ECLI:NL:RBDHA:2025:7197

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
C/09/664269 / FA RK 24-2506
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Amerikaanse geboorteakte en familierechtelijke betrekkingen in het kader van draagmoederschap

In deze zaak hebben de verzoekers, twee wensouders, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om erkenning van de Amerikaanse geboorteakte van hun kind, dat is geboren uit een draagmoederschapsovereenkomst. De rechtbank heeft op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer. De wensouders hebben een langdurige affectieve relatie en hebben gekozen voor hoogtechnologisch draagmoederschap, waarbij de draagmoeder in de Verenigde Staten woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Amerikaanse geboorteakte, waarin de wensouders als ouders zijn vermeld, van rechtswege in Nederland erkend kan worden. Tevens is de beslissing van de Amerikaanse rechtbank, die het moederschap van de draagmoeder ontkent en de familierechtelijke betrekkingen tussen de wensouders en het kind vaststelt, erkend. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de Amerikaanse geboorteakte in te schrijven in het register van geboorten van de gemeente 's-Gravenhage en heeft bepaald dat de wensouders gezamenlijk belast zijn met het gezag over het kind. De rechtbank heeft daarbij de zorgvuldigheid van het draagmoederschapstraject in de VS in acht genomen en geoordeeld dat er geen strijd is met de Nederlandse openbare orde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2506
Zaaknummer: C/09/664269
Datum beschikking: 29 april 2025

Beschikking op het op 4 april 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[wensouder 1] en [wensouder 2] ,

hierna gezamenlijk: verzoekers of de wensouders, dan wel afzonderlijk [wensouder 1] en [wensouder 2] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. T.M.L. de la Haije te Geleen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,

zetelend te 's-Gravenhage,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van 11 april 2024, met bijlage, van verzoekers;
- de brief van de ambtenaar van 6 juni 2024
- de brief van 19 juni 2024, met bijlage, van verzoekers;
- de brief van 28 juni 2024 van verzoekers;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 27 augustus 2024,
kenmerk: KZ-1-5WTXK8H;
- de brief van 13 september 2024, met bijlagen, van verzoekers;
- de brief van 1 maart 2025 van de ambtenaar.
De rechtbank heeft verzoekers en de ambtenaar aanvankelijk opgeroepen voor de behandeling op zitting van het voorliggende verzoek. De ambtenaar heeft bij brief van 1 maart 2025 kenbaar gemaakt niet op de zitting te zullen verschijnen. Al eerder had de ambtenaar laten weten zich aan het oordeel van de rechtbank te refereren. De rechtbank heeft in dit geval, mede gelet op de woonplaats van verzoekers en hun advocaat, aanleiding gezien om met instemming van verzoekers zonder behandeling op zitting op het verzoek te beslissen.

Feiten

  • De wensouders, beiden van het mannelijk geslacht, hebben sinds 10 juni 2015 een affectieve relatie en zijn op [datum 1] 2020 te [plaats 1] gehuwd.
  • Verzoekers kunnen hun kinderwens niet op eigen kracht realiseren. Zij hebben voor hoogtechnologisch draagmoederschap gekozen.
  • De draagmoeder is [draagmoeder] , geboren op [geboortedatum] 1994. De draagmoeder is Amerikaans staatsburger. Zij is ongehuwd. De draagmoeder woont in de Verenigde Staten van Amerika (VS).
  • De wensouders hebben op 31 juli 2020 een overeenkomst opgesteld met EOS Conception, LLC te [plaats 2] , VS.
  • Verzoekers hebben een “direct agreement for egg donation” gesloten, welke door de wensouders op 7 april 2022 is ondertekend en door de eiceldonatrice op 11 april 2022, waarbij zij stellen dat zij voor dit traject gebruik hebben gemaakt van de hen bekende eiceldonatrice, [eiceldonatrice] , wonend te [plaats 2] , VS.
  • De wensouders hebben een draagmoederschapsovereenkomst “agreement” met de draagmoeder opgesteld. Deze overeenkomst is op 4 april 2023 door de draagmoeder ondertekend en op 13 april 2023 door de wensouders.
  • Voor de ivf-behandeling is gebruik gemaakt van de kliniek “Kindbody” te Portland, Oregon, VS.
