Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[naam],
[naam],
[naam],
(gemachtigde: mr. W. Spijkstra),
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 23 mei 2024 niet in behandeling genomen, omdat Estland verantwoordelijk is voor de aanvragen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat eisers eerder al beroepen hebben ingediend tegen de beschikkingen van de minister van 23 mei 2024, en dat op deze beroepen op 2 oktober 2024 uitspraak is gedaan. Tegen deze uitspraak hebben eisers verzet ingesteld, maar dit verzet is op 17 december 2024 ongegrond verklaard. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eisers in het onderhavige beroep geen procesbelang meer hebben, aangezien er al een beslissing is genomen op hun eerdere beroepen.
De rechtbank verklaart de beroepen daarom niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 29 april 2025.