ECLI:NL:RBDHA:2025:7270
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurrechtelijke geschillen tussen huurders en verhuurder over gebreken en schadevergoeding
In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben drie huurders, aangeduid als [partij A sub 1], [partij A sub 2] en [partij A sub 3], een vordering ingesteld tegen hun verhuurder, Stichting Woonbron, naar aanleiding van lekkages en andere gebreken in hun woningen. De huurders vorderen onder andere een schadevergoeding van € 8.000,-- per persoon en een huurprijsvermindering van 70% over een bepaalde periode. De huurders stellen dat zij sinds december 2020 herhaaldelijk gebreken hebben gemeld, maar dat de verhuurder niet adequaat heeft gereageerd. De verhuurder heeft ter verdediging aangevoerd dat zij op alle meldingen heeft gereageerd en dat de gebreken zijn verholpen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de huurders geen actuele gebreken meer ervaren. De kantonrechter heeft de vorderingen van de huurders afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er na 21 december 2023 nog sprake was van gebreken die het huurgenot substantieel hebben aangetast. Ook de vordering tot schadevergoeding is afgewezen, omdat de huurders de gestelde gezondheidsklachten niet voldoende hebben onderbouwd. De proceskosten zijn voor rekening van de huurders, die in het ongelijk zijn gesteld.