  • De draagmoeder is na een ivf-behandeling door voornoemde kliniek in verwachting geraakt. Er is daarbij een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij er gebruik is gemaakt van een zaadcel van een van de wensouders en een eicel van een eiceldonatrice. Dit blijkt uit de affidavit van 7 november 2023 van Shannel Adams, MD van “Kindbody”.
  • Op 20 november 2023 heeft de “Court of Common Pleas Juvenile Division, Wood County, Ohio, VS”, een “Judgment Entry granting request for declaratory judgement determining the parent and child relationship and determining birth registration” gegeven, onder meer inhoudende:
(…)
7. the egg donor waived any and all parental rights to any child born pursuant to this agreement by the execution of an Egg Donor Agreement regarding a Waiver of Service and Waiver of Parental Rights.
(…)
12. 2nd Petitioner (opmerking rechtbank: de draagmoeder) is not biologically related to the Child that she is gestating.
13. 2nd Petitioner does not desire or intend to have a parental relationship with the Child to be born pursuant to the Gestational Surrogacy Agreement.
14. Gestational Carrier agreed to carry the Child without acquiring any parental rights to the Child whatsoever. She agrees to surrender the Child to 1st petitioners (opmerking rechtbank: de wensouders) immediately upon the birth of the Child.
15. Gestational Carrier voluntarily entered into an Agreement with the intention and desire that 1st Petitioners are the sole legal parents of any Child born as the result of the Embryo Transfer Procedure. She desires that the 1st Petitioners shall have physical and legal custody of such Child from birth and all times after the moment of birth.
16. 1st Petitioners are genetically related to the Child that 2nd Petitioner is carrying. 1st Petitioners desire to be designated as the original and sole legal parents of the Child to be born to 2nd Petitioner pursuant to the Gestational Surrogacy Agreement.
17. That all Parties agree that the best interests of the Child will be served with 1st Petitioners, [wensouder 2] and [wensouder 1] as the Child’s sole legal parents having absolute authority and rights to decision making regarding the Child.
(…)
19. 1st Petitioners, by virtue of their Gestational Surrogacy Agreement have the right to make all decisions regarding the Child upon birth. 2nd Petitioner, by virtue of the Gestational Surrogacy Agreement, has no rights for decision making regarding the child (…)
WHEREFORE, it is hereby ordered that pursuant to O.R.C. 3111.01 et.seq.,
that the Child born to 2nd Petitioner, [draagmoeder] , as the result of
the Gestational Surrogacy Agreement is the natural and legal Child of 1st
Petitioners, [wensouder 2] and [wensouder 1] .
1st Petitioners, [wensouder 2] and [wensouder 1]
, and only they, shall be considered as the parents of said Child for
birth registration, custody, and all other purposes.
(…)
No other names shall be listed on the birth certificate as the parents of this Child. IT IS SO ORDERED.
  • Op [datum 2] 2024 is uit de draagmoeder te Ohio, VS, [minderjarige] geboren.
  • Op 25 februari 2024 heeft de draagmoeder een “Affidavit of gestational carrier, [draagmoeder] ” ondertekend, onder meer inhoudende:
(…)
4. That my intention has always been, since executing the Agreement and undergoing the transfer procedure, that Intended Fathers, [wensouder 2] and [wensouder 1] , should have absolute parental rights to the Child.
5. That I do not desire or intend to have a parental relationship with the Child, [minderjarige] , who was born pursuant to our Gestational Surrogacy Agreement.
6. That I am not biologically related to the Child, [minderjarige] , whom I gestated.
7. That I agreed to carry the Child, [minderjarige] , without acquiring any parental rights to the Child whatsoever. It has always been my desire to surrender the Child to Intended Fathers immediately upon the birth of the Child.
8. That I voluntarily entered into an agreement with the intention and desire that Intended Fathers should be the legal parents of this Child who has been born as the result of the transfer of the Intended Fathers’ Embryo.
9. That I intend and desire that the Intended Fathers have physical and legal custody of this Child from birth, and that I do not intend of wish to have any physical or legal custody of this Child.
10. That I agree unconditionally to [wensouder 2] and [wensouder 1] being registered as the legal parents of the Child [minderjarige] , in the Netherlands, and in all other relevant jurisdictions, as the parents who have parental responsibility for the Child.
