ECLI:NL:RBDHA:2025:7207

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
C/09/680467 / KG ZA 25-149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding inzake gunningsbeslissing architectdiensten voor nieuwbouw Erasmus MC

In deze zaak hebben EGM ARCHITECTEN B.V. en GORTEMAKER ALGRA FEENSTRA ARCHITECTS B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als 'de Combinatie') een kort geding aangespannen tegen het Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (hierna 'Erasmus MC') naar aanleiding van een gunningsbeslissing in een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure voor architectdiensten. De Combinatie vorderde onder meer de intrekking van de gunningsbeslissing en herbeoordeling van de inschrijvingen. De voorzieningenrechter heeft op 30 april 2025 uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat Erasmus MC de gunningsbeslissing niet op ontoelaatbare wijze heeft aangevuld, de beslissing voldoende heeft gemotiveerd en geen evidente beoordelingsfouten heeft gemaakt. De vorderingen van de Combinatie werden afgewezen, en Erasmus MC werd in de gelegenheid gesteld de opdracht definitief aan Team aan de Schie B.V. te gunnen. De proceskosten werden toegewezen aan Erasmus MC en Team aan de Schie, waarbij de Combinatie als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/680467 / KG ZA 25-149
Vonnis in kort geding van 30 april 2025
in de zaak van

1..EGM ARCHITECTEN B.V. te Dordrecht,

2.
GORTEMAKER ALGRA FEENSTRA ARCHITECTS B.V.te Rotterdam,
eiseressen,
advocaten mr. S.C. Brackmann en mr. A.H. Klein-Hofmeijer te Rotterdam,
tegen:
ERASMUS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM ROTTERDAMte Rotterdam,
gedaagde,
advocaten mr. G. Verberne en mr. drs. M.J. de Meij te Amsterdam,
waarin is tussengekomen:
TEAM AAN DE SCHIE B.V.te Delft,
advocaten mr. J.F. van Nouhuys en mr. T.A.E. ten Berge te Rotterdam.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘de Combinatie’, gedaagde als ‘Erasmus MC’ en de tussenkomende partij als ‘Team aan de Schie’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 februari 2025, met producties 1 tot en met 25 die na de dagvaarding in het geding zijn gebracht;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst subsidiair voeging van Team aan de Schie;
- de conclusie van antwoord van Erasmus MC;
- de op 9 april 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de advocaten van alle partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op 30 april 2025.

2.Het incident tot tussenkomst, subsidiair voeging

2.1.
Team aan de Schie heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen de Combinatie en Erasmus MC dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van Erasmus MC. Ter zitting hebben de Combinatie en Erasmus MC verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. Team aan de Schie is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Verder is niet gebleken dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en op grond van wat er tijdens de zitting is besproken, wordt in dit kort geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Erasmus MC heeft een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd met als doel een overeenkomst te sluiten voor architectdiensten ten behoeve van een grootschalig nieuwbouwproject op de Erasmus MC Centrumlocatie te Rotterdam. De nieuwbouw betreft één gebouw en zal uit verschillende gebouwonderdelen bestaan met daarin verschillende gebruikers, waaronder: Sophia Kinderziekenhuis (SKZ) inclusief eerstelijns geboortecentrum en Kinder- & Jeugdpsychiatrie, Psychiatrie (Volwassenenpsychiatrie), Next Generation Research (NGR), Experimenteel Dieren Centrum (EDC) en algemene ruimten inclusief facilitair, logistiek en derden, zoals onder meer en deels optioneel Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde Rijnmond en Sanquin.
3.2.
Na de selectiefase (waarvoor twaalf partijen een aanmelding hadden gedaan) heeft Erasmus MC vijf partijen uitgenodigd voor het doen van een inschrijving. De procedure die in de inschrijvingsfase wordt gevolgd, is beschreven in de gunningsleidraad.
3.3.
Als gunningscriterium wordt de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding gehanteerd. Het gunningscriterium kwaliteit is onderverdeeld in vier gunningscriteria, te weten: (A) visie op de ontwerpopgave,
(B) organisatie en aanpak van het project, (C) beheersing van het project en (D) visie op duurzaamheid (zie paragraaf 3.3 van de gunningsleidraad).
3.4.
De kwalitatieve criteria zijn nader uitgewerkt in paragraaf 3.5 van de gunningsleidraad. Daarin is – voor zover in deze zaak relevant – het volgende vermeld over de beoordeling van de gunningscriteria A tot en met D:
A Visie op de ontwerpopgave
De visie op de ontwerpopgave wordt beoordeeld aan de hand van vier (sub)criteria. Dit zijn de volgende:
#
Subcriteria
A1
Visie op de stedenbouw en architectuur van het geheel (exterieur)
De mate waarin, naar het oordeel van de beoordelingscommissie, de visie op de stedenbouw en architectuur van het geheel (exterieur) aansluit bij de wens om te komen tot een innovatief en toekomstgericht ‘Rotterdams’ ontwerp, rekening houdend met de stedelijke context en het maatschappelijke belang van het Erasmus MC en wat dat betreft een meerwaarde biedt.
