ECLI:NL:RBDHA:2025:7198

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
C/09/668173 / FA RK 24-4387
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Amerikaanse geboorteakte en adoptiebeslissing in Nederland met betrekking tot draagmoederschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de erkenning van een Amerikaanse geboorteakte en adoptiebeslissing. Verzoekers, een echtpaar dat sinds medio 2010 een relatie heeft en op [datum 1] 2021 is gehuwd, hebben een kind gekregen via een draagmoeder in de Verenigde Staten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Amerikaanse rechtbank, the Iowa district court for Benton County, meerdere beslissingen heeft genomen die de afstammingsrelaties van het kind bevestigen en de juridische ouderschap van de draagmoeder en haar echtgenoot ontkennen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Amerikaanse geboorteakte van het kind, waarin verzoeker en de draagmoeder als ouders zijn vermeld, van rechtswege in Nederland kan worden erkend en dat de ambtenaar van de burgerlijke stand in 's-Gravenhage de geboorteakte moet inschrijven. Daarnaast is de adoptiebeslissing van de draagmoeder door de Iowa rechtbank erkend, waardoor verzoekster als juridische moeder van het kind wordt aangemerkt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verzoekers gezamenlijk belast zijn met het gezag over het kind. De rechtbank heeft de ambtenaar gelast om de nodige aantekeningen te maken in de registers van de burgerlijke stand.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-4387
Zaaknummer: C/09/668173
Datum beschikking: 29 april 2025

Beschikking op het op 7 juni 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster] en [verzoeker]

verzoekers, dan wel verzoekster en verzoeker,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. J.H. van der Tol te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,

zetelend te 's-Gravenhage,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het F9-formulier van 26 augustus 2024, met bijlage, van verzoekers;
- de brief van 26 augustus 2024 van de ambtenaar;
- het F9-formulier van 5 september 2024, met bijlage, van verzoekers;
- de brief van 3 oktober 2024 van de ambtenaar;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 3 oktober 2024 (kenmerk:
KZ-1-5YBVS1D);
- het F9-formulier van 24 oktober 2024, met bijlage, van verzoekers.
Op 25 maart 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers met hun advocaat en [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming. De ambtenaar is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet op de zitting verschenen.
Na de zitting is nog ingekomen een F9-formulier van 1 april 2025, met bijlagen, van verzoekers.

Feiten

  • Verzoekers hebben sinds medio 2010 een relatie en zijn op [datum 1] 2021 met elkaar gehuwd.
  • Verzoekers hebben volgens de uittreksels uit de Basisregistratie (BRP) in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.
  • Verzoekers kunnen, zoals zij gemotiveerd hebben toegelicht, hun kinderwens niet op eigen kracht verwezenlijken en hebben gekozen voor een hoogtechnologisch draagmoederschap.
  • De draagmoeder is [draagmoeder] , geboren op [geboortedatum 1] 1988. Zij is Amerikaans staatsburger en is gehuwd met [naam 2] , Amerikaans staatsburger.
  • Verzoekers hebben voor dit traject gebruik gemaakt van een bekende eiceldonatrice, [eiceldonatrice] , geboren op [geboortedatum 2] 1997, met wie zij een “open egg donation agreement” hebben gesloten. Op 28 mei 2021 hebben alle partijen deze overeenkomst ondertekend.
  • Verzoekers en de draagmoeder hebben een draagmoederschapsovereenkomst opgesteld, de “gestational carrier agreement”. Deze overeenkomst is door verzoeker ondertekend op 22 december 2022, door verzoekster op 23 december 2022, door de draagmoeder op 22 december 2022 en door haar echtgenoot op 26 december 2022.
  • De draagmoeder is na een ivf-behandeling in verwachting geraakt. Er is daarbij een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij er gebruik is gemaakt van een zaadcel van verzoeker en een eicel van de eiceldonatrice, [eiceldonatrice] , zoals blijkt uit de verklaring van de ivf-arts Dr. Susanna Parks van het San Diego Fertility Center, San Diego, Verenigde Staten van Amerika (VS), van 1 december 2023.
  • Op 30 januari 2024 heeft de Iowa district court for Benton County, Benton, Iowa, VS, een “pre-birth order establishing and disestablishing paternity and maternity” gegeven, inhoudende:
-
“(…)
IT IS THEREFORE ORDERED, ADJUDGED, AND DECREED THAT:
1. [verzoeker] is the biological and intended father of Baby A for all legal purposes including but not limited to Iowa Code Chapter 144.