11. That I agree unconditionally with the decision for [minderjarige] to move to the Netherlands with her parents [wensouder 2] and [wensouder 1] .
12. That I believe the best interests of the Child will be served with Intended Fathers being the Child’s only parents.
13. That I want the Intended Fathers, [wensouder 2] and [wensouder 1] , to have all rights to the Child for birth registration, custody and all other purposes.
14. That I do not want my name to be listed on the Certificate of Birth for the Child and that only the Intended Fathers’ names should be listed as the Parents/Fathers of this Child. I want the Intended Fathers to have all the rights to choose the name for the Child.
15. That my intentions, since the execution of the Gestational Surrogacy Agreement on April 13, 2023, have never waivered and I have always intended that [wensouder 2] and [wensouder 1] be the true and legal parents to this Child.
16. That all my above statements should be confirmation that I have no desire to parent this Child.
17. That by the laws of Ohio, we have a valid Judgment Entry stating that [wensouder 2] and [wensouder 1] have all parental rights to this Child, and it is my desire that this Judgement Entry be recognized and upheld.
(…)
- Op de in Ohio, VS opgemaakte geboorteakte van [minderjarige] (hierna: Amerikaanse geboorteakte), voorzien van apostille, staan de wensouders als ouders vermeld.
  • [minderjarige] verblijft sinds haar geboorte bij de wensouders.
  • Uit een overgelegd DNA-onderzoek van DNA Diagnostics Center blijkt dat met een waarschijnlijkheid van meer dan 99,9% aangetoond is dat [wensouder 1] de biologische
vader is van [minderjarige] .
- De Raad heeft in zijn rapport van 27 augustus 2024 de rechtbank geadviseerd de verzoeken toe te wijzen.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank:
voor recht verklaart dat de beslissing van de “Court of Common Pleas, Juvenile
Division Wood County”, Ohio, VS, van 20 november 2023, waarbij
familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers en
[minderjarige] zijn vastgesteld, van rechtswege in Nederland wordt
erkend en naar haar aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van
de burgerlijke stand;
voor recht verklaart dat de Amerikaanse geboorteakte, geregistreerd op 8 februari
2024, door de bevoegde instantie te Ohio, VS, overeenkomstig de plaatselijke
voorschriften aldaar, inhoudende dat op [datum 2] 2024 te [plaats 3]
, VS, is geboren [minderjarige] , als kind van [wensouder 2] en
[wensouder 1] , van rechtswege in Nederland wordt erkend;
inschrijving gelast in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage
van de door de bevoegd instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften in
de staat Ohio, VS, opgemaakte geboorteakte van [minderjarige] ,
geboren op [datum 2] 2024 te Ohio, VS, opgemaakt op 8 februari 2024;
bepaalt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand op deze geboorteakte een latere
vermelding plaatst van voornoemde beslissing, welke beslissing de ontkenning van
het moederschap van de draagmoeder betreft en de vaststelling van het ouderschap
van verzoekers;
te verstaan dat verzoekers gezamenlijk zijn belast met het gezag over [minderjarige]
[wensouder 2] - [wensouder 1] ;
bepaalt dat de griffier, wanneer de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een
afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin
aantekening te doen van deze beschikking

Beoordeling

Rechtsmacht
De rechtbank heeft op grond van artikel 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rechtsmacht om van de verzoeken kennis te nemen, nu verzoekers hun woonplaats in Nederland hebben.
Relatieve bevoegdheid
Verzoekers zijn woonachtig binnen het arrondissement van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, zodat de rechtbank Limburg, locatie Maastricht bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Verzoekers hebben overeenkomstig artikel 270 Rv een forumkeuze voor de bevoegdheid van de rechtbank Den Haag gedaan. Verzoekers wensen geen verwijzing naar de rechtbank Limburg en willen dat de rechtbank Den Haag het verzoek in behandeling neemt. De rechtbank acht zich daarom bevoegd van het verzoek kennis te nemen.
De positie van de draagmoeder
De draagmoeder kan in beginsel als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt. De rechtbank zal de draagmoeder echter niet als belanghebbende aanmerken. Dit gelet op de hierboven vastgestelde feiten, waaronder de afgelegde verklaring van de draagmoeder waarin zij samengevat heeft verklaard dat zij verzoekers erkent als de juridische ouders en dat zij het in het belang van [minderjarige] acht dat verzoekers het gezag over [minderjarige] hebben en dat zij geen juridisch ouder van [minderjarige] wenst te zijn. De rechtbank zal daarom geen afschrift van de uitspraak aan de draagmoeder toesturen.
