ECLI:NL:RBDHA:2025:7274

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
NL24.46075
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Turkse vrouw met vrees voor eerwraak en discriminatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Turkse vrouw tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. De vrouw, geboren in 1989, heeft op 10 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 25 oktober 2024 door de minister van Asiel en Migratie als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 6 maart 2025 behandeld, waarbij de vrouw en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. De vrouw heeft aangevoerd dat zij bij terugkeer naar Turkije vreest voor eerwraak door haar broer, als gevolg van gedwongen uithuwelijking en haar deelname aan protesten van de HDP. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw geloofwaardige asielmotieven heeft, maar dat deze niet voldoende zijn om haar als vluchteling te kwalificeren volgens het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank concludeert dat de Turkse autoriteiten in het algemeen bescherming bieden tegen huiselijk geweld en dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar gevaarlijk is om bescherming te vragen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de aanvraag af, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46075

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft op 10 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 25 oktober 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, A.Y. Bindraban als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1989. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat ze bij terugkeer naar Turkije vreest dat ze wordt gedood door haar broer. Eiseres is vanaf 2018 tot en met 2022 bedreigd, mishandeld en gekleineerd door haar broer en oom. Ze is door middel van doodsbedreigingen en mishandeling door haar broer onder druk gezet om te trouwen met een oudere man. Daarnaast behoort eiseres tot de Koerdische bevolkingsgroep en heeft zij door haar afkomst discriminatie ervaren. Ook heeft ze in 2014 en 2015 meegedaan aan activiteiten van de HDP.
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende geloofwaardig geachte asielmotieven: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) problemen met de broer en oom van eiseres vanwege de gedwongen uithuwelijking, 3) discriminatie vanwege de Koerdische etniciteit van eiseres en 4) de deelname van eiseres aan protestmeetings van de HDP in 2014 en 2015.
4.1.
Op grond van de geloofwaardige motieven kan eiseres volgens verweerder echter niet als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag worden aangemerkt. Ook zijn deze motieven onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat eiseres een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [1] Volgens verweerder is de vrees van eiseres voor de Turkse autoriteiten wegens haar deelname aan protestmeetings van de HDP niet aannemelijk gemaakt. Verder is niet gebleken dat er sprake is van een onhoudbare situatie ten aanzien van de discriminatie vanwege de Koerdische etniciteit van eiseres. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat ze in Turkije geen mogelijkheden heeft om bescherming te krijgen van de autoriteiten of andere instanties tegen de bedreigingen door haar broer of oom. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres daarom afgewezen als ongegrond en daarbij een terugkeerbesluit uitgevaardigd.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres meent dat zij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op eerwraakgeweld en behoort tot een zeer kwetsbare sociale groep. Uit de recente bronnen die eiseres heeft overgelegd volgt dat er formeel rechtsmiddelen bestaan om vrouwen tegen geweld te beschermen, maar ontbreekt in de praktijk veelal de wil tot handhaving. Eiseres verwijst ook naar bronnen van vóór het Algemeen ambtsbericht uit 2023. Uit deze bronnen blijkt dat eiseres als kwetsbare vrouw niet kan rekenen op effectieve bescherming van de Turkse autoriteiten. De stellingen van verweerder dat de bronnen van vóór 2023 zijn meegenomen in het ambtsbericht van 2023 en niet hebben geleid tot een ander oordeel over de Turkse autoriteiten en dat de recente bronnen niet hebben geleid tot een wijziging van het beleid ten aanzien van eerwraak en de mogelijke bescherming van autoriteiten vindt eiseres onvoldoende gemotiveerd. Verweerder heeft hiermee miskend dat de Turkse autoriteiten onvoldoende bescherming bieden aan vrouwen die slachtoffer worden van eerwraak en huiselijk geweld. Verder heeft verweerder de positie van Koerdische vrouwen in Turkije in relatie tot eerwraak onvoldoende betrokken. Ten slotte heeft verweerder alle risicofactoren onvoldoende in samenhang beoordeeld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Bescherming in Turkije
7. Tussen partijen is in geschil of eiseres de effectieve bescherming kan inroepen van de Turkse autoriteiten. Meer in het bijzonder gaat het er daarbij om de vraag of de Turkse staat doeltreffende, blijvende en redelijke maatregelen heeft genomen ter voorkoming van eer- en/of bloedwraak en/of de mogelijke andere vormen van ernstige schade waarvoor eiseres heeft te vrezen.