2.
[verzoekster] is the intended mother of Baby A for all legal purposes including but not limited to Iowa Code Chapter 144.
3.
An egg donor contributed material for Baby A. Any and all legal rights, duties, and relationships, if any, that exist between the egg donor and Baby A shall be severed by court order after the birth of Baby A.
4.
[draagmoeder] is the gestational carrier and is not the biological or intended mother of Baby A. Any and all legal rights, duties, and relationships, if any, that exist between [draagmoeder] and Baby A shall be severed by court order after the birth of Baby A.
5.
[naam 2] is the gestational carrier’s husband and is not the biological or intended father of Baby A. Any and all legal rights, duties, and relationships, if any, that exist between [naam 2] and Baby A are severed.
(…)”
  • Op [datum 2] 2024 is uit de draagmoeder te [plaats] , VS, [minderjarige] geboren.
  • Op 8 maart 2024 heeft de Iowa district court for Benton County, Benton, Iowa, VS, een “post-birth order to establish and disestablish paternity and maternity” gegeven, inhoudende:
“(…)
IT IS THEREFORE ORDERED, ADJUDGED, AND DECREED THAT
(…)
5.
Any and all legal rights, duties, and relationships that exist between [naam 2] and [minderjarige] have been severed pursuant to a court order dated January 30, 2024.
6.
An egg donor is the egg/oocyte donor and biological mother of [minderjarige] .
7.
The parental rights of the egg donor, if any, were lawfully severed as ordered by this court via Pre-Birth Order Establishing and Disestablishing Paternity and Maternity that was entered on January 30, 2024.
8.
(…)
9.
Pursuant to Iowa Administrative Code Section 641-99.15(6), [verzoeker] is the biological father of [minderjarige] for all legal purposes including, but not limited to, Iowa Chapter 144.
10.
The Agreed Petition to Establish and Disestablish Paternity and Maternity is granted and from and after the date of this order, [minderjarige] shall be the child of [verzoeker] and the legal parentage of [verzoekster] will be established in this court pursuant to a second parent adoption.
(…)
- Op 14 maart 2024 heeft de Iowa district court for Benton County, Benton, Iowa, VS, een “second post-birth order disestablishing maternity” gegeven, inhoudende:
IT IS THEREFORE ORDERED, ADJUDGED, AND DECREED THAT
(…)
3. Any and all legal rights, duties and relationships that exist between [draagmoeder]
and [minderjarige] are hereby severed.
4. [naam 2] is the husband of the gestational carrier and is not the
biological or intended father of [minderjarige] .
5. The parental rights of [naam 2] were lawfully severed as ordered
by this Court via the Pre-birth Order Establishing and Disestablishing
Paternity that was entered on January 30, 2024. Iowa Administrative Code
Section 641-99.15(6) provides for an Order by the District Court
disestablishing the married surrogate birth mother’s legal spouse.
6. Pursuant to Iowa Administrative Code Section 641-99.15(6) [verzoeker]
is the biological and intended father of [minderjarige]
for all legal purposes including, but not limited to, Iowa Chapter 144.
7. Pursuant to Iowa Administrative Code Section 641-99.15(6) [verzoekster]
is the intended mother of [minderjarige]
for all legal purposes including, but not limited to, Iowa Chapter 144.
(…)”
- Op 27 maart 2024 heeft de draagmoeder een “Declaration surrogate mother” ondertekend, onder meer inhoudende:
“(…)- On 02/15/24 I gave birth to [minderjarige] . After the birth the
child went under the care of their intended parents.
- I recognize [verzoeker] and [verzoekster] as
the legal parents of the child and I do not desire to be the legal parent off
the child;
- I hereby give my consent for the parents to travel to The Netherlands with
[minderjarige] and register [minderjarige] at their
home address in The Netherlands.
- I recognize the fact that it is in the best interest of the child to allow [verzoeker]
and [verzoekster] to have the sole
physical custody and legal parental authority of the child.
- I hereby consent with the requests which [verzoeker] and [verzoekster]
will file at the court in The Netherlands in
order for them to both be registered as legal parents over [minderjarige]
in The Netherlands.”
  • Op de in de Iowa, VS, opgemaakte geboorteakte van [minderjarige] (hierna: Amerikaanse geboorteakte), voorzien van apostille, staan de draagmoeder en verzoeker als ouders vermeld.