Verzoeken onder I. en II.: verklaringen voor recht
Toepasselijk recht
Nu wordt verzocht om voor recht te verklaren dat de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen [minderjarige] en de wensouders bij geboorte in Amerika zijn vastgesteld en van rechtswege voor erkenning in aanmerking komen en dat de buitenlandse geboorteakte in Nederland kan worden erkend en voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage vatbaar is, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
Erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekking en van de Amerikaanse geboorteakte
Verzoekers verzoeken op grond van artikel 10:101 juncto 10:100 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de buitenlandse tot stand gekomen familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] en wensouders te erkennen. Het verzoek ten aanzien van de Amerikaanse geboorteakte strekt ertoe deze in Nederland te erkennen en voor recht te verklaren dat deze vatbaar is voor opneming in het register van geboorte van de gemeente ’s-Gravenhage. Dit verzoek is gegrond op artikel 1:26 BW. Op grond van dit artikel kan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
Het belang van verzoekers is erin gelegen dat zij in Nederland als wettige ouders van [minderjarige] zullen worden erkend en geregistreerd. Dit is een gerechtvaardigd belang zodat aan verzoekers een beroep op artikel 1:26 BW toekomt.
De ambtenaar heeft zich ten aanzien van de verzoeken gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voor de vraag of de Amerikaanse geboorteakte en de in Amerika ontstane familierechtelijke betrekkingen tussen [minderjarige] en de wensouders in Nederland kunnen worden erkend, zal de rechtbank de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling (naar analogie) toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
Hieruit volgt dat een buitenlands tot stand gekomen rechtsfeit of rechtshandeling, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte van rechtswege worden erkend, tenzij
- aan de rechtshandeling geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
- de erkenning van de rechtshandeling onverenigbaar is met de openbare orde.
Uitgangspunt van de wet is dat de buitenlandse geboorteakte waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld, wordt erkend. Dit is slechts anders indien aan de beslissing geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissing onverenigbaar is met de openbare orde.
Niet in geschil is dat de Amerikaanse geboorteakte is opgemaakt door een bevoegde instantie. Voor de Amerikaanse geboorteakte dient – los van de beoordeling of aan de beslissing kennelijk behoorlijk onderzoek is voorafgegaan – te worden beoordeeld of de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals neergelegd in de Amerikaanse geboorteakte, zoals bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW.
De rechtbank is, gelet op de beslissing van de Court of Common Pleas Juvenil Division, Wood County, Ohio, VS van 20 november 2023 (hierna: Amerikaanse beslissing) van oordeel dat steeds sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en behoorlijke rechtspleging. Nu het draagmoederschapstraject in [plaats 2] , Ohio in de VS heeft plaatsgevonden en de draagmoeder daar woonachtig is, kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond.
In deze zaak gaat het vervolgens nog om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen tussen de wensouders en [minderjarige] zoals vastgesteld in de Amerikaanse beslissing
Openbare orde exceptie: zorgvuldig draagmoederschapstraject?
De rechtbank acht het in het kader van de openbareordetoets van belang om te oordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden, gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van [geboortedatum] 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Op grond van de overgelegde stukken komt de rechtbank tot het oordeel dat het draagmoederschapstraject die de wensouders in de VS hebben doorlopen zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De naam van de draagmoeder en haar contactgegevens zijn bekend. De draagmoeder en de wensouders hebben onafhankelijk juridisch advies ontvangen en voor de draagmoeder was medische zorg en psychologische bijstand geregeld. Ook de naam van de eiceldonatrice is bij verzoekers bekend. Met haar is een “direct agreement for egg donation” gesloten, welke door de wensouders op 7 april 2022 is ondertekend en door de eiceldonatrice op 11 april 2022. De eiceldonatrice heeft juridisch advies ontvangen. Verzoekers hebben nog contact met de eiceldonatrice. Zij heeft cadeaus toegestuurd voor [minderjarige] , die verzoekers goed voor haar bewaren. Voor [minderjarige] is haar volledige ontstaansgeschiedenis te achterhalen.
