Uitspraak
Rechtbank den haag
1..EGM ARCHITECTEN B.V. te Dordrecht,
GORTEMAKER ALGRA FEENSTRA ARCHITECTS B.V.te Rotterdam,
1.De procedure
2.Het incident tot tussenkomst, subsidiair voeging
3.De feiten
(B) organisatie en aanpak van het project, (C) beheersing van het project en (D) visie op duurzaamheid (zie paragraaf 3.3 van de gunningsleidraad).
stand still-termijn met twintig dagen verlengt, te rekenen vanaf de dag na verzending van de brief.
4.Het geschil
19 december 2024;
stand still-termijn te bieden van 20 dagen om eventuele klachten naar aanleiding van die nieuwe gunningsbeslissing voor te leggen aan de voorzieningenrechter, tenzij Erasmus MC de opdracht niet meer wenst te verstrekken én intrekking van de aanbestedingsprocedure de fundamentele beginselen van het aanbestedingsrecht zou respecteren;
5.De beoordeling van het geschil
Kamerstukken II2008/2009, 32 027, nr. 3, p. 7) volgt, dat de te vermelden relevante redenen onder meer kunnen bevatten (i) bekendmaking van de eindscores van zowel de afgewezen inschrijver als van de geselecteerde inschrijver en (ii) bekendmaking van de scores van de afgewezen inschrijver op specifieke kenmerken en de reden waarom op dat specifieke kenmerk eventueel niet de maximale score is toegekend. Zoals Erasmus MC terecht heeft opgemerkt, volgt uit de wetsgeschiedenis ook dat een precieze invulling van de motiveringsplicht veelal afhangt van de omstandigheden van het geval. In dit geval gaat het om de aanbesteding van architectdiensten, waarbij creativiteit bij uitstek een belangrijke rol speelt. Dat heeft zich ook vertaald in de door Erasmus MC gehanteerde gunnings- en beoordelingssystematiek, waarbij aan de inschrijvers veel ruimte is geboden om, aan de hand van onder andere visies en schetsen, op eigen wijze aan te geven hoe de gewenste kwaliteit wordt ingevuld. De inschrijver wordt op die manier optimaal gestimuleerd om inventief in te schrijven en kenbaar te maken begrip te hebben voor en inzicht te geven in die aspecten van de opdracht die volgens hem relevant zijn voor de aanbestedende dienst. Ook wordt de inschrijver zo in de gelegenheid gesteld zich te onderscheiden van andere inschrijvers en aldus zijn (mate van) meerwaarde aan te tonen. Dat kan vanzelfsprekend leiden tot een grote diversiteit aan plannen binnen de ingediende inschrijvingen en bij de beoordeling daarvan valt aan een zekere mate van subjectiviteit niet te ontkomen (zie ook hiervoor bij 5.3). Gelet op dit alles kan van Erasmus MC als aanbestedende dienst niet worden verlangd dat zij in haar gunningsbeslissing precies aangeeft wat nodig zou zijn geweest om de maximale score op een criterium te behalen. Het gaat immers niet om het afvinken van een ‘lijstje’ van punten, waarbij een-op-een aftrekpunten kunnen worden benoemd wegens ontbrekende elementen, maar om de algehele waardering van zeer uiteenlopende plannen, met een daaraan door de commissie te geven ‘rapportcijfer’.
extrabieden ten opzichte van de wens/doelstelling in het gunningscriterium. De voorzieningenrechter deelt dat standpunt niet en zal dat hieronder toelichten.
iets extra’sbiedt ten opzichte van het criterium.
als je aan de uitvraag voldoet start je bij nul en voor meerwaarde krijg je hogere punten” en “
het (…) erom[gaat, vzr.]
hoe goed je aan iets voldoet én meerwaarde levert”, kan haar niet baten. Zelfs als ervan zou moeten worden uitgegaan dat deze verklaringen juist zijn weergegeven, dan kan daaruit niet worden afgeleid dat de inschrijvingen ook daadwerkelijk op de door de Combinatie gestelde wijze zijn beoordeeld. Deze enkele (wellicht wat ongelukkig geformuleerde) mondelinge uitlating waarop de Combinatie zich beroept, is daartoe volstrekt onvoldoende. Overigens blijkt al uit het feit dat de Combinatie zelf op de verschillende onderdelen van haar inschrijving de cijfers acht en zes heeft gescoord, terwijl zij naar eigen zeggen bij haar inschrijving is uitgegaan van het juiste beoordelingskader, dat de beoordelingscommissie dus niet ‘op extra’s’ heeft beoordeeld. Als de inschrijving van de Combinatie daadwerkelijk op de hiervoor genoemde (onjuiste) wijze zou zijn beoordeeld, dan zou dat immers (bij gebreke van extra’s in de inschrijving van de Combinatie) in de visie van de Combinatie logischerwijs tot gevolg moeten hebben gehad dat zij op de verschillende onderdelen steeds het cijfer nul zou hebben ontvangen.
(…) weinig tot niets meer doet dan wat haar verplichting is. Dat is geen meerwaarde.” Kennelijk vond de beoordelingscommissie dat de Combinatie met haar inschrijving op dit punt niet veel meerwaarde heeft gecreëerd. Van een onjuiste toepassing van het beoordelingskader is daarmee niet gebleken. Hetzelfde geldt voor de verwijzing van de Combinatie naar de toelichting van Erasmus MC op gunningscriterium A1, waarin staat dat beoordelingscommissie in de uitwerking van de visie “
de aansluiting op en de versterking van het masterplan” mist. Tijdens de zitting is gebleken dat het betreffende masterplan ter kennis is gebracht van alle inschrijvers. Dat de beoordelingscommissie in haar beoordeling heeft meegewogen in hoeverre de door de Combinatie aangeboden visie strookt met het masterplan, acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk. Dat past in de beoordelingsruimte die de deskundige beoordelaars hebben en daarbij staat of valt de beoordeling niet door het gebruik van een woord als ‘versterken’, zoals de Combinatie kennelijk meent. De voorzieningenrechter concludeert dan ook dat de Combinatie niet aannemelijk heeft gemaakt dat Erasmus MC, naast de uitvraag en de met de invulling daarvan gecreëerde meerwaarde, ten onrechte separate extra’s heeft gewaardeerd die niet uit de uitvraag bleken.
mogelijkheiddat ook een score nul of tien wordt gegeven. Dat is echter geen verplichting. De enkele omstandigheid dat deze scores ook op kwaliteit aan geen enkele inschrijver zijn toegekend, wil dan ook evenmin zeggen dat het beoordelingskader onjuist is toegepast.
Daarnaast denken we aan mogelijkheden om windenergie te benutten op de bovenste lagen van de toren.” Dat Erasmus MC deze door de Combinatie genoemde toepassing van windenergie, zonder verdere toelichting, niet als substantiële meerwaarde ziet, acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk. Kennelijk heeft de beoordelingscommissie deze uitwerking onvoldoende concreet geacht en dat valt binnen haar beoordelingsvrijheid.
standstill-termijn met twintig dagen verlengd. Daarmee is de Combinatie ruimschoots in de gelegenheid gesteld de beoordeling te toetsen op basis van de verstrekte motivering c.q. te controleren of de motivering de gunningsbeslissing rechtvaardigt. Dat de kanttekening van Erasmus MC op dit punt onbegrijpelijk of evident onjuist zou zijn, is niet gebleken.