ECLI:NL:RBDHA:2025:7400

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
NL25.2632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Somalische minderjarige met vrees voor rekrutering door Al-Shabaab

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Somalische minderjarige, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 19 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 14 januari 2025 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 3 april 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

Eiser stelt dat hij vreest voor rekrutering door Al-Shabaab, en legt uit dat hij twee keer door hen is benaderd en zelfs twee dagen is vastgehouden. De verweerder heeft echter de problemen van eiser met Al-Shabaab als ongeloofwaardig beoordeeld, omdat hij geen objectieve documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn asielrelaas. De rechtbank oordeelt dat de verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, maar dat zijn verklaringen inconsistent zijn en niet samenhangend genoeg om als geloofwaardig te worden beschouwd.

De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiser terecht is afgewezen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. de Danschutter en openbaar gemaakt op 29 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2632

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 19 december 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 14 januari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigden van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser verklaart dat hij is geboren op [datum] 2007 en de Somalische nationaliteit heeft. Hij legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij vreest voor rekrutering door Al-Shabaab. Eiser verklaart dat Al-Shabaab twee keer bij hem thuis is geweest. De tweede keer is hij meegenomen naar een hutje en daar is hij twee dagen lang vastgehouden. Hij werd daar mishandeld en bedreigd. Eiser is vrijgekomen dankzij de hulp van dorpsoudsten. Na zijn vrijlating is hij uit Somalië gevlucht.
Het bestreden besluit
3. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Eisers problemen met Al-Shabaab zijn volgens verweerder ongeloofwaardig. Verweerder overweegt dat eiser geen objectieve documenten heeft overgelegd om zijn asielrelaas te onderbouwen. Verweerder vindt eisers asielmotief niet geloofwaardig, omdat zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. [1] Daarbij wijst verweerder erop dat eiser inconsistent verklaart over hoe vaak hij is benaderd door Al-Shabaab. Ook verklaart eiser wisselend en summier over zijn tijd in de hut van Al-Shabaab. Eisers uitleg dat hij geblinddoekt was, is tegenstrijdig aan zijn verklaring waarin hij de ruimte omschreef waarin hij vastzat. Verder verklaart eiser tegenstrijdig over zijn vrijlating: enerzijds verklaart eiser dat de dorpsoudsten hebben gezegd dat Al-Shabaab hem vrij moet laten omdat hij nog maar 14 jaar oud was, anderzijds verklaart hij dat de dorpsoudsten hebben gezegd dat Al-Shabaab hem moest vrijlaten omdat eisers moeder is overleden en hij zijn vader hielp. Tot slot werpt verweerder aan eiser tegen dat hij tegenstrijdig verklaart over de gebeurtenissen na zijn vrijlating.
4. Verweerder overweegt dat eiser geen gegronde vrees heeft voor vervolging en bij terugkeer naar Somalië geen reëel risico loopt op ernstige schade. Voor de beoordeling daarvan heeft verweerder gekeken naar de veiligheidssituatie in de plaatsen [plaats 1] (waar eisers vader en broer na eisers vertrek zijn gaan wonen) en [plaats 2] ([plaats 2], waar eiser is opgegroeid). Uit het Algemeen Ambtsbericht Somalië van juni 2023 volgt niet dat Al-Shabaab de volledige controle heeft in deze plaatsen en eiser hoeft ook niet door een door Al-Shabaab gecontroleerd gebied te reizen naar één van deze plaatsen.
5. Op grond van het voorgaande heeft verweerder eisers aanvraag afgewezen als ongegrond. Eiser wordt daarnaast op dit moment geen reguliere vergunning verleend op grond van het zogenoemde buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. De reden hiervoor is dat verweerder het onderzoek naar adequate opvang voor eiser in zijn land van herkomst nog niet heeft afgerond. Er wordt daarom geen terugkeerbesluit uitgevaardigd.
Eisers beroepsgronden
6. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij stelt zich op het standpunt dat verweerder eisers problemen met Al-Shabaab ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft een onjuiste maatstaf gehanteerd bij de geloofwaardigheidsbeoordeling: het gehele asielrelaas moet niet alleen op bepaalde details, maar in zijn geheel worden beoordeeld, mede in het licht van landeninformatie. Daarbij betwist eiser alle tegenwerpingen. Hij stelt dat hij niet inconsistent heeft verklaard over hoe vaak hij is benaderd door Al-Shabaab: zowel in het aanmeldgehoor als nader gehoor verklaarde hij dat hij drie keer is benaderd. Met zijn verklaring dat hij twee keer is benaderd, bedoelde hij dat hij twee dagen lang is vastgehouden. Ook betwist eiser dat hij summier en wisselend heeft verklaard over zijn tijd in de hut. Verweerder verwacht teveel van eiser en had moeten doorvragen. Eiser is jong en analfabeet. Eiser was maar twee dagen in de hut en, behoudens tijdens het gebed, geblinddoekt. Daardoor kan hij geen uitvoerige gedetailleerde beschrijving van de locatie geven. Verder is zijn verklaring over de dorpsoudsten juist: de dorpsoudsten hebben gezegd dat eiser nog maar 14 jaar oud was, terwijl hij in werkelijkheid 15 jaar was, om hem vrij te krijgen. Ook hebben zij gezegd dat hij zijn vader moest helpen en dat zijn moeder was overleden. Tot slot werpt verweerder ten onrechte tegen dat eisers verklaringen over wat hij na zijn vrijlating precies heeft gedaan en in welke volgorde wisselend en ongeloofwaardig zijn.