Gebleken is dat het juridisch ouderschap van de wensouders vanaf de geboorte van [minderjarige] is vastgesteld op grond van de Amerikaanse beslissing van 20 november 2023, zoals vermeld onder de feiten, een en ander in overeenstemming met de Amerikaanse wetgeving. De rechtbank kwalificeert deze Amerikaanse beslissing als een ‘ontkenning van het moederschap’ van de draagmoeder en een vaststelling van het ouderschap van de wensouders.
Hoewel de Nederlandse wet niet de ontkenning van het moederschap kent van de moeder uit wie het kind geboren is, de ‘geboortemoeder’, kent de wet wel de mogelijkheid om de familierechtelijke betrekking met de geboortemoeder te beëindigen, namelijk langs de weg van adoptie. Het enkele feit dat een beslissing van een buitenlandse rechter niet overeenstemt met bepalingen uit het Nederlands recht, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Amerikaanse beslissing van 20 november 2023 waarbij de familierechtelijke betrekking tussen de wensouders en [minderjarige] is vastgesteld in Nederland kan worden erkend.
Erkenning Amerikaanse geboorteakte
Ook voor de vraag of de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] kan worden erkend, zal de rechtbank de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen.
In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
De rechtbank stelt vast dat voor [minderjarige] een geboorteakte is opgemaakt, waarin verzoekers – overeenkomstig de in het buitenland genomen beslissing – als ouders zijn opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat dit door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is gedaan. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat aan deze rechtshandelingen geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan. Ook ten aanzien van de Amerikaanse geboorteakte gaat het daarom om de vraag of erkenning van de uit de Amerikaanse geboorteakte voortvloeiende afstammingsrelatie kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde, zoals bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW.
Openbare orde exceptie?
De rechtbank stelt het volgende voorop. De uitzondering dat er sprake is van kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde, zoals opgenomen in artikel 10:100 lid 1 sub c BW mag niet snel worden aangenomen. De exceptie van de Nederlandse openbare orde – waaronder kunnen worden verstaan de beginselen van waarden van juridische, sociale of morele aard, die in de eigen rechtsorde fundamenteel worden geacht – mag slechts als ultimum remedium worden ingezet. Met andere woorden: er moet sprake zijn van zulke fundamentele waarden, waarmee dat toepasselijke buitenlands recht strijdig is, dat dit recht niet wordt toegepast. Bij fundamentele waarden en normen uit de Nederlandse rechtsorde moet bijvoorbeeld gedacht worden aan het beginsel van non-discriminatie, de gelijke behandeling van man en vrouw en het recht op bescherming van het privé- en gezinsleven. Daarom wordt alleen in uitzonderlijke gevallen een beroep op de openbare orde gegrond geacht. De invulling van de vraag of sprake is van strijd met de openbare orde wordt bovendien beïnvloed door ontwikkelingen in de maatschappij en de rechtspraak.
Uit de Memorie van Toelichting,
Kamerstukken II1995/96, 24649, nr. 3(hierna: MvT), blijkt dat de wetgever destijds, bij het bepalen van de term “moeder” van het kind ook heeft stilgestaan bij de bijzondere wijzen van voortplanting. De MvT zegt daarover op pagina 7:

De moeder van het kind is de vrouw die het kind heeft gebaard, ook als het genetische materiaal waaruit het kind is ontstaan, niet van haar afkomstig is. Het gaat mij te ver om, nu er technische mogelijkheden tot embryodonatie zijn voor alle gevallen het vaste uitgangspunt ten aanzien van het moederschap te vervangen door een vermoeden van moederschap dat zonodig door de vrouw die het kind heeft gebaard of het kind en eventueel door de vader kan worden ontkracht. Het gegeven dat de vrouw op deze wijze een kind wilde krijgen, de zwangerschap en de geboorte vormen voor deze opvatting voldoende grondslag.” Er is destijds, dus al in 1995, door de wetgever nagedacht over een mogelijkheid om het vaste uitgangspunt dat de moeder van het kind altijd de vrouw is uit wie het kind geboren is, te verlaten. Daar is weliswaar vanaf gezien, maar het idee dat de moeder een ander kan zijn, was geaccepteerd.
