ECLI:NL:RBDHA:2025:7401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
NL24.44684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning als familie- of gezinslid bij een referente. Het bestreden besluit was genomen door de minister van Asiel en Migratie. Verzoeker had beroep ingesteld tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit opgeschort zouden worden totdat er op het beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat er op 25 april 2025 al een uitspraak was gedaan in de bodemzaak, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Het verzoek werd dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen. Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoeker had gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 907,- voor rechtsbijstand en daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 187,- aan verzoeker vergoeden.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44684

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.J.M. Louwerse),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning voor verblijf als familie- of gezinslid bij [referente], referente, afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort totdat er op het beroep is beslist.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van 25 april 2025, zaaknummer NL25.44683, heeft de rechtbank beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. Om die reden wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
2. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van €187 vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187 (honderdzevenentachtig euro) aan verzoeker moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van een bedrag van € 907,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan op 29 april 2025 door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.