7.1.
Ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen, dient door verweerder eerst te worden onderzocht of door de autoriteiten in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Daarbij dient hij informatie over de algemene situatie in het land van herkomst, in het bijzonder uit ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties te betrekken. Als verweerder die vraag bevestigend heeft beantwoord, is het vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Als de vreemdeling dit laatste niet aannemelijk maakt, kan slechts het tevergeefs inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat de Turkse autoriteiten in het algemeen bescherming bieden tegen huiselijk geweld en het risico op femicide en dat eiseres daarom bij terugkeer naar Turkije bescherming kan krijgen van de autoriteiten. Uit het Algemeen ambtsbericht van 2023 volgt dat vrouwen in Turkije veelvuldig te maken krijgen met huiselijk geweld en femicide en het niet makkelijk is daartegen beschermende en preventieve maatregelen te nemen. Uit het Algemeen ambtsbericht van 2025 blijkt dat deze situatie voortduurt en dat het aantal femicides in Turkije is toegenomen. Volgens beide ambtsberichten bestaat er wel wetgeving die gericht is om femicide tegen te gaan en die daadwerkelijk optreden tegen geweld en femicide mogelijk maakt. De Law to Protect the Family and Prevent Violence against Women, ook wel bekend als ‘Beschermingswet 6284’, stelt de politie en rechtbanken in staat om zowel beschermende als preventieve maatregelen te nemen. Zo staat in de ambtsberichten dat de autoriteiten een contactverbod kunnen opleggen, er diverse vrouwenrechtenorganisaties zijn die vrouwen in dergelijke situaties bijstaan en zijn er ‘blijf-van-mijn-lijf huizen’ voor vrouwen.
7.3.
Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat het voor eiseres gevaarlijk is om bescherming in Turkije te vragen. De angst voor represailles is daarvoor onvoldoende. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat het bij voorbaat zinloos is om bescherming te vragen. Uit de overgelegde brief van Vluchtelingenwerk volgt geen wezenlijk ander beeld dan in de ambtsberichten wordt omschreven. Zo staat in de door eiseres overgelegde informatie dat geweld tegen vrouwen wijdverspreid is, dat femicide veel voorkomt en dat de wil tot handhaving veelal ontbreekt. Hieruit kan echter nog niet worden afgeleid dat het vragen om bescherming bij voorbaat zinloos is. Van eiseres had daarom mogen worden verwacht dat zij eerst gebruik had gemaakt van de beschermings-mogelijkheden die er wel zijn in Turkije, voordat eiseres een beroep zou doen op internationale bescherming. Dit heeft zij niet gedaan. Eiseres heeft ook aangevoerd dat de stam waartoe haar familie behoort banden heeft met de autoriteiten in geheel Turkije. De rechtbank overweegt dat eiseres dit niet heeft aangetoond met de overgelegde stukken en dat niet is gebleken dat eiseres daardoor geen bescherming kan inroepen bij de Turkse autoriteiten.
Vrouwen als sociale groep
8. Uit het arrest [2] van het Hof van Justitie volgt dat vrouwen die te maken hebben met geweld kunnen worden aangemerkt als risicogroep. Verweerder heeft de situatie voor vrouwen in Turkije afgezet tegen de beschikbaarheid van een systeem van daadwerkelijke rechtsmiddelen tegen schendingen van voornoemde rechten en vrijheden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op basis daarvan heeft kunnen concluderen dat Turkije nog steeds als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
8.1.
Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eiseres als vrouw, meer specifiek als vrouwen tegen wie geweld is gebruikt, hiertegen aangifte kan doen. Eiseres heeft geen informatie uit algemene bronnen overlegd waaruit blijkt dat het voor vrouwen niet mogelijk is om rechtsmiddelen in te stellen. Verweerder heeft vrouwen waartegen geweld is gebruikt in Turkije dan ook niet hoeven aanmerken als risicogroep of uitzonderingscategorie. De stelling dat rechtsmiddelen instellen zinloos zou zijn volgt de rechtbank niet, nu niet is gebleken dat eiseres geen bescherming kan inroepen bij de Turkse autoriteiten. Verweerder heeft daarbij kunnen tegenwerpen dat niet is gebleken dat eiseres alle haar ter beschikking staande rechtsmiddelen heeft benut.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 januari 2024, C-621/21, ECLI:EU:C:2024:47.