  • [minderjarige] verblijft sinds zijn geboorte bij verzoekers. Op [geboortedatum 2] 2024 zijn verzoekers met [minderjarige] naar Nederland gekomen.
Op 12 juni 2024 heeft de Iowa district court for Benton County (Juvenile Division), Benton, Iowa, VS, een “adoption decree and order and waiver of appointment of guardian ad litem” gegeven, inhoudende:
“(…)
IT IS THEREFORE ORDERED, ADJUDGED, AND DECREED that the petition of [verzoekster] for the adoption of the Child is granted and that from and after the date of this decree the Child shall be the Child of [verzoekster] and [verzoeker] .
(…)
IT IS FURTHER ORDERED, ADJUDGED, AND DECREED that pursuant to Iowa Code §600.3(2)(b) the parental rights of the child’s birth mother/gestational carrier, [draagmoeder] , are hereby terminated and the parent-child relationship between [draagmoeder] and [minderjarige] are severed and ended.
IT IS FURTHER ORDERED, ADJUDGED, AND DECREED that from and after the date of this decree, [verzoeker] , the biological father, shall retain his parental rights as the Child’s father.
IT IS FURTHER ORDERED, ADJUDGED, AND DECREED that from and after the date of this decree the Petitioner and her husband shall equally share the parental rights toward the child.
(…)
IT IS FURTHER ORDERED, ADJUDGED, AND DECREED that from an after the date of this decree the name of the Child shall remain [minderjarige].
(…)”
  • Uit een overgelegd DNA-onderzoek van DNA Diagnotics Center blijkt dat met een waarschijnlijkheid van meer dan 99,9% aangetoond is dat verzoeker de biologische vader is van [minderjarige] .
  • De Raad heeft in zijn rapport van 3 oktober 2024 de rechtbank geadviseerd om de verzoeken toe te wijzen.

Verzoek

Het gewijzigde verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank:
I voor recht verklaart dat de geboorteakte van [minderjarige] voor opneming vatbaar is in het
register van geboorte van de gemeente ’s-Gravenhage, dan wel de
geboortegegevens van [minderjarige] vast te stellen;
II de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage gelast de
geboorteakte op te nemen in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand
van de gemeente ’s-Gravenhage, dan wel de ambtenaar gelast de vastgestelde
geboortegegevens op te nemen in het register van geboorte van de burgerlijke stand
van de gemeente ’s-Gravenhage;
III bepaalt dat de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen
verzoeker en [minderjarige] zijn ontstaan door de uitspraken van The Iowa district court
for Benton County, Benton, Iowa, Verenigde Staten van Amerika (VS), op 30 januari 2024, 8 en 14 maart 2024, waarbij eveneens is bepaald dat de draagouders niet de juridische ouders zijn van [minderjarige] en dat verzoeker met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] is belast;
IV primair voor recht verklaart dat de op 12 juni 2024 door de Iowa district court for Benton County (Juvenile Division), Benton, Iowa, VS, gegeven “adoption decree and order and waiver of appointment of guardian ad litem” voor erkenning in Nederland vatbaar is en de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten hiervan een aantekening te maken in het register van geboorte van de gemeente
’s-Gravenhage;
subsidiair: de adoptie van [minderjarige] door verzoekster uitspreekt en de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoeker en [minderjarige] daarbij in stand laat en de ambtenaar van de burgerlijke stand in beide gevallen hiervan aantekening te laten maken in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage;
V indien de rechtbank van oordeel is dat de draagmoeder nog is belast met het gezag
over [minderjarige] , bepaalt dat verzoekers met het gezag over [minderjarige] worden belast en
daarvan aantekening laat maken in het gezagsregister dan wel te verklaren dat
verzoekers na de adoptie beiden met het gezag over [minderjarige] zijn gelast en daarvan aantekening laat aken in het gezagsregister;
VI voorwaardelijk: verklaart dat de geslachtsnaam van [minderjarige] na de vaststelling van
het juridisch ouderschap van verzoekers ‘ [geslachtsnaam] ’ is,
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Beoordeling

Rechtsmacht
De rechtbank heeft op grond van artikel 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rechtsmacht om van de verzoeken kennis te nemen, nu verzoekers hun woonplaats in Nederland hebben.