De genetische verbanden en het dragen van een kind zijn, mede vanwege de mogelijkheden tot IVF en de draagmoeder, los van elkaar komen te staan. Het familierecht was en is echter nog steeds voor een groot deel gebaseerd op het idee van een traditioneel gezin. Hierin is met de invoering van de Wet lesbisch ouderschap en de Wet evaluatie openstelling huwelijk en geregistreerd partnerschap in 2014 enige verandering gebracht. In het BW is echter tot op heden nog geen artikel te vinden over het draagmoederschap. Nederland heeft lange tijd een consistent ontmoedigingsbeleid gevoerd ten aanzien van het draagmoederschap. Volgens het kabinet was het draagmoederschap een ongewenst verschijnsel vanwege emotionele problemen voor de draagmoeder door de afstand van het kind, identiteitsproblemen voor het kind, verstoring van het hechtingsproces en het risico dat het kind tussen wal en schip valt, indien wensouders vóór de geboorte terugkomen op hun intentie. Aan de Staatscommissie Herijking Ouderschap is gevraagd om na te denken over de vraag of draagmoederschap meer of anders zou moeten worden geregeld. Dit in reactie op de maatschappelijke en medisch-technologische veranderingen. De Staatscommissie heeft in het eerder genoemde Rapport “Kind en ouders in de 21ste eeuw” hierover een aanbeveling gedaan. De rechtbank toets op dit moment ook al of de buitenlandse draagmoederschapstrajecten voldoen aan de door de Staatscommissie genoemde voorwaarden.
Hoewel destijds is afgezien van het aanpassen van de wet worden wel al stappen gezet om dat later mogelijk alsnog te doen, ingegeven door de toename van het aantal kinderen dat geboren wordt middels hoogtechnologisch draagmoederschap. Op dit moment is er een wetsvoorstel aanhangig, namelijk het “Wetsvoorstel Wet kind, draagmoederschap en afstamming” (36390). De rechtbank verwijst in dit kader ook naar de Memorie van Toelichting behorende bij dit wetsvoorstel. Hierin wordt een regeling getroffen waarin de wensouders vanaf de geboorte als ouders op de geboorteakte staan vermeld. In de toelichting wordt vermeld dat de Nederlandse openbare orde zich niet langer verzet tegen het niet vermeld staan van een geboortemoeder op de geboorteakte. Wel moet de identiteit van de geboortemoeder op termijn voor het betrokken kind te achterhalen zijn. Dit geldt ook voor de overige gegevens betreffende de genetische afstamming, zoals die van de eiceldonatrice.
Uit het voorgaande blijkt dat ook in Nederland zelf de opvattingen over wie als ouder op een geboorteakte moet worden vermeld zijn veranderd en dat wordt gewerkt aan een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt dat – net zoals op de geboorteakte van [minderjarige] – op de geboorteakte geen geboortemoeder staat, maar in haar plaats een wensouder. Dat alleen al is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om te oordelen dat een dergelijke geboorteakte niet strijdig is met de Nederlandse openbare orde.
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de geboorteakte van [minderjarige] , met de daarin vastgelegde familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming, van rechtswege in Nederland kan worden erkend.
Amerikaanse geboorteakte vatbaar voor opname in de registers van de burgerlijke stand?
Verzoekers verzoeken om voor recht te verklaren dat de geboorteaktes waarop zij als wensouders staan geregistreerd, vatbaar is voor opname in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage.
De ambtenaar heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 29 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:6851).
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat bij inschrijving van een buitenlandse geboorteakte alle stappen die zijn gezet binnen het draagmoederschapstraject ook tot uitdrukking komen in de Nederlandse registers, zodat deze stappen voor de kinderen op latere leeftijd kenbaar zijn. Zo wordt melding gemaakt van de buitenlandse beslissingen, maar ook van de onderhavige beslissing van de Nederlandse rechtbank. Deze uitspraken worden ook bewaard door de rechtbank, waarbij de zaken uiteindelijk worden opgenomen in het Nationaal Archief, zodat het kind inzage in de Nederlandse uitspraak kan vragen en zijn afstamming kan achterhalen, ook waar het de eiceldonatrice betreft, dus de persoon van wie het kind daadwerkelijk genetisch afstamt.
