ECLI:NL:RBDHA:2025:7274
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Turkse vrouw met vrees voor eerwraak en discriminatie
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Turkse vrouw tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. De vrouw, geboren in 1989, heeft op 10 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 25 oktober 2024 door de minister van Asiel en Migratie als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 6 maart 2025 behandeld, waarbij de vrouw en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. De vrouw heeft aangevoerd dat zij bij terugkeer naar Turkije vreest voor eerwraak door haar broer, als gevolg van gedwongen uithuwelijking en haar deelname aan protesten van de HDP. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw geloofwaardige asielmotieven heeft, maar dat deze niet voldoende zijn om haar als vluchteling te kwalificeren volgens het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank concludeert dat de Turkse autoriteiten in het algemeen bescherming bieden tegen huiselijk geweld en dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar gevaarlijk is om bescherming te vragen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de aanvraag af, zonder vergoeding van proceskosten.