ECLI:NL:RBDHA:2025:7232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
SGR 24/9909
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wlz-indicatie na zorgvuldig medisch onderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 april 2025, in de zaak SGR 24/9909, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) beoordeeld. Eiser had op 1 mei 2024 een aanvraag ingediend, die door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 22 mei 2024 werd afgewezen. Het CIZ handhaafde deze afwijzing in het bestreden besluit van 14 november 2024. De rechtbank oordeelt dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden.

Eiser, die lijdt aan verschillende lichamelijke en psychische klachten, betoogt dat er wel degelijk sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur zorg in de nabijheid. Hij verwijst naar valgevaar en een achteruitgang in zijn gezondheid. Het CIZ baseert zich echter op een medisch advies van 25 oktober 2024, waarin wordt gesteld dat er geen blijvende behoefte aan intensieve zorg kan worden vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat het CIZ terecht op dit advies heeft vertrouwd.

De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoet aan de strenge wettelijke eisen voor een Wlz-indicatie, ondanks zijn beperkingen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9909

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Charité),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, het CIZ

(gemachtigde: mr. L.M.R. Kater).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.1.
Het CIZ heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 22 mei 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 november 2024 op het bezwaar van eiser is het CIZ bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het CIZ heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is bekend met verschillende lichamelijke en psychische klachten. Op 1 mei 2024 heeft eiser een aanvraag om een Wlz-indicatie ingediend.
2.1.
Met het primaire besluit, zoals gehandhaafd met het bestreden besluit, heeft het CIZ de aanvraag van eiser afgewezen. Onder verwijzing naar het medisch advies van 25 oktober 2024 overweegt het CIZ dat in het geval van eiser de grondslagen lichamelijke handicap en somatiek van toepassing zijn, maar dat geen blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur zorg in de nabijheid kan worden vastgesteld. Eiser heeft beperkingen en stoornissen, maar de zorg die hiervoor noodzakelijk is kan op afroep of op geplande momenten worden geboden. Eiser is niet bekend met cognitieve stoornissen of aandoeningen en er is geen sprake van regieproblemen. Eiser kan adequaat hulp inroepen en als hulp nodig is, kan hij daarop wachten zonder dat ernstig nadeel of een levensbedreigende situatie ontstaat. Alleen valgevaar kan niet zorgen voor ernstig nadeel, aldus het CIZ. Het opvragen van aanvullende informatie bij de neuroloog over de fysieke beperkingen en mogelijkheden van eiser heeft volgens het CIZ geen meerwaarde omdat deze niet ter discussie staan.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser betoogt dat wel sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur zorg in de nabijheid. Er is sprake van valgevaar en eiser kan zichzelf niet goed verzorgen. De blijvendheid van de zorgbehoefte volgt uit de informatie van de revalidatiearts waaruit blijkt dat sprake is van achteruitgang. Het ligt dan ook in de lijn der verwachting dat de lichamelijke situatie van eiser eerder zal verslechteren dan verbeteren. Ook heeft het CIZ ten onrechte nagelaten informatie bij de neuroloog op te vragen. Deze had namelijk niet alleen iets kunnen verklaren over de grondslag, maar ook over de vraag of sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur zorg in de nabijheid.
Wat oordeelt de rechtbank?
4. Het CIZ heeft zich bij het bestreden besluit gebaseerd op het medisch advies van 25 oktober 2024. Een bestuursorgaan dat bij de besluitvorming gebruikmaakt van een advies van een medisch adviseur mag volgens vaste rechtspraak in het algemeen op dat advies afgaan, mits is gebleken dat dit advies volledig is en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het ligt vervolgens op de weg van eiser om medische stukken te overleggen die aan het medisch advies doen twijfelen.
4.1.
De medisch adviseur heeft dossierstudie verricht en de in het dossier aanwezige medische informatie bestudeerd. Op basis van deze informatie stelt de medisch adviseur vast dat eiser chronische locomotore beperkingen ervaart in zijn dagelijks functioneren als gevolg van aandoeningen aan het bewegingsapparaat en de interne organen. Ook is een milde aandoening aan de longen vastgesteld. Op grond hiervan zijn de grondslagen lichamelijke handicap en somatiek aan de orde. De psychische klachten van eiser passen mogelijk bij een rouwproces. Omdat er geen psychische of psychiatrische diagnose beschikbaar is, kan de grondslag psychische stoornis niet worden vastgesteld. De huidige zorgbehoefte van eiser wordt overwegend bepaald door de beperkingen voortkomend uit de lichamelijke handicap. Deze zorg is overwegend planbaar te beschouwen. Eiser is aangewezen op hulp bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen, de huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen en de financiën. Hij kan zichzelf verplaatsen met een loophulpmiddel. Eiser kan in staat worden geacht adequaat op de relevante momenten hulp in te roepen en deze hulp zonder medische bezwaren af te wachten. Er is geen sprake van geobjectiveerde ernstige regie- of cognitieve problemen. Momenteel is sprake van achteruitgang in het functioneren en is multidisciplinaire behandeling en behandeling van de psychische klachten geadviseerd. Er is geen sprake van een stabiele eindsituatie. Niet valt uit te sluiten dat door behandeling, waarbij aandacht kan worden gegeven aan de valangst, verbetering in het functioneren kan ontstaan, waardoor de zorgbehoefte mogelijk kan afnemen. Een blijvende noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel kan niet worden gesteld.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest. Het CIZ mocht het bestreden besluit hier dan ook op baseren. De medisch adviseur heeft de in het dossier aanwezige (medische) informatie bij haar oordeel betrokken en de bevindingen zijn op een heldere, inzichtelijke wijze uiteengezet. In hetgeen eiser betoogt ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de medisch adviseur of deze als onzorgvuldig te beoordelen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de medisch adviseur de door eiser genoemde informatie van de revalidatiearts en de daarin genoemde achteruitgang van eisers gezondheidssituatie bij haar advies heeft betrokken. Dat momenteel sprake is van achteruitgang, sluit verbetering echter niet uit. Verder heeft de medisch adviseur de aanwezige medische informatie voldoende relevant en actueel geacht om tot een oordeel te komen. Het opvragen van aanvullende informatie heeft zij niet van toegevoegde waarde geacht. Gelet hierop heeft het CIZ terecht geen aanleiding gezien om aanvullende medische informatie bij de neuroloog op te vragen. Eiser heeft deze, of andere, medische informatie in beroep ook niet overgelegd.
4.3.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het CIZ zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in het geval van eiser niet is gebleken van een medische noodzaak tot een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, om ernstig nadeel te voorkomen. Het bestreden besluit is deugdelijk gemotiveerd en met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen.
4.4.
Met het vorenstaande is niet gezegd dat de rechtbank zich niet bewust is van de ernstige medische klachten van eiser. Alleen kan de rechtbank niet voorbijgaan aan de wettelijke vereisten die gelden voor een Wlz-indicatie. Die eisen zijn nu eenmaal zeer streng. Het CIZ heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser, ondanks zijn beperkingen en de daaruit voortvloeiende zorgbehoefte, niet aan die strenge eisen voldoet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag van eiser om een Wlz-indicatie in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.