De positie van de draagmoeder
De draagmoeder kan in beginsel als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt. De rechtbank zal de draagmoeder echter niet als belanghebbende aanmerken. Dit gelet op de hierboven vastgestelde feiten, waaronder de afgelegde verklaring van de draagmoeder van 27 maart 2024 waarin zij samengevat heeft verklaard dat zij verzoekers erkent als de juridische ouders en dat zij het in het belang van [minderjarige] acht dat verzoekers het gezag over [minderjarige] hebben en dat zij geen juridisch ouder van [minderjarige] wenst te zijn. De rechtbank zal daarom geen afschrift van de uitspraak aan de draagmoeder toesturen.
Verzoeken onder I. en III.: verklaringen voor recht
Toepasselijk recht
Nu wordt verzocht – zo begrijpt de rechtbank – om voor recht te verklaren dat de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen [minderjarige] en verzoeker bij geboorte in de VS zijn vastgesteld en van rechtswege voor erkenning in aanmerking komen en dat de buitenlandse geboorteakte in Nederland kan worden erkend en voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage vatbaar is, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
Op grond van artikel 1:26 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
Het belang van verzoekers is erin gelegen dat verzoeker in Nederland als wettige ouder van [minderjarige] zal worden erkend en geregistreerd. Dit is een gerechtvaardigd belang zodat aan verzoekers een beroep op artikel 1:26 BW toekomt.
De rechtbank moet beoordelen of de uit de Amerikaanse geboorteakte voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen hier te lande van rechtswege kunnen worden erkend. De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, die zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
Hieruit volgt dat een buitenlands tot stand gekomen rechtsfeit of rechtshandeling, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte van rechtswege worden erkend, tenzij
- aan de rechtshandeling geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
- de erkenning van de rechtshandeling onverenigbaar is met de openbare orde.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank stelt vast dat voor [minderjarige] overeenkomstig het recht van Iowa, VS, een Amerikaanse geboorteakte is opgemaakt, waarin de draagmoeder en verzoeker als ouders zijn opgenomen. De geboorteakte is afgegeven door de Department of Health and Human Services van State of Iowa, VS, die bevoegd is geboorteaktes af te geven. Niet in geschil is ook dat dit door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is gedaan. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat aan deze rechtshandeling geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan. Ten aanzien van de Amerikaanse geboorteakte gaat het daarom om de vraag of erkenning van de uit de Amerikaanse geboorteakte voortvloeiende afstammingsrelaties kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde, zoals bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW.
Openbare orde exceptie?
Uit artikel 10:101 lid 1 BW juncto artikel 10:100 lid 2 BW volgt dat de erkenning van de buitenlandse akte, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde kan worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd. Van onverenigbaarheid met de openbare orde is slechts sprake in geval van strijdigheid met beginselen en waarden van juridische, sociale of morele aard die in de eigen rechtsorde fundamenteel worden geacht.
Uitgangspunt is dat de buitenlandse akte dient te worden erkend.
De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te oordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie.
Nu verzoeker op de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] als ouder is aangemerkt, welk juridisch ouderschap in de beslissingen van de Iowa district court for Benton County, Benton, Iowa, VS, van 30 januari 2024, 8 en 14 maart 2024 (hierna: de Amerikaanse beslissingen) is bevestigd, en hij samen met verzoekster vanaf de geboorte van [minderjarige] de zorg over hem draagt, dient hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name te worden gekeken of de belangen van [minderjarige] , de eiceldonatrice en de draagmoeder voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn van belang de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap, zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016, en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Op grond van de overgelegde stukken en dat wat op de zitting is besproken, komt de rechtbank tot het oordeel dat het traject van draagmoederschap in Iowa, VS, met waarborgen is omkleed, die overeenkomen met de aanbevelingen van de Staatscommissie.
Verzoekers hebben bij het realiseren van hun ouderschapswens voor het draagmoederschapstraject gebruik gemaakt van de eicel van een bekende eiceldonatrice, [eiceldonatrice] , met wie zij een “open egg donation agreement” hebben gesloten en ondertekend. Hierin zijn zowel de juridische als de medische belangen van de eiceldonatrice gewaarborgd. In deze overeenkomst zijn in artikel 17 bepalingen opgenomen hoe verzoekers en de eiceldonatrice met elkaar in contact blijven. Ook blijkt hieruit dat [minderjarige] bij zijn meerderjarige leeftijd contact kan opnemen met de eiceldonatrice.
