ECLI:NL:RBDHA:2025:7558

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
24/2003
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar inzake bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk. Eiser had op 21 november 2023 een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend, welke op 15 januari 2024 buiten behandeling werd gesteld. Eiser heeft vervolgens bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen bezwaargronden had aangevoerd. De rechtbank heeft op 19 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 30 november 2023 wel degelijk bezwaargronden heeft aangevoerd in e-mailberichten, waarin hij aangaf het niet eens te zijn met de buitenbehandelingstelling van zijn aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser voldoende concreet heeft aangegeven waarom hij het niet eens was met de beslissing van het college. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen, waarbij het college ook het griffierecht en de proceskosten aan eiser moet vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en de eisen die aan de motivering daarvan worden gesteld. De rechtbank concludeert dat het college niet aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht heeft voldaan, waardoor het beroep gegrond wordt verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2003

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.B. Ullah),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk, het college
(gemachtigde: R. Paulissen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar.
1.1.
Met het besluit van 21 november 2023 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eiser om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) buiten behandeling gesteld.
1.2.
Met het besluit van 15 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2025 op zitting behandeld. Hierbij waren eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiser heeft zich op 25 oktober 2023 gemeld voor een bijstandsuitkering. Bij brief van 25 oktober 2023 heeft een medewerker Servicepunt eiser uitgenodigd voor een intake op 9 november 2023. Tijdens dit gesprek heeft eiser een aanvraag om een bijstandsuitkering ingediend. Eiser stelt bij de melding te hebben gemeld dat hij eind oktober het kraakpand waar hij verblijft moest ontruimen.
2.1.
Bij brief van maandag 13 november 2023 gericht aan eiser op het adres Ambachtsweg 20, waar het kraakpand staat, heeft een medewerker Participatie & Inkomen (consulent) eiser tot maandag 20 november 2023 gelegenheid geboden om ontbrekende stukken aan te leveren. Het betreft de bankafschriften over de periode van augustus 2023 tot en met oktober 2023, een overzicht van schulden en bewijsstukken over de woonsituatie. Eiser heeft de stukken niet ingeleverd.
2.2.
Bij e-mailbericht van 13 december 2023 heeft het college aan eiser verzocht om vóór 27 december 2023 het bezwaarschrift van 10 december 2023 aan te vullen met de gronden.
2.2.
Eiser heeft op donderdag 14 december 2023 telefonisch aan “klantcontacten” gemeld dat hij drie weken met vakantie naar Spanje gaat en vanaf maandag niet meer of slecht te bereiken is.
2.3.
Het college heeft aan de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar ten grondslag dat eiser geen bezwaargronden heeft aangevoerd. De enkele stelling dat de bijstandsuitkering ten onrechte niet is toegekend, is volgens het college onvoldoende.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
Eiser voert aan dat hij voldoende concreet heeft aangeven waarom hij het niet eens is met de buitenbehandelingstelling.
3.2.
In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar dient te bevatten. In artikel 6:6 van de Awb is bepaald dat het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
3.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep worden in het algemeen geen hoge eisen gesteld aan de motivering van een bezwaarschrift. Dit brengt mee, dat in de regel ook van een in het bezwaarschrift gegeven summiere motivering van het bezwaar zal kunnen worden aangenomen dat daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Dit neemt echter niet weg dat het bezwaarschrift wel, hoe summier ook verwoord, een concrete bezwaargrond dient te bevatten. Hiermee wordt een feitelijke grond bedoeld, waaronder de Raad verstaat een standpunt ten aanzien van de overwegingen van het bestreden besluit waarmee duidelijkheid wordt verschaft over het punt, dan wel de punten, waarmee de indiener van het bezwaarschrift het niet eens. [1]
3.4.
Op 30 november 2023 heeft eiser in e-mailberichten gericht aan de consulent aangegeven het niet eens te zijn met de buitenbehandelingstelling van zijn aanvraag en dat hij hiertegen in bezwaar gaat. Hij heeft aangevoerd dat hij de brief waarin om informatie wordt gevraagd, niet heeft ontvangen omdat hij niet meer op het adres Ambachtsweg 20 verblijft en dat de consulent daarvan op de hoogte was. Eiser vraagt om de gegevens alsnog in te dienen en te beoordelen. De consulent heeft in een reactie op 30 november 2023 gemaild dat eiser geen stukken hoeft te sturen; zij kan deze niet in behandeling nemen. Op 10 december 2023 heeft eiser online bezwaar ingediend.
3.5.
Gelet op wat eiser heeft gemaild op 30 november 2023 kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat eiser geen bezwaargronden heeft aangevoerd. Het college had daarom tot een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar over moeten gaan.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Zoals ter zitting is besproken zal de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien. Het college wil nader onderzoek verrichten en een nieuw besluit nemen.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bestaat er aanleiding voor het college om aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden. Ook veroordeelt de rechtbank het college in de proceskosten die eiser heeft moeten maken. Deze vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.808,- (voor het indienen van een beroepschrift en het verschijnen op zitting elk 1 punt, bij een zaak van gemiddeld gewicht en een waarde per punt van € 904,-).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het door eiser betaalde griffierecht ter hoogte van € 51,- vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten ten bedrage van € 1.808,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Leichel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 23 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2444.