Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam],
[naam],
[naam],
[naam]V-nummer: [nummer],
[naam]V-nummer: [nummer],
de minister van Asiel en Migratie, de minister.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
bekende - capaciteitsproblemen die ertoe leiden dat er niet tijdig kan worden beslist. Omdat het bestaan van die problemen niet wegneemt dat het niet tijdig beslissen aan de minister kan worden toegerekend én eisers wel belang hebben en houden bij een spoedige beslissing op hun aanvragen is de rechtbank van oordeel dat een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,- redelijk is.
Is de minister een bestuurlijke dwangsom verschuldigd?
Conclusie en gevolgen
2 mei 2026 een besluit moet nemen op de aanvragen. Doet de minister dat niet, dan is zij aan eisers een dwangsom verschuldigd. De minister moet ook de maximale bestuurlijke dwangsom aan eisers betalen.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de minister op om vóór 2 mei 2026 alsnog een besluit op de aanvragen bekend te maken;
- bepaalt dat de minister aan eisers gezamenlijk een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- stelt de hoogte van de door de minister aan eisers gezamenlijk verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 194,- aan eisers gezamenlijk te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers gezamenlijk tot een bedrag van € 453,50.