Met de draagmoeder hebben verzoekers een “gestational carrier agreement” opgesteld en ondertekend. Hierin zijn zowel de juridische als de medische belangen van de draagmoeder gewaarborgd. Op dit moment hebben verzoekers goed contact met de draagmoeder. De rechtbank stelt dan ook vast dat de ontstaansgeschiedenis van [minderjarige] op termijn voor hem volledig is te achterhalen en dat hij in de toekomst kennis kan nemen van de eiceldonatrice en de draagmoeder. Verzoekers en de draagmoeder hebben daarnaast onafhankelijk juridisch advies ontvangen van hun eigen advocaat. De draagmoeder heeft gedurende het traject de mogelijkheid gehad tot medische en psychologische bijstand. De rechtbank stelt vast dat, nu het draagmoederschap in de VS heeft plaatsgevonden en de draagmoeder daar ook woonachtig is, niet kan worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat aan deze beslissing geen behoorlijk onderzoek en rechtspleging is voorafgegaan.
De rechtbank kwalificeert de in de VS op 30 januari 2024, 8 en 14 maart 2024 gegeven Amerikaanse beslissingen, zoals opgenomen onder de feiten, als een vaststelling van het ouderschap van verzoeker en ontkenning van het ouderschap van de draagmoeder en haar echtgenoot, waarbij verzoeker is belast met gezagsrechten (de rechtbank verwijst voor wat betreft het gezag naar hetgeen hieronder onder het kopje “Verzoeken onder IV en VII.: het gezag” is opgenomen).
Uit dat wat hiervoor is overwogen, blijkt dat het draagmoederschapstraject naar het oordeel van de rechtbank met de nodige zorgvuldigheidseisen is omkleed, dat de afstammingsrelatie voor [minderjarige] herleidbaar is en dat hiermee voldoende is voorzien in het recht van het kind om zijn afstamming te kennen zoals opgenomen in artikel 7 IVRK.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de Amerikaanse beslissingen in Nederland kunnen worden erkend.
Vatbaar voor opname in het Nederlandse register?
De ambtenaar heeft ten aanzien van de Amerikaanse geboorteakte aanvankelijk verweer gevoerd, maar zich bij brief van 3 oktober 2024, onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 29 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:6851) alsnog gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt dan ook vast dat niet in geschil is dat de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] waarop de draagmoeder en verzoeker als ouders staan geregistreerd, vatbaar is voor opname in het Nederlandse register.
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de geboorteakte van [minderjarige] waarop de draagmoeder en verzoeker als ouders staan geregistreerd van rechtswege in Nederland kan worden erkend. De rechtbank zal de verzochte verklaring voor recht dan ook uitspreken.
Verzoek onder II.: Het gelasten van de ambtenaar tot inschrijving van de buitenlandse geboorteakte.
Verzoekers verzoeken de ambtenaar te gelasten de geboorteakte op te nemen in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand.
Op grond van artikel 1:26b BW in samenhang gelezen met 1:25 lid 1 BW kan de rechtbank de inschrijving gelasten van een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte van geboorte in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage, indien de akte een persoon betreft die op het ogenblik van het verzoek Nederlander is.
De rechtbank stelt vast dat in het voorgaande is vastgesteld dat tussen verzoeker en [minderjarige] familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld. Daarmee stamt [minderjarige] af van een Nederlandse ouder, zodat hij de Nederlandse nationaliteit aan verzoeker ontleent. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde voor inschrijving van de Amerikaanse geboorteakte in het Nederlandse register.
Het verzoek van verzoekers om de ambtenaar te gelasten de buitenlandse geboorteakte in te schrijven wordt dan ook toegewezen.
Aantekening maken op geboorteakte
Artikel 1:20b BW bepaalt – voor zover hier van belang – dat op verzoek van een belanghebbende dan wel ambtshalve van akten en uitspraken die buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie zijn opgemaakt of gedaan en een overeenkomstige uitwerking hebben als de akten en rechterlijke uitspraken, bedoeld in artikel 1:20 BW, door de ambtenaar van de burgerlijke stand een latere vermelding wordt toegevoegd aan de desbetreffende in de registers van de burgerlijke stand hier te lande voorkomende geboorteakte, tenzij de Nederlandse openbare orde zich hiertegen verzet.
Zoals hiervoor is vastgesteld betreffen de Amerikaanse beslissingen een ontkenning van het moederschap van de draagmoeder en haar echtgenoot, zodat deze beslissingen overeenkomen met een Nederlandse rechterlijke uitspraak zoals bedoeld in artikel 1:20 BW.
