voor vervolging hebben. De rechtbank concludeert dat er een causaal verband bestaat tussen de incidenten die de eisers hebben ervaren en hun homoseksuele geaardheid. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en draagt de minister op om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten van de eisers vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.17508 en NL23.17509

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] , eiser 1, en [eiser 2] , eiser 2,

tezamen: eisers
v-nummer: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. J. van Veelen-de Hoop),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. van der Steen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Zij hebben op 14 januari 2022 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met de bestreden besluiten van 19 mei 2023 deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2. De rechtbank heeft de beroepen op 7 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, hun gemachtigde, als tolk M. Fayez, [persoon A] van LGBT-Asylum Support en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eisers stellen de nationaliteit van Trinidad en Tobago te hebben. Eiser 1 is geboren op [geboortedatum 1] 1999 en eiser 2 is geboren op [geboortedatum 2] 1975.
Asielrelaas
2. Eisers hebben – kort samengevat – aan hun asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij Trinidad en Tobago hebben verlaten omdat zij homoseksueel zijn. In Trinidad en Tobago werden eisers vanwege hun seksualiteit gediscrimineerd en bedreigd. Eiser 1 is mishandeld als gevolg van zijn homoseksuele geaardheid. Verder zijn de banden van hun auto lek gestoken en zijn de remkabels doorgeknipt. Zij hebben (pogingen tot) aangifte gedaan bij de politie, maar dit heeft nergens toe geleid.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen.
Ten aanzien van eiser 1:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • homoseksuele geaardheid;
  • incidenten met de zussen [persoon B] en [persoon C] en hun vrienden;
  • incident met taxichauffeur;
  • problemen met vader vanwege homoseksuele geaardheid;
  • discriminatie vanwege homoseksuele geaardheid.
Ten aanzien van eiser 2:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • homoseksuele geaardheid;
  • incidenten met de zussen [persoon B] en [persoon C] en hun vrienden;
  • discriminatie vanwege homoseksuele geaardheid.
Verweerder vindt alle relevante elementen geloofwaardig. Uit de verklaringen van eisers blijkt echter niet dat sprake is van een gegronde vrees voor vervolging. Eisers hebben volgens verweerder geen problemen ondervonden vanwege (het uiten van) hun seksuele geaardheid. Mocht dat in de toekomst wel het geval zijn dan kunnen eisers zich tot de autoriteiten wenden voor bescherming. Eisers lopen bij terugkeer geen reëel risico op ernstige schade, aldus verweerder.
Beoordeling beroepsgronden
Causaal verband incidenten en homoseksuele geaardheid
4. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte niet aannemelijk heeft geacht dat de geloofwaardig geachte incidenten te relateren zijn aan hun homoseksuele geaardheid. Eisers stellen dat de ruzie met de zussen [persoon B] en [persoon C] (de zussen) weliswaar ooit is ontstaan als gevolg van onenigheden die geen verband hielden met hun homoseksuele geaardheid, maar de incidenten die aanleiding waren voor de vlucht hadden nooit plaatsgevonden als niet bekend was dat eisers een homoseksuele relatie hadden.
5. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de directe aanleiding voor de verstoorde verhoudingen tussen eisers en de zussen de problemen zijn die zij hadden tijdens het samenwonen in één appartement en de ruzie die is ontstaan over een gedeeld Netflix-account. Dit wordt ondersteund door de verklaringen van eisers tijdens de gehoren en wordt ook niet als zodanig weersproken door eisers in beroep.
5.1.
