1.3.Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (SGR 25/1154). Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (SGR 25/2624)/
Beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om zonder zitting uitspraak te doen op het verzoek om een voorlopige voorziening. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
3. Verweerder heeft in zijn verweerschrift meegedeeld dat verzoeker tijdens de beroepsprocedure uitstel van betaling heeft.
4. Verzoeker heeft in zijn verzoek verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die er op neer komt dat € 600.000,- moet worden betaald door “overheden, het UWV en Wrb”. Dit zou onrechtmatig gestremde loondoorbetaling tijdens ziekte betreffen, met terugwerkende kracht tot diverse data. Hij stelt dat hij onrechtmatig ziek werd gehouden door zijn werkgever.
Ter onderbouwing van zijn spoedeisend belang heeft verzoeker verwezen naar een brief aan zijn advocaat van 11 maart 2025 van een advocatenkantoor van een vastgoedbedrijf, waarin een voorstel wordt gedaan tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van verzoeker per 30 april 2025, wegens huurachterstand.
Bij e-mail van 18 april 2025 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om huisontruiming te voorkomen. Hij heeft het gevorderde bedrag verhoogd en hij heeft gevraagd om vergoeding van medische kosten waarvoor hij als gemoedsbezwaarde niet is verzekerd.
Bij e-mail van 22 april 2025 heeft verzoeker melding gemaakt van letselschade.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit is beperkt tot de definitieve vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage voor de verleende toevoeging.
Wat verzoeker heeft gesteld over de loondoorbetaling, het ziek houden door de werkgever, de mogelijke ontbinding van de huurovereenkomst, vergoeding van medische kosten en letselschade valt buiten de omvang van het geschil. Want daar gaat het besluit van verweerder niet over. Daarover kan en zal de voorzieningenrechter in deze procedure niet oordelen. Dit betekent dat verzoeker niet kan bereiken wat hij wil.
Verzoeker heeft niet betwist dat verweerder hem uitstel van betaling van de eigen bijdrage heeft verleend zolang de beroepsprocedure loopt. Van onverwijlde spoed is dan ook geen sprake.
6. Ondanks dat geen sprake is van een spoedeisend belang, kan aanleiding bestaan om een voorlopige voorziening te treffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Daarmee wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. Hiervan is in dit geval geen sprake.
7. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. Voor vergoeding van proceskosten of het griffierecht bestaat geen aanleiding. De beroepsprocedure zal door de rechtbank worden voortgezet.