A2
(…)
A3
(…)
A4
Visie op de architectuur van het onderzoekscluster (NGR en EDC)
De mate waarin, naar het oordeel van de beoordelingscommissie, de visie op de architectuur van het onderzoekscluster (NGR en EDC) aansluit bij de wens om te komen tot een ontwerp met specifieke aandacht voor de menselijke maat voor de medewerkers, een efficiënte en wendbare omgeving, resulterend in een innovatief en toekomstbestendig onderzoekscluster, en wat dat betreft een meerwaarde biedt.”
(…)
B Organisatie en aanpak van het project
De organisatie en aanpak van het project wordt beoordeeld aan de hand van drie (sub)criteria. Dit zijn de volgende:
#
Subcriteria
B1
(…)
B2
(…)
B3
Samenstelling van het (eigen) projectteam
De mate waarin, naar het oordeel van de beoordelingscommissie, concreet en aantoonbaar sprake is van een projectteam met de voor deze opgave passende kennis, ervaring en capaciteit, voor alle fasen en deelprojecten, waarbij de continuïteit op adequate wijze is geborgd en wat dat betreft een meerwaarde biedt.”
(…)
C Beheersing van het project
De invulling van beheersing van het project wordt beoordeeld aan de hand van het volgende criterium:
#
Criterium
C
Beheersing van het project
De mate waarin, naar het oordeel van de beoordelingscommissie, de aanpak van de projectbeheersing van het project concreet en aantoonbaar vertrouwen geeft in een solide beheersing van de kosten, risico’s, organisatie, planning, informatie en kwaliteit en wat dat betreft een meerwaarde biedt.”
(…)
D Visie op duurzaamheid
De invulling van de visie op duurzaamheid van de nieuwbouw wordt beoordeeld aan de hand van het volgende criterium:
#
Criterium
D
Visie op duurzaamheid
De mate waarin, naar het oordeel van de beoordelingscommissie, de visie op duurzaamheid concreet en aantoonbaar vertrouwen geeft in een duurzaam gebouw – waarbij duurzaamheid in brede zin (energiezuinigheid, circulariteit, levensduurkostenoptimalisatie) is geïnterpreteerd – en een goede balans wordt gevonden tussen ‘proven technology’ en innovatie, duurzaamheid wordt geborgd en wat dat betreft een meerwaarde biedt.
(…)
3.5.
De beoordeling vindt plaats op basis van de inschrijvingen, in samenhang met de pitch en het interview zoals omschreven in paragrafen 2.4.4 en 2.4.5 van de gunningsleidraad. De beoordelingscommissie kent gezamenlijk (in consensus), met inachtneming van de adviezen vanuit het adviesteam, een score toe per kwalitatief criterium. De beoordeling door de beoordelingscommissie vindt plaats aan de hand van de volgende beoordelingstabel (tabel 3.2 van de gunningsleidraad):
tabel 3.2 |Beoordelingsmethodiek criterium 2
Score
Betekenis
0,00
Naar oordeel van de beoordelingscommissie is niet of nauwelijks invulling gegeven aan het criterium. Er is niet of nauwelijks concreet en aantoonbaar sprake van een meerwaarde.
2,00
Naar oordeel van de beoordelingscommissie is in beperkte mate invulling gegeven aan het criterium. Er is in beperkte mate concreet en aantoonbaar sprake van een meerwaarde.
4,00
Naar oordeel van de beoordelingscommissie is in redelijke mate invulling gegeven aan het criterium. Er is in redelijke mate concreet en aantoonbaar sprake van een meerwaarde.
6,00
Naar oordeel van de beoordelingscommissie is in ruime mate invulling gegeven aan het criterium. Er is in ruime mate concreet en aantoonbaar sprake van een meerwaarde.
8,00
Naar oordeel van de beoordelingscommissie is op goede wijze invulling gegeven aan het criterium. Er is in grote mate concreet en aantoonbaar sprake van een
meerwaarde.
10,00
Naar oordeel van de beoordelingscommissie is op uitmuntende wijze invulling gegeven aan het criterium. Er is in zeer grote mate concreet en aantoonbaar sprake van een meerwaarde.”
Per (sub)criterium zijn dus maximaal 10,00 punten te behalen. Totaal kunnen er, gezien de wegingsfactor (ze tabel 3.1) , maximaal 90,00 punten worden behaald voor de kwaliteit.
3.6.
Zowel de Combinatie als Team aan de Schie hebben op de aanbesteding ingeschreven. Bij brief van 19 december 2024 heeft Erasmus MC aan de Combinatie bericht dat zij voornemens is de opdracht aan Team aan de Schie te gunnen. Als bijlage bij deze brief heeft Erasmus MC een overzicht meegestuurd met de door de Combinatie behaalde scores, voorzien van een motivering van de scores bij de kwalitatieve gunningscriteria en – waar dat van toepassing was – de relatieve voordelen van de winnende inschrijving.
