ECLI:NL:RBDHA:2025:7488
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht zonder lopende bezwaarprocedure
Op 21 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 25/3182, waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft gevraagd na de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning door de minister van Asiel en Migratie. Verzoeker had op 15 maart 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning om als zelfstandige te werken, maar deze werd afgewezen. Na de afwijzing heeft verzoeker bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 31 januari 2025 niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker heeft hiertegen op 6 februari 2025 beroep ingesteld, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening als hangende het beroep werd beschouwd.
Tijdens de zitting op 6 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter verzoeker om toelichting gevraagd over de ingediende procedures. Verzoeker gaf aan niet te begrijpen waarom zijn toenmalige gemachtigde het verzoek om voorlopige voorziening op deze manier had ingediend. De voorzieningenrechter constateerde dat er geen lopende bezwaarprocedure was, aangezien het bezwaar al was afgehandeld. Hierdoor was het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat dit alleen mogelijk is bij een lopende bezwaarprocedure. Ook het verzoek om voorlopige voorziening gedurende de beroepsprocedure werd als niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit verzoek al in behandeling was.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek niet-ontvankelijk is en heeft het verzoek om voorlopige voorziening van 6 februari 2025 afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.