Referentiekader

7. Eiser is minderjarig; ten tijde van de asielaanvraag was hij 16 jaar oud. In het bestreden besluit heeft verweerder, naar aanleiding van eisers standpunt in de zienswijze, toegelicht dat rekening is gehouden met eisers leeftijd. Ook is er rekening mee gehouden dat eiser analfabeet is en moeite heeft met tijdsaanduidingen en geografische aanduidingen, zoals geadviseerd door MediFirst. Verweerder heeft aangegeven dat, ondanks eisers beperkingen, wel mag worden verwacht dat hij consistent verklaart.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende rekening gehouden met eisers referentiekader. Eisers verklaringen over de periode dat hij werd vastgehouden door Al-Shabaab vormen de kern van zijn asielrelaas en van eiser mag dan ook worden verwacht dat hij daarover in ieder geval consistente verklaringen aflegt. Dat eiser niet meer precies weet wanneer een bepaalde gebeurtenis heeft plaatsgevonden, staat daar los van.

Problemen met Al-Shabaab

9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de door eiser gestelde problemen met Al-Shabaab niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft geen objectieve documenten overgelegd. Dat betekent dat verweerder aan de hand van de voorwaarden genoemd in artikel 31, zesde lid, van de Vw toetst of de verklaringen van eiser geloofwaardig kunnen worden geacht. De voorwaarde genoemd onder c is dat de verklaringen samenhangend en aannemelijk moeten zijn. Verweerder heeft in het bestreden besluit een aantal tegenwerpingen genoemd op grond waarvan hij eisers verklaringen als niet samenhangend en aannemelijk beoordeelt. Niet is gebleken dat verweerder een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd of niet het volledige relaas heeft beoordeeld in combinatie met de beschikbare, relevante, landeninformatie.
10. Voorts heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij inconsistent heeft verklaard over hoe vaak hij door Al-Shabaab is benaderd. Eisers uitleg dat twee dagen lang vastzitten gelijk staat aan twee keer te zijn benaderd, is geen plausibele uitleg voor zijn inconsistente verklaringen. Eiser betwist ook niet dat verweerder hem tegenwerpt dat hij tijdens zijn vrije relaas niet heeft verteld over de eerste keer dat hij zou zijn benaderd. In het nader gehoor verklaarde eiser, na doorvragen, dat hij op veertienjarige leeftijd een keer is benaderd toen hij op de Koranschool zat. Dit terwijl eiser in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor heeft verklaard dat hij in 2017 is gestopt met de Koranschool. Verweerder heeft dit terecht tegenstrijdig geacht.
11. De overige beroepsgronden zijn een herhaling van de zienswijze, waarop verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd heeft gereageerd. Het is aan eiser om te onderbouwen waarom de reactie van verweerder niet volstaat. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de reactie van verweerder op de zienswijze niet volstaat, omdat onvoldoende rekening is gehouden met het referentiekader. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerder daar onvoldoende rekening mee heeft gehouden. Verder heeft eiser niet onderbouwd waarom verweerders reactie niet volstaat. De enkele herhaling van de zienswijze in beroep kan niet worden beschouwd als een gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit. Eisers beroepsgronden slagen alleen daarom al niet.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 29 april 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).