ECLI:NL:RBDHA:2025:7334

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
25.9498
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had een asielaanvraag ingediend op 13 oktober 2022, maar stelde dat de minister niet tijdig had beslist. De rechtbank oordeelt dat de minister op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet beslissen. Deze termijn was nog niet verstreken, aangezien de rechtbank eerder, op 16 december 2024, de minister had opgedragen om opnieuw op de asielaanvraag te beslissen. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiser, gedateerd op 12 februari 2025, prematuur was en dat het beroep daarom niet ontvankelijk is. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9498

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 13 oktober 2022.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk?
2. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Deze termijn geldt eveneens voor de bij uitspraak van 16 december 2024 door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, aan de minister gegeven opdracht om opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen. [2] De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn nog niet is verstreken.
3. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 12 februari 2025 te vroeg en dus prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de voorwaarden voor een ontvankelijk beroep.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie in dit verband bijv. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2233.