In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.A. Palm, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank had eerder bepaald dat de minister binnen acht weken moest beslissen, tenzij nader onderzoek nodig was. Eiseres heeft op 23 februari 2025 beroep ingesteld, omdat de minister geen schriftelijke mededeling heeft gedaan dat nader onderzoek nodig was en de termijn van acht weken inmiddels was verstreken.
De rechtbank heeft overwogen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank is verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de minister een termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 9 april 2025.