In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om energietoeslag 2022. Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 26 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 12 november 2024 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van het college aanwezig was. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het college in de gelegenheid te stellen de aanvraag nogmaals inhoudelijk te beoordelen. Op 30 januari 2025 heeft het college het bestreden besluit vervangen, het bezwaar van eiser gegrond verklaard en aan eiser alsnog voor de jaren 2022 en 2023 energietoeslag toegekend. Eiser heeft niet gereageerd op de brieven van de rechtbank waarin hij in de gelegenheid werd gesteld te reageren op het besluit van 30 januari 2025. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft ambtshalve de vraag beoordeeld of eiser nog een procesbelang heeft bij zijn beroep, nu het college het bestreden besluit heeft vervangen. De rechtbank concludeert dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, aangezien hij het gewenste resultaat, het ontvangen van energietoeslag, heeft bereikt. Er is geen schade geleden en een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit is niet van belang voor een toekomstige periode. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Het college moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden en ook een vergoeding van de proceskosten van € 907,- betalen aan eiser, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 april 2025.