Het voorgaande betekent echter niet automatisch dat de incidenten die zich vervolgens na de mislukte samenwoning hebben voorgedaan, niet toch verband kunnen houden met de seksuele geaardheid van eisers. Daarbij is van belang dat de incidenten zelf los kunnen worden gezien van de ruzie die daaraan voorafging. Eisers hebben in beroep gewezen op de tijdens de nadere gehoren afgelegde verklaringen, waarin duidelijk naar voren komt dat bepaalde incidenten, zoals de mishandeling van eiser 1 in de winkel waar hij werkzaam was, gepaard gingen met discriminerende dreigementen die direct refereerden aan de homoseksuele geaardheid van eisers. [1] Hier komt bij dat eiser 1 heeft verklaard dat de zussen aan allerlei verschillende personen, onder wie zijn collega’s, de collega’s van eiser 2 en de ouders van eiser 2, hebben verteld dat eisers homoseksueel zijn en dat dit grote gevolgen had voor eisers. [2] Deze verklaringen van eisers wijzen op een causaal verband tussen de seksuele geaardheid van eisers en de incidenten. De rechtbank acht het verder niet onaannemelijk dat de kwetsbare positie van eisers in de samenleving van Trinidad en Tobago een grote rol heeft gespeeld in de verschillende incidenten. In het geval van de mishandeling van eiser 1 waren bijvoorbeeld meerdere getuigen (inclusief een beveiliger) aanwezig. [3] Uit de aard en de hoeveelheid incidenten komt naar voren dat de daders zich bewust waren van de kwetsbare positie van eisers in Trinidad en Tobago en daar misbruik van maakten. Verweerder heeft door het enkel blijven benoemen van de (oorspronkelijke) aanleiding voor de ruzie tussen eisers en de zussen, onvoldoende oog gehad voor de mogelijkheid dat de daden zelf wel verband kunnen houden met de seksuele geaardheid van eisers. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd waarom eisers bij de boordeling van de geloofwaardigheid van het causale verband tussen de geloofwaardig bevonden incidenten en de homoseksuele geaardheid van eisers niet het voordeel van de twijfel wordt gegeven. Er is dus sprake van een motiveringsgebrek in de bestreden besluiten.
Bescherming autoriteiten
6. Eisers voeren verder aan dat verweerder niet heeft gemotiveerd dat effectieve, niet tijdelijke en toegankelijke bescherming tegen vervolging (waaronder discriminatie van LHBTI’ers) in beginsel aanwezig is in Trinidad en Tobago. Volgens eisers heeft verweerder enkel gewezen op positieve ontwikkelingen en gebeurtenissen in het land, terwijl eisers in de zienswijze en in beroep ook hebben gewezen op negatieve ontwikkelingen. Uit de verklaringen van eisers valt bovendien op te maken dat zij meerdere malen bescherming hebben ingeroepen bij de politie, maar dat zij die niet hebben gekregen. Verder blijft nog altijd van belang dat homoseksuele handelingen strafbaar zijn volgens de wet.
7. Verweerder heeft in het bestreden besluit gewezen op de omstandigheid dat de strafbaarstelling van homoseksualiteit in Trinidad en Tobago over het algemeen niet wordt uitgevoerd. Bovendien is de situatie voor LHBTI in Trinidad en Tobago de laatste jaren verbeterd. Zo heeft het High Court of Justice van Trinidad en Tobago ( het Hof) in een uitspraak van 12 april 2018 geoordeeld dat de strafbaarstelling in strijd is met de grondwet. Het Hof heeft middels een bericht van 21 september 2018 deze uitspraak bevestigd en verduidelijkt. Daarmee is van strafbaarstelling van seksuele handelingen door LHBTI’ers de facto niet langer sprake. Uit de verklaringen van eisers volgt dat het mogelijk was om aangifte te doen. Dat er vervolgens weinig gebeurde, kan allerlei redenen hebben, zoals het gebrek aan bewijs, aldus verweerder.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Op 25 juni 2024 heeft verweerder Trinidad en Tobago geschrapt van de lijst van veilige landen van herkomst omdat de instroom gedurende de vijf jaar daarvoor laag was. De laatste herbeoordeling als veilig land van herkomst dateert van 23 februari 2022. Toen is de aanwijzing van Trinidad en Tobago als veilig land van herkomst, met uitzondering van LHBTI, voortgezet. Volgens die herbeoordeling blijkt uit de geraadpleegde bronnen geen wezenlijke verandering ten opzichte van de situatie voor LHBTI’ers ten tijde van de eerste beoordeling. Verder blijkt uit rechtsoverweging 6.1 van de door eisers aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 28 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10787, dat verweerder ter zitting had bevestigd dat deze uitzonderingspositie geldt omdat uit landeninformatie blijkt dat er geen effectieve rechtsbescherming wordt geboden van de zijde van de autoriteiten tegen discriminatie van LHBTI’ers. De rechtbank gaat uit van de juistheid van deze verklaring, nu verweerder geen hoger beroep tegen die uitspraak heeft ingesteld.