Uit het voorgaande volgt dat het ontbreken van de geboortemoeder op de akte niet in de weg staat aan inschrijving van de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] in de registers van geboorte van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage. Deze akte is naar het oordeel van de rechtbank dan ook vatbaar voor opneming in dit register.
Verzoeken onder III en IV: het gelasten van de ambtenaar
Toepasselijk recht
Nu wordt verzocht de ambtenaar te gelasten de Amerikaanse geboorteakte en de Amerikaanse beslissing in te schrijven in het Nederlandse register van geboorten, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
De Amerikaanse geboorteakte
Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat de Amerikaanse geboorteakte vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage. De rechtbank zal dan ook de ambtenaar op grond van artikel 1:26b BW in samenhang met artikel 1:25 BW gelasten deze geboorteaktes van [minderjarige] in te schrijven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
De Amerikaanse beslissing
Voor wat betreft de inschrijving van de Amerikaanse beslissing bepaalt artikel 1:20b BW – voor zover hier van belang – dat op verzoek van een belanghebbende dan wel ambtshalve van akten en uitspraken die buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie zijn opgemaakt of gedaan en een overeenkomstige uitwerking hebben als de akten en rechterlijke uitspraken, bedoeld in artikel 1:20 BW, door de ambtenaar van de burgerlijke stand een latere vermelding wordt toegevoegd aan de desbetreffende in de registers van de burgerlijke stand hier te lande voorkomende geboorteakte, tenzij de Nederlandse openbare orde zich hiertegen verzet.
De in de VS genomen beslissing komt overeen met een Nederlandse rechterlijke uitspraak zoals bedoeld in artikel 1:20 BW. Nu deze beslissing van rechtswege in Nederland kan worden erkend, dient dan ook een latere vermelding op de nog in te schrijven geboorteakte van [minderjarige] te worden gemaakt.
De rechtbank stelt vast dat de ambtenaar niet heeft betwist dat de Amerikaanse beslissing vatbaar is voor opneming in het register van geboorten van de burgerlijke stand. Uit de uitlatingen van de ambtenaar maakt de rechtbank op dat deze beslissingen als latere vermelding kunnen worden toegevoegd aan de geboorteaktes. De rechtbank zal dan ook in die zin de ambtenaar gelasten een latere vermelding te plaatsen op de geboorteaktes van [minderjarige] . Voor wat betreft de wijze van vermelding van deze beslissingen laat de rechtbank dit aan de ambtenaar om te bepalen. Door de beslissing op de geboorteakte van [minderjarige] te vermelden, komt de akte daarmee in lijn met de wijze van het tot stand komen van de afstamming van [minderjarige] .
De rechtbank overweegt tot slot nog het volgende.
Het gelasten van de inschrijving van de geboorteakte en de vermelding van de daaraan ten grondslag liggende Amerikaanse beslissing, is in het belang van [minderjarige] . Immers, uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Mennesson v. France (no. 65192/11, ECHR 185, 2014) en de ‘advisory opinion’ van het EHRM van 10 april 2019 (no. P16-2018-001) blijkt dat het EHRM het in het belang van het kind acht dat hij een juridische afstammingsband heeft met de personen die hem verzorgen en opvoeden, ook indien tussen hen geen genetische band bestaat. Daarbij acht het EHRM het in het belang van het kind dat de periode vanaf de geboorte van het kind totdat de juridische band met de wensouders is gevestigd, zo kort mogelijk is, zodat het kind minder lang in een onzekere positie verkeert, waarbij omstandigheden als (rechtmatig) verblijf bij de wensouders, nationaliteit en erfrecht een rol kunnen spelen.
Verzoeken onder V en VI: het gezag
Verzoekers verzoeken de rechtbank te verstaan dat zij gezamenlijk zijn belast met het gezag over [minderjarige] en om een aantekening te gelasten in het gezagsregister waaruit blijkt dat verzoekers zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Dit verzoek impliceert een verzoek van verzoekers om de Amerikaanse beslissing ten aanzien van het gezag eveneens in Nederland te erkennen.
Toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, zal de rechtbank naar Nederlands recht beslissen op het verzoek ten aanzien van het gezag.
