ECLI:NL:RBDHA:2025:7477
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- P. Lenstra
- M.M.A.F.C. Lienaerts
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielprocedure met betrekking tot beëindiging opvangvoorzieningen
Op 26 september 2023 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag is door de minister van Asiel en Migratie op 25 november 2024 afgewezen als ongegrond. Verzoeker heeft op 13 maart 2025 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij de rechtbank vraagt om te bepalen dat zijn opvangvoorzieningen niet beëindigd kunnen worden voordat er uitspraak is gedaan op het beroep. De voorzieningenrechter heeft besloten dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij bezwaar heeft gemaakt tegen de beëindiging van de opvangvoorzieningen. Hoewel verzoeker tijdig de gronden van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft overgelegd, is er geen bewijs dat hij bezwaar heeft gemaakt tegen de feitelijke beëindiging van de opvang. Het beroep dat verzoeker heeft ingesteld tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag is niet gericht tegen de beëindiging van de opvangvoorzieningen, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, in aanwezigheid van griffier mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, en is openbaar uitgesproken op 14 maart 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.