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat er de afgelopen jaren een wezenlijke verandering is geweest wat betreft de positie van LHBTI’ers in Trinidad en Tobago en de mogelijkheid om als LHBTI’er bescherming in te roepen bij de autoriteiten. De algemene situatie van LHBTI’ers in Trinidad en Tobago, zoals blijkt uit de door eisers overgelegde landeninformatie, is in elk geval zorgwekkend te noemen. Hierbij is ook van belang dat, hoewel homoseksuele handelingen in de praktijk nooit worden vervolgd, de strafbaarstelling daarvan wel duidelijk wijst op een land waar homoseksuele relaties niet worden geaccepteerd door de autoriteiten. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de regering van Trinidad en Tobago in cassatie is gegaan tegen het oordeel van het Hof. Dat geeft ook geen blijk van een wezenlijke verandering in de attitude van de autoriteiten ten opzichte van LHBTI’ers. Het weigeren van de zijde van de politie om eisers te beschermen is daarom goed voorstelbaar en past bij het beeld dat wordt geschetst in de landeninformatie. Dat verweerder enkele voorbeelden heeft kunnen noemen waarin wél sprake lijkt te zijn van positieve ervaringen van LHBTI’ers met de politie, is onvoldoende om te spreken van een wezenlijke verandering.
8.2.
Eisers persoonlijke ervaringen met autoriteiten passen binnen de hiervoor geschetste positie van LHBTI’ers bij de autoriteiten. Eisers hebben na meerdere incidenten aangifte gedaan (of in elk geval melding van de incidenten gemaakt) bij de politie. Uit de verklaringen van eisers blijkt dat de politie weliswaar de aangiftes/meldingen in ontvangst nam, maar dat de politie geen actie heeft ondernomen om eisers te beschermen en dat eisers werden uitgelachen en dat de politieagent daarbij opmerkte dat eisers niet werden geholpen en niet konden worden geholpen omdat zij homoseksueel waren. [4] Het is weliswaar juist dat, zoals verweerder opmerkt, het ontbreken van concrete vervolgstappen of aanhoudingen verschillende oorzaken kan hebben, maar in het geval van eisers is de aard van de incidenten en de wijze waarop eisers zijn behandeld door de politie van belang voor de vraag of de autoriteiten adequate bescherming kunnen (of willen) bieden. [5] Dat de politie, eenmaal, van de melding van het incident van de mishandeling, bereid bleek om een dossier op te maken en dit door te sturen naar een ander bureau, is onvoldoende voor een ander oordeel. Daarnaast is van belang dat eisers hebben verklaard dat zij zich niet tot de hogere autoriteiten konden wenden en medewerkers van LHBTI-belangenorganisaties ook niet bereid waren hen hulp te verlenen.
8.3.
Gelet op al het voorgaande heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd dat eisers bescherming kunnen krijgen van de autoriteiten. Deze beroepsgrond slaagt ook.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen van eisers zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij voor vervolging in de zin van het VN-Vluchtelingenverdrag te vrezen hebben. Omdat de bestreden besluiten al om deze reden geen standhouden, zal de rechtbank de overige beroepsgronden niet bespreken. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf in de zaken te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (2 punten voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.721,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. L.D. Osborne, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Nader gehoor eiser 1, pagina 33 en 34.
2.Nader gehoor eiser 1, pagina 6.
3.Nader gehoor eiser 1, pagina 34.
4.Nader gehoor eiser 1, pagina 8, 35 en 45.
5.Zie bijvoorbeeld het nader gehoor van eiser 1, pagina 35.