3.7.
Op 13 januari 2025 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Combinatie en Erasmus MC. Vervolgens heeft de Combinatie op 15 januari 2025 een conceptdagvaarding aan Erasmus MC gestuurd, waarin onder meer om toelichting wordt gevraagd op de motivering van de aan de Combinatie toegekende scores.
3.8.
Bij brief van 31 januari 2025 heeft Erasmus MC gereageerd op de vragen van de Combinatie en aangegeven geen redenen te zien voor herziening van de gunningsbeslissing. Verder heeft Erasmus MC in deze brief vermeld dat zij de
stand still-termijn met twintig dagen verlengt, te rekenen vanaf de dag na verzending van de brief.
3.9.
Partijen hebben daarna nog met elkaar gecorrespondeerd. Op 20 februari 2025 heeft de Combinatie Erasmus MC in kort geding gedagvaard.

4.Het geschil

4.1.
De Combinatie vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Erasmus MC te verbieden uitvoering te geven aan haar gunningsbeslissingen van
19 december 2024;
II. Erasmus MC te gebieden de beslissingen van 19 december 2024 binnen twee kalenderdagen na de vonnisdatum in te trekken en deze beslissingen ingetrokken te houden;
III. Erasmus MC te gebieden de ontvangen geldige inschrijvingen te laten herbeoordelen (door een nieuwe beoordelingscommissie), met inachtneming van het vonnis, een nieuwe gunningsbeslissing te nemen én inschrijvers een
stand still-termijn te bieden van 20 dagen om eventuele klachten naar aanleiding van die nieuwe gunningsbeslissing voor te leggen aan de voorzieningenrechter, tenzij Erasmus MC de opdracht niet meer wenst te verstrekken én intrekking van de aanbestedingsprocedure de fundamentele beginselen van het aanbestedingsrecht zou respecteren;
met veroordeling van Erasmus MC in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Daartoe voert de Combinatie – samengevat – het volgende aan. De beoordelingscommissie heeft het beoordelingskader anders toegepast dan uit de aanbestedingsstukken voortvloeit. Daarnaast is sprake van motiveringsgebreken en evidente beoordelingsfouten bij de beoordeling van de inschrijving van de Combinatie.
4.3.
Erasmus MC en Team aan de Schie voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Team aan de Schie vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de Combinatie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans deze af te wijzen;
II. Erasmus MC te verbieden om Team aan de Schie te passeren voor gunning van de opdracht, voor zover Erasmus MC de opdracht nog wenst te gunnen;
met veroordeling van de Combinatie in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
Verkort weergegeven stelt Team aan de Schie dat zij er belang bij heeft dat de opdracht definitief aan haar wordt gegund en dat zij daarom belang heeft bij afwijzing van de vorderingen van de Combinatie, nu de definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van de Combinatie en Erasmus MC met betrekking tot de vorderingen van Team aan de Schie hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of aanleiding bestaat om Erasmus MC te verplichten tot intrekking van de gunningsbeslissingen en over te gaan tot herbeoordeling van de inschrijvingen door een nieuwe beoordelingscommissie. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat daar geen aanleiding voor. Dat oordeel wordt hierna uitgelegd.
5.2.
De Combinatie brengt ter onderbouwing van haar standpunt diverse algemene bezwaren over de beoordeling van haar inschrijving naar voren. Volgens de Combinatie heeft Erasmus MC de gunningsbeslissing op ontoelaatbare wijze aangevuld, de gunningsbeslissing onvolledig gemotiveerd en het beoordelingskader onjuist toegepast. Daarnaast is de Combinatie het niet eens met de beoordeling van de kwalitatieve gunningscriteria D, A4, B3 en C. Erasmus MC betwist dit alles gemotiveerd.
5.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat alleen als sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel van procedurele of inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, plaats is voor ingrijpen door de rechter. Daarbij is uitgangspunt dat aan enige mate van subjectiviteit bij de beoordeling van de hier gehanteerde kwalitatieve gunningscriteria niet te ontkomen valt. Dat brengt weliswaar enige spanning teweeg met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht en/of die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een potentiële inschrijver duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van kwalitatieve criteria. Aan de aangewezen beoordelingscommissie, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet de nodige beoordelingsruimte worden gegund, mede omdat de rechter geen specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht.
Motivering van de gunningsbeslissing
5.4.
