In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 mei 2025, wordt het beroep van eiseres behandeld die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de wettelijke beslistermijn van 90 dagen heeft overschreden en dat eiseres na het verstrijken van deze termijn om een beslissing heeft gevraagd, maar geen reactie heeft ontvangen. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft ook verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 453,50, die door de minister vergoed moeten worden.
De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die vereist is bij de besluitvorming door de minister en de gevolgen van het niet tijdig beslissen op aanvragen in het bestuursrecht. De rechtbank heeft ook de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, gezien het aantal dagen dat de minister in gebreke is gebleven.