De ambtenaar heeft in zijn brief van 26 augustus 2024 aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
Van de beslissing van deze rechtbank dat de Amerikaanse beslissingen van rechtswege in Nederland kunnen worden erkend, dient dan ook een (latere) vermelding op de (nog in te schrijven) geboorteakte van [minderjarige] te worden gemaakt. De rechtbank laat het aan de ambtenaar om de wijze van vermelding te bepalen. De rechtbank zal dan ook in die zin de ambtenaar gelasten een (latere) vermelding te plaatsen op de geboorteakte van [minderjarige] . Door de Amerikaanse beslissingen op de geboorteakte te vermelden, komt de geboorteakte daarmee in lijn met de wijze van het tot stand komen van de afstamming van [minderjarige] .
Verzoek onder IV.: de adoptie
Verzoekers verzoeken primair voor recht te verklaren dat op grond van de Amerikaanse beslissing van 12 juni 2024 waarbij de adoptie van [minderjarige] door verzoekster is uitgesproken en daarmee de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekster en [minderjarige] zijn vastgesteld in Nederland wordt erkend en de ambtenaar te gelasten om op de in te schrijven geboorteakte een aantekening te maken van deze Amerikaanse beslissing.
Toepasselijk recht
Nu het verzoek strekt tot het erkennen van buitenlandse beslissingen in Nederland is op het verzoek Nederlands recht van toepassing.
Erkenning Amerikaanse beslissing
De rechtbank moet allereerst ambtshalve de vraag beantwoorden of er sprake is van een verdragsadoptie op grond van het Haagse Verdrag inzake de bescherming van kinderen en samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie van 29 mei 1993 (Haags Adoptieverdrag), waarbij de adoptie van rechtswege wordt erkend dan wel of er sprake is van een buitenlandse adoptiebeslissing zoals bedoeld in de artikelen 10:108 en 10:109 BW.
Verzoekers beschikken niet over een verklaring in de zin van artikel 23 van het Haags Adoptieverdrag, inhoudende dat de adoptie in overeenstemming het met verdrag tot stand is gekomen. De rechtbank zal daarom beoordelen of de adoptiebeslissing van 12 juni 2024, waarbij [minderjarige] door verzoekster is geadopteerd naar het recht van Iowa, VS, kan worden erkend in Nederland op grond van de artikelen 10:108 en 10:109 BW. Op basis van de stukken die door verzoekers in het geding zijn gebracht, is de rechtbank van oordeel dat er geen twijfel bestaat dat deze beslissing een adoptiebeslissing betreft zoals bedoeld in de wet van Iowa, VS.
Op grond van artikel 10:109 lid 1 BW wordt een in het buitenland gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen en die is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had, terwijl de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, erkend indien:
de bepalingen van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) in acht zijn genomen, en
de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, en
erkenning niet op een grond, bedoeld in artikel 10:108 lid 2 of lid 3 van dit boek zou worden onthouden.
De erkenning wordt op grond van artikel 10:108 lid 2 of lid 3 BW onthouden indien aan de beslissing houdende adoptie kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van die beslissing kennelijk in strijd met de openbare orde zou zijn, waarvan in ieder geval sprake is indien de beslissing kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.
Het is de rechtbank gebleken dat verzoekers op [geboortedatum 2] 2024, dat wil zeggen: vóór de indiening van het verzoek tot adoptie met [minderjarige] naar Nederland zijn vertrokken en de adoptieprocedure in de VS niet hebben afgewacht. Dat betekent dat [minderjarige] ten tijde van de indiening van het verzoek en de uitspraak van de adoptie in de VS niet meer zijn gewone verblijfplaats in de VS had. Strikt genomen is dan niet voldaan aan de in artikel 10:109 lid 1 aanhef BW gestelde voorwaarde dat de in het buitenland gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen en die is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de voorwaarden zoals gesteld in artikel 10:109 lid 1 aanhef BW echter niet geschreven voor een situatie als de onderhavige, waarin in de VS (Iowa) een zorgvuldig hoogtechnologisch draagmoederschapstraject heeft plaatsgevonden en de aldaar bevoegde rechter, the Iowa district court for Benton County, Benton, Iowa, VS - die al vóór de geboorte van [minderjarige] bij dit traject betrokken is geweest en in verband met dat traject meerdere opeenvolgende beslissingen heeft genomen - als sluitstuk van dat traject op 12 juni 2024 ook heeft beslist op het verzoek tot adoptie van [minderjarige] door verzoekster. Dat het ouderschap van verzoekster over [minderjarige] door middel van adoptie zou worden gevestigd door dezelfde rechter in Iowa, VS, was ook al bepaald in de eerder besproken Amerikaanse beslissing van 8 maart 2024. De enkele omstandigheid dat verzoekers ten tijde van de adoptiebeslissing van 12 juni 2024 inmiddels met [minderjarige] naar Nederland waren vertrokken, staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan erkenning van die buitenlandse adoptiebeslissing in Nederland in de weg.