De Combinatie stelt ten eerste dat Erasmus MC niet heeft voldaan aan de op haar rustende motiveringseisen. Dat gebrek kan volgens haar niet worden gerepareerd door de brief van 31 januari 2025; daarin is de motivering van de gunningsbeslissing ten onrechte aangevuld. Volgens de Combinatie zijn deze aanvullingen niet verwaarloosbaar of van toelichtende aard en moeten deze daarom buiten beschouwing worden gelaten. De voorzieningenrechter volgt de Combinatie niet in dat betoog. In de jurisprudentie is bepaald dat een aanbestedende dienst verplicht is om in de gunningsbeslissing alle relevante redenen voor die beslissing te vermelden en dat een latere aanvulling van die relevante redenen in beginsel niet is toegestaan (Hoge Raad 7 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9233). Zoals bij de bespreking van de kwalitatieve gunningscriteria hierna zal blijken, is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat Erasmus MC de gronden van de gunningsbeslissing niet op ontoelaatbare wijze heeft aangevuld. De brief van 31 januari 2025 bevat feitelijk slechts een nadere toelichting op c.q. verduidelijking van de reeds in de gunningsbeslissing genoemde relevante redenen voor de beslissing. Er zijn geen wezenlijk nieuwe gronden gegeven voor de gunningsbeslissing. De nadere toelichting op de gunningsbeslissing is door Erasmus MC overigens gegeven als reactie op de door de Combinatie opgeworpen bezwaren en gestelde vragen. Bovendien heeft Erasmus MC in de brief van 31 januari 2025 opnieuw een rechtsbeschermingstermijn van twintig kalenderdagen geboden. Daarmee is aan de Combinatie ook voldoende gelegenheid geboden om zich, ook na de gegeven nadere toelichting, rustig te beraden over de vraag of er volgens hen aanleiding bestond om tegen de gunningsbeslissing op te komen.
5.5.
Verder heeft de Combinatie op de zitting naar voren gebracht dat Erasmus MC in de gunningsbeslissing heeft nagelaten om toe te lichten waarom de Combinatie bij de onderdelen C en B3 in plaats van een acht niet de maximale score van tien heeft behaald. Volgens de Combinatie is daarmee sprake van een motiveringsgebrek, omdat Erasmus MC daartoe wel verplicht is, zo leidt de Combinatie af uit de wetsgeschiedenis bij artikel 2.130 Aw.
5.6.
De voorzieningenrechter volgt de Combinatie daarin niet. Artikel 2.130 Aw bepaalt dat de mededeling van de gunningsbeslissing de relevante redenen voor die beslissing moet bevatten. Uit de wetsgeschiedenis bij dit artikel (
Kamerstukken II2008/2009, 32 027, nr. 3, p. 7) volgt, dat de te vermelden relevante redenen onder meer kunnen bevatten (i) bekendmaking van de eindscores van zowel de afgewezen inschrijver als van de geselecteerde inschrijver en (ii) bekendmaking van de scores van de afgewezen inschrijver op specifieke kenmerken en de reden waarom op dat specifieke kenmerk eventueel niet de maximale score is toegekend. Zoals Erasmus MC terecht heeft opgemerkt, volgt uit de wetsgeschiedenis ook dat een precieze invulling van de motiveringsplicht veelal afhangt van de omstandigheden van het geval. In dit geval gaat het om de aanbesteding van architectdiensten, waarbij creativiteit bij uitstek een belangrijke rol speelt. Dat heeft zich ook vertaald in de door Erasmus MC gehanteerde gunnings- en beoordelingssystematiek, waarbij aan de inschrijvers veel ruimte is geboden om, aan de hand van onder andere visies en schetsen, op eigen wijze aan te geven hoe de gewenste kwaliteit wordt ingevuld. De inschrijver wordt op die manier optimaal gestimuleerd om inventief in te schrijven en kenbaar te maken begrip te hebben voor en inzicht te geven in die aspecten van de opdracht die volgens hem relevant zijn voor de aanbestedende dienst. Ook wordt de inschrijver zo in de gelegenheid gesteld zich te onderscheiden van andere inschrijvers en aldus zijn (mate van) meerwaarde aan te tonen. Dat kan vanzelfsprekend leiden tot een grote diversiteit aan plannen binnen de ingediende inschrijvingen en bij de beoordeling daarvan valt aan een zekere mate van subjectiviteit niet te ontkomen (zie ook hiervoor bij 5.3). Gelet op dit alles kan van Erasmus MC als aanbestedende dienst niet worden verlangd dat zij in haar gunningsbeslissing precies aangeeft wat nodig zou zijn geweest om de maximale score op een criterium te behalen. Het gaat immers niet om het afvinken van een ‘lijstje’ van punten, waarbij een-op-een aftrekpunten kunnen worden benoemd wegens ontbrekende elementen, maar om de algehele waardering van zeer uiteenlopende plannen, met een daaraan door de commissie te geven ‘rapportcijfer’.
5.7.
De voorzieningenrechter verwerpt dan ook de stelling van de Combinatie dat Erasmus MC de gronden voor de gunningsbeslissing ongeoorloofd heeft aangevuld of in strijd heeft heeft gehandeld met artikel 2.130 Aw door zijn oordeel niet voldoende te motiveren.
Toepassing van het gunnings- en beoordelingskader
5.8.
