ECLI:NL:RBDHA:2025:7477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
AWB 25/5995
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in asielprocedure met betrekking tot beëindiging opvangvoorzieningen

Op 26 september 2023 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag is door de minister van Asiel en Migratie op 25 november 2024 afgewezen als ongegrond. Verzoeker heeft op 13 maart 2025 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij de rechtbank vraagt om te bepalen dat zijn opvangvoorzieningen niet beëindigd kunnen worden voordat er uitspraak is gedaan op het beroep. De voorzieningenrechter heeft besloten dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij bezwaar heeft gemaakt tegen de beëindiging van de opvangvoorzieningen. Hoewel verzoeker tijdig de gronden van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft overgelegd, is er geen bewijs dat hij bezwaar heeft gemaakt tegen de feitelijke beëindiging van de opvang. Het beroep dat verzoeker heeft ingesteld tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag is niet gericht tegen de beëindiging van de opvangvoorzieningen, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, in aanwezigheid van griffier mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, en is openbaar uitgesproken op 14 maart 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/5995

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

V-nummer: [V-nummmer]
(gemachtigde: mr. S.N. Ali),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Diender).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 26 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het besluit van 25 november 2024 deze aanvraag in de verlengde asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Verzoeker heeft op 13 maart 2025 beroep ingesteld en tevens om een voorlopige voorziening verzocht. Verzoeker vraagt de rechtbank om te bepalen dat zijn opvangvoorzieningen niet beëindigd kunnen worden, alvorens de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder het verzoek ter zitting te hebben behandeld, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
2. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb, kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang bezwaar of beroep aanhangig is. De voorzieningenrechter heeft verzoeker op 14 maart 2025 om 9:22 uur telefonisch verzocht om diezelfde dag, uiterlijk om 12:30 uur, de gronden van het verzoek om een voorlopige voorziening alsmede het bezwaarschrift gericht tegen de (feitelijke) beëindiging van de opvangvoorzieningen van verzoeker over te leggen.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker tijdig de gronden van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft overgelegd. Het gevraagde bezwaarschrift heeft verzoeker echter niet overgelegd. Uit de door verweerder overgelegde stukken in het dossier is niet gebleken dat verzoeker bezwaar heeft gemaakt tegen de kennelijk aangezegde feitelijke beëindiging van de opvangvoorzieningen. Dat verzoeker beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag maakt dat niet anders omdat dit beroep niet is gericht tegen de beëindiging van de opvangvoorzieningen.
4. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb, kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang bezwaar of beroep aanhangig is. Nu dit voor wat betreft de (feitelijke) beëindiging van de opvangvoorzieningen niet is gebleken, zal het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.