Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eisers zijn Tadzjiek en stellen tot de sjiitische stroming binnen de Islam te behoren. Eiser had een huis in [plaats] , Afghanistan. Hij heeft in september/oktober 2021 problemen gehad met de eigenaar van een woning aan de andere kant van de straat. Deze buurman heeft rommel gemaakt rondom eisers huis, dat hij weigerde om op te ruimen. Vervolgens heeft eiser met een aantal mensen de woning zelf opgeruimd en schoongemaakt. Een aantal dagen hierna zag eiser vanuit de nabijgelegen woning van zijn oom dat twee gewapende mannen zich op het binnenterrein van eisers woning begaven. Eiser is vervolgens samen met zijn oom gevlucht naar Iran, waar hij nog een jaar heeft verbleven. In Iran zijn mensen langs de winkel van zijn broer geweest om te vragen waar eiser was. Eisers zijn vervolgens op 29 oktober 2029 met een visum voor familiebezoek naar Nederland gekomen met het plan om eerst tot rust te komen en daarna terug te keren naar Iran. Na een telefoontje van familie uit Afghanistan hebben eisers eind januari 2023 besloten om in Nederland een asielaanvraag in te dienen. Eisers stellen ook dat zij reeds vanwege hun sjiitische afkomst een reëel risico lopen op ernstige schade bij terugkeer.
Het asielrelaas van eiseres is vrijwel gelijk aan dat van eiser. Zij heeft in de zienswijze op het voornemen aan haar relaas toegevoegd dat zij in het conflict dat eiser met de buurman had over de woning in [plaats] , door deze buurman is verkracht. Ook wijst zij op de slechte positie van vrouwen in Afghanistan en stelt zij dat zij bij terugkeer ook daarom een risico loopt op ernstige schade.
6. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
7. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
8. Problemen met de Taliban.
De minister acht asielmotief 1 geloofwaardig en asielmotief 2 ongeloofwaardig. Wat betreft asielmotief 2 stelt de minister dat deze problemen niet met objectieve documenten zijn onderbouwd en de verklaringen van eisers geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de buurman een vooraanstaand persoon zou zijn bij de Taliban en dat de Taliban daadwerkelijk naar eiser op zoek was. Over de naam van de betreffende buurman heeft eiser verschillende verklaringen afgelegd; hij heeft deze afwisselend [A] en [B] genoemd. Ook zijn verschillende verklaringen afgelegd over de inval van de Taliban, of zij alleen op het binnenterrein van de woning van eisers zijn geweest, of ook in de woning. Het is onwaarschijnlijk dat de Taliban drie dagen na eisers vertrek uit Afghanistan zijn huis in beslag heeft genomen en dan zijn broer in Iran twee tot drie maanden later komen vragen of zij het huis mogen huren. Ook werpt de minister tegen dat eisers onduidelijk hebben verklaard over het bezoek van mensen van de Taliban aan de winkel van de broer van eiser in Iran. Verder stelt de minister dat eiser vanwege zijn sjiitische achtergrond geen persoonlijke problemen heeft ondervonden. Hij heeft sinds 1984 voornamelijk in Iran gewoond. Dat het conflict met de buurman ongeloofwaardig is, maakt dat de eerst na het uitbrengen van het voornemen afgelegde verklaring over de verkrachting van eiseres door die buurman vanwege dat conflict door de minister ook niet wordt gevolgd. De minister heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat zowel de sjiitische achtergrond als het beroep op de slechte positie van vrouwen op zichzelf geen reden vormen om aan te nemen dat eisers hierdoor bij terugkeer een reëel risico lopen op vervolging of ernstige schade. De minister concludeert daarom dat de asielaanvragen worden afgewezen als ongegrond.
De periode waarin eisers voornamelijk in Iran hebben verbleven
7. Eisers hebben in beroep allereerst aangevoerd dat in het bestreden besluit ten onrechte is gesteld dat de periode vanaf 1984 waarin zij grotendeels in Iran hebben gewoond, niet relevant is voor de beoordeling van de asielaanvraag. Hiertoe wijzen zij erop dat dit verblijf aldaar een aanwijzing vormt dat sprake was van een voortdurende onveilige situatie in Afghanistan, waardoor zij nu uiteindelijk niet meer daar naartoe kunnen terugkeren.
8. De rechtbank stelt vast dat eisers hun gestelde vrees voor vervolging hebben gebaseerd op een incident met de buurman in Afghanistan en de daaruit voortkomende dreiging van de Taliban. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet valt niet in te zien waarom de periode waarin eisers in Iran hebben verbleven voorafgaand aan het incident, die ook langdurige periodes beslaat waarin de Taliban in Afghanistan niet aan de macht waren, voor de beoordeling van hun asielmotief, dan wel anderszins van belang is. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Het conflict met de buurman en gezocht worden door de Taliban
9. Eisers hebben aangevoerd dat uit hun verklaringen wel kan worden afgeleid dat de buurman een hoge positie bij de Taliban bekleedde, dat eiser met deze buurman een conflict had en dat de verklaringen over de inval van de Taliban in zijn woning wel consistent zijn. Eiseres heeft na het uitbrengen van het voornemen verklaard vanwege het lopende conflict met de buurman, door deze buurman te zijn verkracht.
10. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte het conflict met de buurman van eisers en de gestelde daaruit volgende problemen met de Taliban ongeloofwaardig heeft geacht. De minister heeft hierbij met name mogen betrekken dat eisers met hun verklaringen in het geheel niet hebben kunnen concretiseren dat, en op welke manier, deze buurman banden had met de Taliban, en zelfs een zodanig hoge positie, dat hij de macht had om te bewerkstelligen dat de Taliban een inval in de woning van eisers uitvoerde en eisers in de negatieve belangstelling van deze groepering zijn komen te staan. Dat eisers verklaren dat de buurman “met alle winden meewaaide”, dat hij in de tijd van de Taliban rustig zijn leven kon voortzetten en dat eisers hun informatie over de buurman hebben van hun oom, heeft de minister vaag en onvoldoende mogen achten. De minister heeft bij zijn standpunt ook mogen betrekken dat onduidelijk is verklaard over het incident met de twee gewapende mannen en waar die zich precies bevonden, alleen op de binnenplaats van hun woning of ook in het huis van eisers, en zo ja hoe ze zijn binnengekomen. Ook heeft de minister mogen betrekken dat onduidelijk is verklaard over het bezoek van mensen van de Taliban aan de winkel van de broer van eiser twee à drie maanden na het vertrek van eisers uit Afghanistan, met name over wat de reden van dat bezoek was. De door eiser overgelegde koopakte van het huis in [plaats] heeft de minister niet tot een ander oordeel hoeven brengen, nu hieruit weliswaar volgt dat eisers eigenaar van het huis waren, maar niet kan worden afgeleid dat sprake was van een conflict met de buurman en deze een hoge positie had bij de Taliban.
11. Uit het voorgaande volgt dat de minister om meerdere redenen niet ten onrechte zowel het conflict, als de Taliban-achtergrond van de buurman ongeloofwaardig heeft gevonden. De eerst in de zienswijze naar voren gebrachte summiere verklaring van eiseres dat zij door deze buurman is verkracht, is nadrukkelijk geplaatst binnen dit conflict. Zij zou dit pas in Nederland aan haar echtgenoot hebben verteld. In de zienswijze, noch in beroep is echter aangegeven wanneer de verkrachting precies heeft plaatsgevonden, wanneer zij dit (in Nederland) aan haar echtgenoot heeft verteld en waarom beiden daarover in het geheel niets in hun nader gehoor hebben verklaard. Onder deze omstandigheden heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank ook deze verkrachting, onder verwijzing naar ongeloofwaardig geachte conflict en Taliban-achtergrond, niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht en was de minister ook niet gehouden eiseres hierover aanvullend te horen, zoals ter zitting is betoogd. De beroepsgronden ter zake slagen niet.
Risico bij terugkeer vanwege de sjiitische achtergrond van eisers en de slechte positie van vrouwen in Afghanistan
12. Eisers hebben ten slotte aangevoerd dat zij reeds vanwege hun sjiitische achtergrond een verhoogd risico lopen, waarbij is verwezen naar de verslechterde situatie aldaar als gevolg van de machtsovername door de Taliban. Specifiek ten aanzien van eiseres is betoogd dat het gelet op haar langdurige verblijfsperiodes in Iran sinds 1984 voor haar niet mogelijk is zich te conformeren aan de strenge leefregels van de Taliban, zodat zij voldoet aan het risicoprofiel van paragraaf C2/2.4 van de Vreemdelingencirculaire (Vc).
13. De minister heeft in de besluitvorming onderkend dat uit de actuele landeninformatie van Afghanistan volgt dat sjiieten worden gediscrimineerd en er aanslagen worden gepleegd op sjiitische doelwitten, maar zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van de situatie dat alleen al vanwege een dergelijke achtergrond sprake is van een reële vrees bij terugkeer. Hierbij is erop gewezen dat sjiieten in het landenbeleid ten aanzien van Afghanistan in paragraaf C2/2.4 niet zijn aangewezen als risicoprofiel. Uit de voorgaande overwegingen volgt dat de door eisers gestelde problemen in Afghanistan ongeloofwaardig mochten worden bevonden. Ook overigens zijn er geen aanknopingspunten dat eisers persoonlijk problemen hebben ondervonden vanwege hun achtergrond. De rechtbank stelt vast dat in beroep slechts in algemene zin is verwezen naar de algemene situatie in Afghanistan. De rechtbank ziet hierin geen grond voor het oordeel dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat eisers reeds door hun afkomst alsnog risico lopen op vervolging of ernstige schade.
14. Het beroep dat ten aanzien van eiseres is gedaan op de slechte positie van vrouwen en het risicoprofiel vermeld in paragraaf C2/2.4 van de Vc slaagt evenmin. In het nader gehoor is eiseres bevraagd over de concrete beperkingen die zij heeft ervaren als gevolg van de machtsovername van de Taliban. In de besluitvorming is op basis van deze verklaringen geconcludeerd dat, samengevat weergegeven, niet is gebleken dat de machtsovername van de Taliban voor eiseres grote veranderingen heeft opgeleverd ten opzichte van haar levenswijze in de periode ervoor en dat niet is gebleken dat zij zich niet aan de leefregels zal kunnen conformeren. Tevens is hierbij betrokken dat eiseres geen alleenstaande vrouw is, maar gehuwd is met eiser. Gelet hierop en ook overigens is volgens de minister niet gebleken dat eiseres zich bij terugkeer niet zal kunnen conformeren aan de door de Taliban opgelegde normen en leefregels. De rechtbank overweegt dat wat hierover in beroep is aangevoerd, deels een herhaling vormt van de zienswijze en deels in algemene zin een betwisting is van de conclusie hierover in het bestreden besluit. De rechtbank ziet hierin geen grond voor het oordeel dat de minister ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij om deze reden heeft te vrezen voor terugkeer. Deze beroepsgrond slaagt niet.