De Combinatie stelt zich verder op het standpunt dat Erasmus MC het gunnings- en beoordelingskader onjuist heeft toegepast. De eerste reden die de Combinatie daartoe aanvoert, is dat de beoordelingscommissie van het beoordelingskader is afgeweken door bij de beoordeling van de inschrijvingen ten onrechte te kijken naar wat de inschrijvers
extrabieden ten opzichte van de wens/doelstelling in het gunningscriterium. De voorzieningenrechter deelt dat standpunt niet en zal dat hieronder toelichten.
5.9.
Uitgangspunt bij de beoordeling is dat wordt getoetst in hoeverre met de inschrijving invulling wordt gegeven aan het criterium en daarmee concreet en aantoonbaar sprake is van meerwaarde. Hoe hoger de meerwaarde is die de inschrijver met zijn inschrijving op een bepaald onderdeel biedt, des te meer punten de inschrijver op het betreffende onderdeel ontvangt. Meerwaarde betekent in dit geval dus feitelijk: de mate waarin invulling wordt gegeven aan het criterium. Dat betekent dat dus niet wordt getoetst in hoeverre de inschrijving
iets extra’sbiedt ten opzichte van het criterium.
5.10.
Dat Erasmus MC de inschrijvingen desondanks op extra’s zou hebben beoordeeld, is niet aannemelijk geworden. De verwijzing van de Combinatie naar het toelichtend gesprek van 13 januari 2025 waarin namens Erasmus MC zou zijn verklaard dat “
als je aan de uitvraag voldoet start je bij nul en voor meerwaarde krijg je hogere punten” en “
het (…) erom[gaat, vzr.]
hoe goed je aan iets voldoet én meerwaarde levert”, kan haar niet baten. Zelfs als ervan zou moeten worden uitgegaan dat deze verklaringen juist zijn weergegeven, dan kan daaruit niet worden afgeleid dat de inschrijvingen ook daadwerkelijk op de door de Combinatie gestelde wijze zijn beoordeeld. Deze enkele (wellicht wat ongelukkig geformuleerde) mondelinge uitlating waarop de Combinatie zich beroept, is daartoe volstrekt onvoldoende. Overigens blijkt al uit het feit dat de Combinatie zelf op de verschillende onderdelen van haar inschrijving de cijfers acht en zes heeft gescoord, terwijl zij naar eigen zeggen bij haar inschrijving is uitgegaan van het juiste beoordelingskader, dat de beoordelingscommissie dus niet ‘op extra’s’ heeft beoordeeld. Als de inschrijving van de Combinatie daadwerkelijk op de hiervoor genoemde (onjuiste) wijze zou zijn beoordeeld, dan zou dat immers (bij gebreke van extra’s in de inschrijving van de Combinatie) in de visie van de Combinatie logischerwijs tot gevolg moeten hebben gehad dat zij op de verschillende onderdelen steeds het cijfer nul zou hebben ontvangen.
5.11.
De overige voorbeelden die de Combinatie in dit verband heeft aangedragen overtuigen de voorzieningenrechter ook niet. De voorzieningenrechter zal de twee meest in het oog springende voorbeelden bespreken. De Combinatie heeft onder andere gewezen op de toelichting van Erasmus MC op gunningscriterium D, waarin staat dat de Combinatie “
(…) weinig tot niets meer doet dan wat haar verplichting is. Dat is geen meerwaarde.” Kennelijk vond de beoordelingscommissie dat de Combinatie met haar inschrijving op dit punt niet veel meerwaarde heeft gecreëerd. Van een onjuiste toepassing van het beoordelingskader is daarmee niet gebleken. Hetzelfde geldt voor de verwijzing van de Combinatie naar de toelichting van Erasmus MC op gunningscriterium A1, waarin staat dat beoordelingscommissie in de uitwerking van de visie “
de aansluiting op en de versterking van het masterplan” mist. Tijdens de zitting is gebleken dat het betreffende masterplan ter kennis is gebracht van alle inschrijvers. Dat de beoordelingscommissie in haar beoordeling heeft meegewogen in hoeverre de door de Combinatie aangeboden visie strookt met het masterplan, acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk. Dat past in de beoordelingsruimte die de deskundige beoordelaars hebben en daarbij staat of valt de beoordeling niet door het gebruik van een woord als ‘versterken’, zoals de Combinatie kennelijk meent. De voorzieningenrechter concludeert dan ook dat de Combinatie niet aannemelijk heeft gemaakt dat Erasmus MC, naast de uitvraag en de met de invulling daarvan gecreëerde meerwaarde, ten onrechte separate extra’s heeft gewaardeerd die niet uit de uitvraag bleken.
5.12.
