ECLI:NL:RBDHA:2025:7484

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
C/09/679243/KG RK 25-107
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 28 april 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, bijgestaan door mr. T.G.L.M. Meevis, advocaat te Eindhoven, tegen mr. P. Dondorp, de rechter in een civiele procedure. De verzoeker stelde dat zijn zaak niet meer zichtbaar was op het digitale overzicht van zijn advocaat, wat leidde tot de vrees voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat er geen concrete feiten waren die de vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. De rechter had geen invloed op de digitale handelsrol en er waren geen aanwijzingen dat zij persoonlijk betrokken was bij het probleem. De wrakingskamer benadrukte dat een wrakingsverzoek alleen kan worden toegewezen op basis van bijzondere omstandigheden die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigen. Aangezien de verzoeker in algemene zin twijfels had over de onafhankelijkheid van rechters, werd het verzoek afgewezen. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/7
zaak- /rekestnummer: C/09/679243 / KG RK 25-107
Beslissing van 28 april 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
bijgestaan door mr. T.G.L.M. Meevis, advocaat te Eindhoven,
strekkende tot de wraking van
mr. P. Dondorp,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 27 januari 2025;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 20 februari 2025.
1.2.
Op 14 april 2025 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- mr. T.G.L.M. Meevis namens verzoeker;
- de rechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 653170 / HA ZA 23-777 tussen verzoeker enerzijds en de heer [naam] en de Staat der Nederlanden anderzijds.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek en de toelichting bij de mondelinge behandeling, samengevat het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Omdat de zaak van verzoeker is gehaald uit het overzicht van de advocaat van de lopende zaken op de handelsrol, heeft de advocaat een termijn gemist voor het verrichten van een proceshandeling. Deze gang van zaken is in strijd met de goede procesorde en het recht op een eerlijk proces. Gelet hierop hebben verzoeker en diens advocaat een objectief en gerechtvaardigde vrees dat de rechter vooringenomen is en/of dat sprake is van (schijn van) partijdigheid. Verzoeker was hier al bang voor, gelet op de aard van de door hem aanhangig gemaakte procedures. Hij heeft de indruk dat dit hem niet in dank wordt afgenomen. In een eerdere procedure van verzoeker tegen de heer [naam] heeft het Gerechtshof Den Haag al bepaald dat verzoekers recht op een eerlijk proces is geschonden.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Aan het wrakingsverzoek is ten grondslag gelegd dat de procedure niet langer stond vermeld op het overzicht van de advocaat op de digitale handelsrol. Op de zitting heeft de advocaat toegelicht dat hij via een digitaal portaal kan inloggen op de handelsrol en dat zijn zaken dan vermeld staan op zijn overzicht. Hoewel de zaak is terug te vinden in dit digitale systeem als er met behulp van het zaaknummer naar wordt gezocht, is de zaak niet vermeld op het bedoelde overzicht van de advocaat.
3.3.
De rechter heeft in haar reactie en op de zitting kenbaar gemaakt dat zij geen invloed heeft op de inhoud van dit digitale portaal en eventuele wijzigingen die daarin worden doorgevoerd. Zij weet niet wat de oorzaak ervan is dat deze zaak kennelijk niet meer zichtbaar is op het overzicht van de advocaat en zij weet niet wat er nodig is om dit op te lossen. Zij heeft navraag gedaan bij de civiele griffie, maar de griffie kon geen bijzonderheden zien in haar digitale systemen.
3.4.
In reactie hierop heeft verzoeker naar voren gebracht dat de rechter leidend is in de zaak en als eindverantwoordelijke mag worden beschouwd.
3.5.
De wrakingskamer overweegt dat onduidelijk is gebleven wat de oorzaak ervan is dat de zaak niet meer zichtbaar is in het overzicht van de advocaat op de digitale handelsrol als de advocaat inlogt via het portaal. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de rechter daarin persoonlijk een rol heeft gehad. Uit de omstandigheid dat de zaak niet meer op het desbetreffende overzicht staat vermeld, kan dus niet de schijn van partijdigheid bij de rechter worden afgeleid.
3.6.
Het betoog van verzoeker dat hij het idee heeft dat hem niet in dank wordt afgenomen dat hij de procedure is gestart tegen de heer [naam] en de Staat der Nederlanden en dat door “vreemde krachten” de zaak uit het overzicht van de advocaat is gehaald, volgt de wrakingskamer niet. Een wrakingsverzoek kan alleen worden gebaseerd op concrete feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Verzoeker heeft kennelijk in algemene zin twijfels bij de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van rechters. Dit levert echter geen grond voor wraking op.
3.4.
Gelet op het voorgaande wordt het wrakingsverzoek afgewezen.
4. De beslissing
De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn advocaat mr. T.G.L.M. Meevis;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, E.E. Schotte en D.E. Alink, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Badermann en in het openbaar uitgesproken op
28 april 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.