De rechtbank stelt voorop dat zij de Amerikaanse beslissing – zoals hiervoor al is overwogen – kwalificeert als een beslissing waarin het ouderschap van de draagmoeder is ontkend en het ouderschap van verzoekers is bevestigd en is bepaald dat verzoekers beiden zijn belast met gezagsrechten. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verzoekers zijn belast met gezagsrechten. De rechtbank zal dan ook een versta-clausule opnemen.
Erkenning buitenlandse beslissing ten aanzien van gezag
Juridisch kader
Nu de beslissing(en) niet in een EU-lidstaat zijn gegeven en evenmin in een staat die partij is bij het HKBV 1996 noch de verordening Brussel IIter noch het HKBV 1961 dient de rechtbank eerst vast te stellen welk recht van toepassing is op de vraag of de Canadese gezagsbeslissing(en) voor erkenning in aanmerking komen. In dit geval dient te worden teruggevallen op het nationale internationaal privaatrecht om de erkenningsvraag te beantwoorden. De regel omtrent de erkenning is in het Nederlandse recht ongeschreven. Zij houdt in dat een beslissing in Nederland voor erkenning in aanmerking komt indien voldaan is aan vier cumulatieve vereisten:
1. de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is (waarbij aansluiting kan worden gezocht bij de bevoegdheidsgronden uit de verordening Brussel IIter of het HKBV 1996);
2. de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging (zoals bedoeld in artikel 6 EVRM);
3. de erkenning van de buitenlandse beslissing is niet in strijd met de Nederlandse openbare orde;
4. de buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de Amerikaanse beslissing aan alle vier de vereisten voldoet. Zoals hiervoor is overwogen, heeft het draagmoederschapstraject in de VS plaatsgevonden en woont de draagmoeder in de VS. De bevoegdheid van de Amerikaanse rechtbank om te beslissen over het gezag, berust derhalve op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is. Daarnaast heeft de rechtbank hiervoor ook al overwogen dat er geen aanwijzingen zijn dat aan de Amerikaanse beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. Verder is niet gebleken dat de erkenning van de beslissing van de Amerikaanse rechtbank in strijd is met de Nederlandse openbare orde of dat er sprake is van tussen partijen gegeven beslissingen van de Nederlandse rechter dan wel van een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust.
Het voorgaande betekent dat de beslissing van de Amerikaanse rechtbank waarin verzoekers met het gezag over [minderjarige] zijn belast in Nederland wordt erkend. Daarmee staat vast dat zij samen met het gezag over [minderjarige] zijn belast. Vanwege het bepaalde in artikel 16 lid 3 HKBV 1996 is dat gezag in stand gebleven toen verzoekers met [minderjarige] naar Nederland kwamen.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat de Amerikaanse geboorteakte (Reg. Dist. No. 25, Primary Reg. Dist. No. 2501, Certificate No. 134-2024-010647, geregistreerd op 8 februari 2024 te Ohio, VS) van [minderjarige] , geboren op [datum 2] 2024 te [plaats 3] , VS, waarop verzoekers als ouders worden vermeld, van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage;
*
verklaart voor recht dat de uitspraak van de “Court of Common Pleas Juvenil Division, Wood County, Ohio, VS” van 20 november 2023, waarbij het moederschap van de draagmoeder is ontkend en familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers en de minderjarige zijn vastgesteld van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;
*
gelast de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage van de door de bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften afgegeven geboorteakte (Reg. Dist. No. 25, Primary Reg. Dist. No. 2501, Certificate No. 134-2024-010647, geregistreerd op 8 februari 2024 te Ohio, VS), die hiervoor is vermeld en waarvan een fotokopie aan deze beschikking is gehecht;
*
bepaalt dat de ambtenaar op voornoemde akte een (latere) vermelding plaatst van voornoemde Amerikaanse beslissing, welke beslissing de ontkenning van het moederschap van de draagmoeder, en de vaststelling van het ouderschap van verzoekers betreft;
*
verstaat dat verzoekers gezamenlijk zijn belast met het gezag over [minderjarige] ;
*
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de buitenlandse beslissingen van de Court of Common Pleas Juvenil Division, Wood County, Ohio, VS van 20 november 2023 en deze beschikking van heden, waaruit volgt dat verzoekers vanaf [datum 2] 2024 belast zijn met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.S.F. de Nijs, A.M. van der Vliet en J.M. Vink, rechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2024.