ECLI:NL:RBDHA:2025:7236
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na toekenning energietoeslag met overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft eiser, wonende in Delft, een verzoek om schadevergoeding ingediend na het alsnog toekennen van energietoeslag door het college van burgemeester en wethouders van Delft. De aanvraag voor energietoeslag was aanvankelijk afgewezen op 21 juni 2022, en het college bleef bij deze afwijzing na het bestreden besluit van 30 augustus 2022. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna het college op 5 november 2024 besloot de bezwaren gegrond te verklaren en energietoeslag van in totaal € 2.800,- toe te kennen voor de jaren 2022 en 2023. Eiser verzocht de rechtbank om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en onrechtmatigheid. De rechtbank heeft de zaak op 25 maart 2025 behandeld, waarbij eiser zijn beroep introk maar het verzoek om schadevergoeding handhaafde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, met 4 maanden is overschreden, en heeft de Staat veroordelen tot betaling van € 500,- aan eiser. Het verzoek om immateriële schadevergoeding is afgewezen, omdat eiser niet kon aantonen dat hij geestelijk letsel had opgelopen dat als ernstige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer kan worden beschouwd.