Dat de beoordelaars daarnaast buiten het beoordelingskader zijn getreden door het gunningscriterium ‘prijs’ – relatief gezien – zwaarder te laten meewegen dan was voorgeschreven in de aanbestedingsstukken, volgt de voorzieningenrechter evenmin. Het enkele feit dat de scores nul en tien niet zijn gegeven, is daartoe onvoldoende. Overigens is ook niet onderbouwd dat de Combinatie is geschaad door de prijswaardering. Vast staat dat de beoordelaars die de kwalitatieve aspecten hebben beoordeeld de geboden prijzen niet kenden, zodat die prijzen ook geen rol hebben kunnen spelen bij die kwalitatieve beoordeling. Zoals Erasmus MC terecht heeft opgemerkt, voorziet het beoordelingskader overigens ook bij het gunningscriterium ‘kwaliteit’ in de
mogelijkheiddat ook een score nul of tien wordt gegeven. Dat is echter geen verplichting. De enkele omstandigheid dat deze scores ook op kwaliteit aan geen enkele inschrijver zijn toegekend, wil dan ook evenmin zeggen dat het beoordelingskader onjuist is toegepast.
5.13.
Al het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat Erasmus MC het gunnings- en beoordelingskader onjuist heeft toegepast.
Bezwaren over de beoordeling op de kwalitatieve gunningscriteria
5.14.
De Combinatie heeft verder aangevoerd dat de beoordelingscommissie evidente beoordelingsfouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de gunningscriteria D, A4, B3 en C. Zij stelt dat de beoordelingscommissie op die onderdelen buiten het beoordelingskader is getreden en/of het oordeel op die onderdelen ondoorgrondelijk althans onbegrijpelijk is. De voorzieningenrechter zal de bezwaren hierna per afzonderlijk gunningscriterium bespreken.
(i) Gunningscriterium D – visie op duurzaamheid
5.15.
De Combinatie maakt ten eerste bezwaar tegen het oordeel van de beoordelingscommissie over de door de Combinatie ingediende visie op duurzaamheid. De Combinatie heeft op het onderdeel ‘visie op duurzaamheid’ het cijfer zes gescoord. Dat betekent dat de Combinatie met haar inschrijving volgens de beoordelingscommissie in ruime mate invulling heeft gegeven aan criterium D en daarmee in ruime mate concreet en aantoonbaar sprake is van meerwaarde. De beoordelingscommissie heeft in haar beoordeling kanttekeningen geplaatst bij de projectambities van de Combinatie voor het realiseren van de BREAAM-score ‘Very Good’ en de door haar beoogde toepassing van windenergie. Anders dan de Combinatie stelt, komen die kanttekeningen de voorzieningenrechter niet evident onjuist of onbegrijpelijk voor.
5.16.
De beoordelingscommissie heeft in de inschrijving van de Combinatie ten eerste terughoudendheid gesignaleerd ten aanzien van de projectambities en dan met name bij de ambitie om de BREAAM-score ‘Very Good’ te realiseren. Volgens de beoordelingscommissie heeft de Combinatie haar twijfels bij, en ook de invulling van, die ambitie summier onderbouwd. Erasmus MC heeft dat in haar brief van 31 januari 2025 nader toegelicht door erop te wijzen dat de Combinatie weinig tot niets meer doet dan wat haar verplichting is. Ook ziet de beoordelingscommissie de terughoudendheid terug in een beperkt ‘eigenaarschap’ bij die ambitie, door de verantwoordelijkheid voor het halen van die ambitie gedeeltelijk buiten zichzelf te leggen bij een gespecialiseerde, door Erasmus MC aan te trekken adviseur. Kennelijk heeft de manier waarop de Combinatie in haar inschrijving invulling aan die projectambitie heeft gegeven op de beoordelingscommissie een niet erg overtuigende indruk gemaakt. De Combinatie heeft (mede) daarom een zes gekregen. Dat oordeel komt de voorzieningenrechter, gelet op de terughoudende toetsing als bedoeld in 5.3, niet evident onbegrijpelijk voor. Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat, anders dan de Combinatie voorstaat, het feit dat een visie op duurzaamheid is uitgevraagd wel degelijk meebrengt dat de beoordelingscommissie ook de haalbaarheid daarvan mag laten meewegen in haar oordeel.
5.17.
Verder heeft de beoordelingscommissie een kanttekening geplaatst bij de door de Combinatie beoogde toepassing van windenergie. In de brief van 31 januari 2025 heeft Erasmus MC die kanttekening toegelicht door er – onder meer – op te wijzen dat de Combinatie de toepassing van windenergie niet heeft uitgewerkt, maar slechts heeft beperkt tot een gedachte: “
Daarnaast denken we aan mogelijkheden om windenergie te benutten op de bovenste lagen van de toren.” Dat Erasmus MC deze door de Combinatie genoemde toepassing van windenergie, zonder verdere toelichting, niet als substantiële meerwaarde ziet, acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk. Kennelijk heeft de beoordelingscommissie deze uitwerking onvoldoende concreet geacht en dat valt binnen haar beoordelingsvrijheid.
5.18.
