ECLI:NL:RBDHA:2025:7237

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
SGR 22/7999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing van aanvraag om energietoeslag met procesbelang

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om energietoeslag 2022. Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 26 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 12 november 2024 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van het college aanwezig was. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het college in de gelegenheid te stellen de aanvraag nogmaals inhoudelijk te beoordelen. Op 30 januari 2025 heeft het college het bestreden besluit vervangen, het bezwaar van eiser gegrond verklaard en aan eiser alsnog voor de jaren 2022 en 2023 energietoeslag toegekend. Eiser heeft niet gereageerd op de brieven van de rechtbank waarin hij in de gelegenheid werd gesteld te reageren op het besluit van 30 januari 2025. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft ambtshalve de vraag beoordeeld of eiser nog een procesbelang heeft bij zijn beroep, nu het college het bestreden besluit heeft vervangen. De rechtbank concludeert dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, aangezien hij het gewenste resultaat, het ontvangen van energietoeslag, heeft bereikt. Er is geen schade geleden en een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit is niet van belang voor een toekomstige periode. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Het college moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden en ook een vergoeding van de proceskosten van € 907,- betalen aan eiser, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7999

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: N. van der Aar),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, het college

(gemachtigde: I. Ramautar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om energietoeslag 2022.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 26 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het college.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het college in de gelegenheid te stellen de aanvraag nogmaals inhoudelijk te beoordelen.
1.5.
Met het besluit van 30 januari 2025 heeft het college het bestreden besluit vervangen, het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard en aan eiser alsnog voor de jaren 2022 en 2023 energietoeslag toegekend.
1.6.
Met brieven van 31 januari 2025 en 24 februari 2025 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld te reageren op het besluit van 30 januari 2025. Eiser heeft niet gereageerd.
1.7.
Nadat partijen niet binnen de gestelde termijn hebben aangegeven prijs te stellen op een nadere zitting, heeft de rechtbank onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog een procesbelang heeft bij zijn beroep. Dit omdat het college het bestreden besluit heeft vervangen met het besluit van 30 januari 2025.
2.1.
Volgens vaste rechtspraak is eerst sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een reeds verstreken periode, tenzij aannemelijk is dat schade is geleden dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode.
2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat eiser nog een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Eiser heeft hetgeen hij met zijn beroep wenst te bereiken, het ontvangen van energietoeslag, immers bereikt. Verder is niet gebleken dat eiser als gevolg van het bestreden besluit schade heeft geleden of dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode.
2.3.
De rechtbank concludeert dat eiser geen belang heeft bij zijn beroep. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Het college moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden. Dit omdat het college met het besluit van 30 januari 2025 aan het beroep van eiser is tegemoetgekomen. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 907,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.