De rechtbank is van oordeel dat ook de Wobka niet is geschreven voor gevallen als de onderhavige. Het gaat hier immers om een in het buitenland door middel van hoogtechnologisch draagmoederschap geboren kind. Uit de tekst en de wijze van totstandkoming van de wet volgt dat men daarbij het oog heeft gehad op de ‘klassieke adoptie’, namelijk de adoptie van een kind dat zowel biologisch als genetisch afstamt van andere ouders dan de adoptiefouders. De rechtbank wijst daarbij op de definitie van het begrip “buitenlands kind” van artikel 1 Wobka. Waar daarin wordt gesteld dat het kind in een ander gezin dan het ouderlijk gezin zal worden verzorgd, kan de wetgever niet het oog hebben gehad op een situatie als zich in deze zaak voordoet. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de bepalingen van de Wobka zich niet lenen voor onverkorte toepassing in dit geval.
De rechtbank stelt vast dat de beslissing van the Iowa district court for Benton County (Juvenile Division), Benton, Iowa, VS, van 12 juni 2024 waarbij de adoptie van [minderjarige] door verzoekster is uitgesproken, voldoet aan voornoemde overige voorwaarden voor erkenning van artikel 10:109 BW. Gebleken is dat de weigeringsgronden van artikel 10:108, lid 2 en lid 3 BW zich niet voor doen. De erkenning is verder naar het oordeel van de rechtbank kennelijk ook in het belang van [minderjarige] . Op basis van de stukken zijn er geen aanwijzingen dat er kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging aan de beslissingen in de VS is voorafgegaan of dat er sprake is van strijd met de openbare orde.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de Amerikaanse adoptiebeslissing wordt erkend in Nederland. Deze beslissing heeft op grond van artikel 10:110 lid 1 en 2 BW tot gevolg dat ook de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekster en [minderjarige] in Nederland worden erkend.
Van de beslissing van deze rechtbank dat de Amerikaanse adoptiebeslissing van rechtswege in Nederland kan worden erkend dient dan ook een (latere) vermelding op de (nog in te schrijven) geboorteakte van [minderjarige] te worden gemaakt.
De rechtbank zal – voor zover nodig – de ambtenaar gelasten een (latere) vermelding te plaatsen op de geboorteakte van [minderjarige] . Door de Amerikaanse beslissing op de geboorteakte te vermelden, komt de geboorteakte daarmee in lijn met de wijze van het tot stand komen van de afstamming van [minderjarige] .
Volledigheidshalve overweegt de rechtbank dat de familierechtelijke betrekkingen met verzoeker in stand zijn gebleven.
De rechtbank zal het primaire verzoek onder IV. toewijzen.
Verzoeken onder III. en V.: het gezag
Toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, zal de rechtbank naar Nederlands recht beslissen op het verzoek ten aanzien van het gezag.
De rechtbank stelt voorop dat zij de Amerikaanse beslissingen – zoals hiervoor al is overwogen – kwalificeert als een beslissing waarin het ouderschap van verzoeker is bevestigd en hij is belast met gezagsrechten.