Dat de beoordelingscommissie, met inachtneming van voornoemde kanttekeningen, en de overige als positief geduide beoordelingspunten, aanleiding heeft gezien om te oordelen dat de Combinatie in redelijke mate invulling heeft gegeven aan gunningscriterium D en daarom het cijfer zes heeft toegekend, acht de voorzieningenrechter in het licht van de hele beoordeling van dit criterium niet onbegrijpelijk.
(ii) Gunningscriterium A4 – visie op de architectuur van het onderzoekscluster (NGR en EDC)
5.19.
Ook heeft de Combinatie diverse bezwaren geuit tegen het oordeel van de beoordelingscommissie bij subgunningscriterium A4. De Combinatie heeft ook op dit onderdeel het cijfer zes gescoord. Dat betekent dat de Combinatie met haar inschrijving volgens de beoordelingscommissie in ruime mate invulling heeft gegeven aan criterium A4 en daarmee in ruime mate concreet en aantoonbaar sprake is van meerwaarde. De beoordelingscommissie heeft de visie van de Combinatie beoordeeld en ook de haalbaarheid daarvan getoetst. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan ook dat oordeel van de beoordelaars de toets der kritiek doorstaan.
5.20.
De beoordelingscommissie heeft onder meer kanttekeningen geplaatst bij het door de Combinatie voorgestelde forum en de daarin voorgestelde wenteltrap. Volgens de beoordelingscommissie is de link die met het forum wordt gelegd met het overige programma van SPOT een pluspunt, maar de invulling ervan is volgens de commissie een aandachtspunt, met name in de bruto netto-verhouding van het gebouw. De wenteltrap spreekt volgens de beoordelingscommissie zeer tot de verbeelding, maar naar oordeel van de beoordelingscommissie is de haalbaarheid daarvan onderbelicht gebleven, omdat er geen programma aan is gekoppeld. De zorg van de beoordelingscommissie is kennelijk dat deze wenteltrap loze ruimte oplevert (de bruto netto-verhouding van het gebouw negatief beïnvloedt) met als risico dat het gebouw ‘onnodig’ groot wordt, terwijl tegenover die extra vierkante meters geen budget staat. Deze oordelen liggen bij uitstek binnen het domein van de deskundige beoordelingscommissie. Het feit dat de commissie deze kritiekpunten benoemt is, mede gelet op de terughoudende toetsing die op dit punt moet worden betracht, niet evident onjuist of onbegrijpelijk.
5.21.
Gelet op deze kanttekeningen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de beoordelingscommissie op het onderdeel A4 in redelijkheid het cijfer zes heeft kunnen toekennen. Niet gebleken is dat zij daarmee buiten het beoordelingskader is getreden of dat dit oordeel onbegrijpelijk of evident onjuist is.
(iii) Gunningscriterium B3 – samenstelling van het (eigen) projectteam
5.22.
De Combinatie verzet zich verder tegen het oordeel van de beoordelingscommissie ten aanzien van het door de Combinatie beoogde projectteam. De beoordelaars hebben de inschrijving van de Combinatie op dit onderdeel gewaardeerd met een acht. Uit de motivering van de gunningsbeslissing blijkt dat het de beoordelingscommissie duidelijk is dat het door de Combinatie voorgestelde projectteam over voldoende passende kennis, ervaring en capaciteit beschikt voor het project. Verder signaleert de beoordelingscommissie diverse pluspunten. Dat de beoordelingscommissie op basis daarvan tot het – op een na hoogste – cijfer acht is gekomen, acht de voorzieningenrechter, terughoudend toetsend, niet onbegrijpelijk.
5.23.
Daarbij behoefde zij, anders dan de Combinatie stelt, niet te vermelden waarom de Combinatie niet de maximale score heeft behaald, zoals hiervoor al eerder is overwogen. Op verzoek van de Combinatie heeft Erasmus MC met haar brief van 31 januari 2025 desalniettemin een nadere toelichting gegeven op dit onderdeel. Daarin heeft Erasmus MC vermeld dat in de gunningsbeslissing niet louter pluspunten zijn meegenomen, maar dat daar ook in is verdisconteerd dat de ervaring op het gebied van onderzoek (NGR en EDC) in de CV’s van de beoogde projectteamleden enigszins onderbelicht is en waarom dit het geval is. De Combinatie heeft terecht opgemerkt dat dit punt over de ervaring van de projectteamleden niet in de oorspronkelijke gunningsbeslissing is benoemd. Voor zover dat al als een aanvulling van de gunningsbeslissing moet worden gezien, ziet de voorzieningenrechter daarin echter geen aanleiding voor een herbeoordeling van de inschrijvingen. Erasmus MC heeft dit punt immers van een uitgebreide toelichting voorzien en bovendien heeft zij de
standstill-termijn met twintig dagen verlengd. Daarmee is de Combinatie ruimschoots in de gelegenheid gesteld de beoordeling te toetsen op basis van de verstrekte motivering c.q. te controleren of de motivering de gunningsbeslissing rechtvaardigt. Dat de kanttekening van Erasmus MC op dit punt onbegrijpelijk of evident onjuist zou zijn, is niet gebleken.
(iv) Gunningscriterium C – beheersing van het project
5.24.
Tot slot heeft de Combinatie bezwaar gemaakt tegen het oordeel van de beoordelingscommissie ten aanzien van gunningscriterium C, dat betrekking heeft op de beheersing van het project. De beoordelaars hebben geoordeeld dat de door de Combinatie voorgestelde aanpak van de projectbeheersing in grote mate concreet en aantoonbaar vertrouwen geeft in een solide beheersing van de kosten, risico’s, organisatie, planning, informatie en kwaliteit en wat dat betreft in grote mate meerwaarde biedt. Zij hebben de inschrijving van de Combinatie op dit punt beloond met een acht. Dat oordeel komt de voorzieningenrechter niet evident onjuist of onbegrijpelijk voor.
5.25.
Ook hier geldt dat, anders dan de Combinatie stelt, de beoordelingscommissie niet gehouden is om inzichtelijk te maken waarom de Combinatie op dit onderdeel het cijfer acht in plaats van een tien heeft gescoord. Erasmus MC heeft verder genoegzaam toegelicht dat en waarom de beoordelaars het cijfer acht op zijn plaats vonden. De beoordelingscommissie heeft diverse pluspunten genoemd en spreekt verder over een ‘adequate’ invulling van de planning. Ook heeft Erasmus MC in haar brief van 31 januari 2025 nader toegelicht dat de aangeboden invulling van de informatiebeheersing (BIM) niet veel meer dan standaard is. Dat betreft geen ontoelaatbare aanvulling van de gunningsbeslissing. De beoordelingscommissie heeft op dit onderdeel kennelijk niet dusdanig veel meerwaarde gezien dat zij is gekomen tot toekenning van de hoogst haalbare score. Terecht heeft Erasmus MC in dat kader nog naar voren gebracht dat de bewoordingen van de beoordeling ook zonder meer stroken met een cijfer acht. Voor een tien zouden termen als ‘uitstekend’ en ‘uitmuntend’ worden verwacht, maar die ontbreken hier. De conclusie is dat het gegeven cijfer en de onderliggende beoordeling niet onbegrijpelijk of evident onjuist zijn.
5.26.
Gelet op al het voorgaande concludeert de voorzieningenrechter dat de Combinatie niet aannemelijk heeft weten te maken dat bij de door haar genoemde onderdelen sprake is van een onbegrijpelijke of evident onjuiste beoordeling, dan wel dat er procedurele of inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden kleven aan de beoordeling, die ertoe zouden moeten leiden dat de voorzieningenrechter – ondanks de beperkte toetsingsruimte zoals vermeld onder 5.3 – moet concluderen dat de beoordeling van de inschrijving van de Combinatie door de beoordelingscommissie niet deugt.
Slotsom en proceskosten
5.27.
Slotsom is dat niet is gebleken dat Erasmus MC de gunningsbeslissing op ontoelaatbare wijze heeft aangevuld, de gunningsbeslissing onvolledig heeft gemotiveerd en/of het beoordelingskader onjuist heeft toegepast. Ook is niet gebleken dat Erasmus MC evidente beoordelingsfouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de gunningscriteria. Voor de gevorderde intrekking van de gunningsbeslissingen en herbeoordeling van de inschrijvingen is dus geen plaats. De vorderingen van de Combinatie zullen daarom worden afgewezen.
5.28.
Nu Erasmus MC voornemens is de opdracht ook definitief te gunnen aan Team aan de Schie, brengt voormelde beslissing mee dat Team aan de Schie geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vorderingen, zodat deze worden afgewezen. Team aan de Schie zal worden veroordeeld in de kosten van Erasmus MC, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat Erasmus MC als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet de Combinatie in haar verhouding tot Team aan de Schie worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Team aan de Schie was immers te voorkomen dat de opdracht aan de Combinatie zou worden gegund, welk doel is bereikt. De Combinatie zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Team aan de Schie. Voorts zal de Combinatie, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Erasmus MC.
5.29.
De proceskosten van zowel Team aan de Schie als Erasmus MC worden begroot op:
- griffierecht € 714,--
- salaris advocaat € 1.107,--
- nakosten € 178,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.999,--
5.30.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst de vorderingen van de Combinatie af;
6.2.
wijst de vorderingen van Team aan de Schie af;
6.3.
veroordeelt Team aan de Schie voor wat betreft de door haar ingestelde vorderingen jegens Erasmus MC in de kosten van Erasmus MC, tot dusver begroot op nihil;
6.4.
veroordeelt de Combinatie in de overige proceskosten van zowel Erasmus MC als Team aan de Schie van ieder € 1.999,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de Combinatie niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de Combinatie € 92,-- extra aan de betreffende partij betalen, plus de kosten van betekening;
6.5.
veroordeelt de Combinatie ten aanzien van Team aan de Schie in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.
fjs