Erkenning buitenlandse beslissingen ten aanzien van gezag
Juridisch kader
Nu de beslissingen niet in een EU-lidstaat zijn gegeven en evenmin in een staat die partij is bij het HKBV 1996 noch de verordening Brussel II-ter noch het HKBV 1961 dient de rechtbank eerst vast te stellen welk recht van toepassing is op de vraag of de Amerikaanse gezagsbeslissing(en) voor erkenning in aanmerking komen. In dit geval dient te worden teruggevallen op het nationale internationaal privaatrecht om de erkenningsvraag te beantwoorden. De regel omtrent de erkenning is in het Nederlandse recht ongeschreven. Zij houdt in dat een beslissing in Nederland voor erkenning in aanmerking komt indien voldaan is aan vier cumulatieve vereisten:
1. de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is (waarbij aansluiting kan worden gezocht bij de bevoegdheidsgronden uit de verordening Brussel IIter of het HKBV 1996);
2. de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging (zoals bedoeld in artikel 6 EVRM);
3. de erkenning van de buitenlandse beslissing is niet in strijd met de Nederlandse openbare orde;
4. de buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de Amerikaanse beslissingen, waarin het ouderschap van verzoeker is bevestigd en het ouderschap van de draagmoeder is ontkend en waarbij verzoeker is belast met gezagsrechten alsook de Amerikaanse beslissing tot adoptie van [minderjarige] door verzoekster en waarbij is bepaald dat verzoekster en verzoeker vanaf dat moment gezamenlijk zijn belast met de gezagsrechten aan alle vier de vereisten voldoet. Zoals hiervoor is overwogen, heeft het draagmoederschapstraject in Amerika plaatsgevonden en woont de draagmoeder in Amerika. De bevoegdheid van de Amerikaanse rechtbank om te beslissen over het gezag, berust derhalve op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is. Daarnaast heeft de rechtbank hiervoor ook al overwogen dat er geen aanwijzingen zijn dat aan de Amerikaanse beslissingen kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. Verder is niet gebleken dat de erkenning van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank in strijd is met de Nederlandse openbare orde of dat er sprake is van tussen partijen gegeven beslissingen van de Nederlandse rechter dan wel van een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust.
Het voorgaande betekent dat de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank waarin verzoekers met het gezag over [minderjarige] zijn belast in Nederland worden erkend. Daarmee staat vast dat verzoekers gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] zijn belast.
Voorwaardelijk verzoek onder VI.: geslachtsnaam
Verzoekers hebben voorwaardelijk, voor het geval de rechtbank de geslachtsnaam van [minderjarige] zou wijzigen, verzocht te verklaren dat de geslachtsnaam van [minderjarige] ‘ [geslachtsnaam] ’ is. Nu de rechtbank van oordeel is dat de Amerikaanse beslissing tot adoptie in Nederland van kan worden erkend en de geslachtsnaam van [minderjarige] daarin reeds is vastgesteld, komt de rechtbank aan dit verzoek niet meer toe.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
Ten aanzien van alle te nemen beslissingen geldt dat de aard van deze beslissingen zich verzet tegen het bij voorraad uitvoerbaar verklaren van die beslissingen. Dit maakt dat de rechtbank het verzoek om de beslissingen, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat de Amerikaanse geboorteakte (State of Iowa, Department of Health and Human Services, number 114-2024-004291, geregistreerd op 20 februari 2024 te Iowa, VS) van [minderjarige] , geboren op [datum 2] 2024 te [plaats] , VS, waarop de draagmoeder en verzoeker als ouders worden vermeld, van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage;
*
gelast de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage van de door de bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften in Iowa, Verenigde Staten van Amerika, opgemaakte geboorteakte van:
- [minderjarige] , geboren op [datum 2] 2024 te [plaats] , Verenigde Staten van Amerika, Nummer 114-2024-004291, geregistreerd op 20 februari 2024, waarvan een fotokopie aan deze beschikking is gehecht;
*
verklaart voor recht dat de beslissingen van “the Iowa district court for Benton County, Benton, Iowa, VS, van 30 januari 2024, 8 en 14 maart 2024, welke beslissingen de bevestiging van het vaderschap van verzoeker, de ontkenning van het moederschap van de draagmoeder en de ontkenning van het vaderschap van de echtgenoot van de draagmoeder betreffen, van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar hun aard vatbaar zijn voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage;
*
bepaalt dat de ambtenaar op de geboorteakte van [minderjarige] een (latere) vermelding plaatst van voornoemde Amerikaanse beslissingen;
*
verklaart voor recht verklaart dat de beslissing van 12 juni 2024 van the Iowa district court for Benton County (Juvenile Division), Benton, Iowa, VS, (adoption decree and order and waiver of appointment of guardian ad litem) waarbij de adoptie van [minderjarige] door verzoekster tot stand is gekomen, voor erkenning in Nederland vatbaar is;
*
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
*
stelt vast dat verzoekers gezamenlijk belast zijn met het gezag over [minderjarige] ;
*
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de buitenlandse beslissingen van the Iowa district court for Benton County”, Benton, Iowa, VS, van 8 en 14 maart 2024 en van 12 juni 2024, en deze beschikking van heden, waaruit volgt dat verzoekers belast zijn met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] ;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. van der Vliet, C.S.F. de Nijs en J.M. Vink, rechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2025.