ECLI:NL:RBDHA:2025:7573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
C/09/672667 / HA ZA 24-800
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een gestolen auto door een Belgisch verhuurbedrijf tegen een Nederlandse koper die te goeder trouw was

In deze zaak vorderde het Belgische verhuurbedrijf Luxauto N.V. de afgifte van een gestolen Mercedes Benz V-klasse, die door een Nederlander, [naam 1], in Frankrijk was gekocht van een Duitser, [naam 3]. De rechtbank Den Haag oordeelde dat de vordering van Luxauto werd afgewezen, omdat [naam 1] op basis van het Franse recht te goeder trouw was en daardoor eigenaar van de auto was geworden. De procedure begon met een dagvaarding op 2 september 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 maart 2025. Luxauto stelde dat zij als eigenaar van het voertuig moest worden erkend, maar de rechtbank concludeerde dat de koopovereenkomst tussen [naam 1] en [naam 3] geldig was, ondanks dat [naam 3] een vervalst kentekenbewijs had overhandigd. De rechtbank oordeelde dat [naam 1] voldoende stappen had ondernomen om de beschikkingsbevoegdheid van [naam 3] te verifiëren en dat hij te goeder trouw was bij de aankoop. De rechtbank wees de vorderingen van Luxauto af en veroordeelde hen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/672667 / HA ZA 24-800
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
LUXAUTO N.V.te Waregem (België),
eiseres in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: Luxauto,
advocaat: mr. B.C.J. Berden, te Reuver,
tegen
[naam 1]te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: [naam 1] ,
advocaat: mr. R.G. Vijlbrief, te Rijswijk.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 2 september 2024, met producties 1 tot en met 24;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met productie 25;
  • de akte namens Luxauto met producties (door de rechtbank doorgenummerd als) 26 tot en met 29;
  • het tussenvonnis van 15 januari 2025 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2025. Partijen hebben op de zitting, mede aan de hand van pleitnotities, hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De pleitnotities zijn overgelegd en maken deel uit van het procesdossier. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen hebben gezegd.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van dit vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Luxauto is een onderneming die onder meer auto’s verhuurt. Luxauto heeft op grond van een offerte van 8 juni 2023 een Mercedes Benz V-klasse met chassisnummer [nummer] en bouwjaar 2023 (hierna: het voertuig) gehuurd van Mercedes Benz Financial Services BeLux NV (hierna: Mercedes Benz), met als doel het voertuig onder te verhuren aan derden. De looptijd van de huurovereenkomst bedraagt 36 maanden.
2.2.
Op 12 januari 2024 heeft Luxauto het voertuig vanuit haar vestiging in Gent verhuurd aan [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Volgens de verhuurovereenkomst zou het voertuig op 19 januari 2024 weer ingeleverd moeten worden. Dat is niet gebeurd.
2.3.
[naam 1] is een particulier. Hij heeft op 15 januari 2024 contact opgenomen met [naam 3] (hierna: [naam 3] ) naar aanleiding van een advertentie op het Duitse onlineplatform
Kleinanzeigen,waarin het voertuig te koop werd aangeboden voor een prijs van € 37.870. Per whatsapp hebben deze partijen op 16 januari 2024 een afspraak gemaakt elkaar te ontmoeten aan de [adres] in [plaats] te Frankrijk. Op dezelfde dag heeft [naam 1] om 8:51 per whatsapp aan [naam 3] gevraagd “
Can you send me a piece of paper for the car. I need to make a license plate for export from the Netherlands and bring it to me”, waarop [naam 3] om 13:41 het chassisnummer van het voertuig aan [naam 1] heeft gestuurd. Daarna hebben [naam 1] en [naam 3] elkaar in persoon ontmoet. Het voertuig was inmiddels voorzien van Duitse kentekenplaten. Op de afgesproken locatie heeft [naam 3] een op zijn naam staande vervalst Duits kentekenbewijs (
Zulassungsbescheinigung Teil I en Teil II) laten zien, en [naam 1] tussen 17:15 en 17:30 een proefrit met de auto gemaakt in de omgeving van de afgesproken locatie.
2.4.
Op dezelfde dag om 13:43 heeft [naam 1] het chassisnummer van het voertuig per whatsapp doorgestuurd aan een Duits telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] , en om 17:18 een foto van de achterkant van het voertuig (met daarop zichtbaar de kentekenplaat) en de kentekenbewijzen. Vervolgens heeft een spraakoproep plaatsgevonden.
2.5.
[naam 1] heeft het voertuig uiteindelijk kort na 17:30 op de afgesproken locatie gekocht voor een bedrag van € 35.500. Dit bedrag heeft [naam 1] contant betaald.
2.6.
Een buurman van [naam 1] , [naam 4] , heeft [naam 1] tijdens de reis naar Frankrijk en de afspraak met [naam 3] vergezeld.
2.7.
Op 17 januari 2024 heeft [naam 1] het voertuig naar [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) gebracht om enkele aanpassingen aan de auto door te voeren. [naam 1] heeft de kosten voor deze aanpassingen van € 1.881,55 op 3 oktober 2024 voldaan.
2.8.
Luxauto heeft via een Track & Trace systeem op 19 januari 2024 geconstateerd dat het voertuig zich bij [bedrijfsnaam 1] bevond en heeft het voertuig op afstand geblokkeerd. Op 22 januari 2024 heeft Luxauto in België aangifte gedaan van diefstal. De Nederlandse politie heeft het voertuig op 24 januari 2024 in beslag genomen.
2.9.
Op 3 mei 2024 heeft Luxauto een klaagschrift bij de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland ingediend. Op 24 juli 2024 heeft een medewerker van de rechtbank Noord-Holland telefonisch aan (de advocaat van) Luxauto medegedeeld dat de officier van justitie reeds had beslist dat het voertuig niet meer in beslag diende te worden gehouden, en al is teruggeven aan [naam 1] .
2.10.
Op verzoek van Luxauto is op 5 augustus 2024 door de rechtbank Noord-Holland conservatoir beslag gelegd onder het voertuig. Het voertuig is door de deurwaarder in beslag genomen en in bewaring gesteld bij [bedrijfsnaam 2] B.V. te [vestigingsplaats] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Luxauto vordert dat de rechtbank - samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat Luxauto handelt in de hoedanigheid van eigenaar van het voertuig met alle uit deze eigendom voortvloeiende rechten, waaronder het recht op revindicatie. Daarbij vordert Luxauto primair te bevelen dat het conservatoir beslag onder het voertuig wordt opgeheven en het voertuig (inclusief alle daarbij behorende bescheiden) binnen veertien dagen aan haar wordt afgeleverd en subsidiair dat [naam 1] wordt veroordeeld tot betaling van € 45.012, in beide gevallen te vermeerderen met € 1.225,12 aan buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente vanaf 19 januari 2024. Dit alles met veroordeling van [naam 1] in de proceskosten.
3.2.
Luxauto legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in eigen naam voor rekening van Mercedes Benz revendicatie van het voertuig kan vorderen. [naam 1] heeft het voertuig in Frankrijk verkregen van een beschikkingsonbevoegde, zodat op grond van artikel 10:131 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het Franse recht van toepassing is. Volgens artikel 1599 Code civil (hierna: Cc) is de verkoop van een zaak van iemand anders nietig. De koopovereenkomst tussen [naam 1] en [naam 3] moet daarom geacht worden nooit te hebben bestaan zodat Mercedes Benz steeds eigenaar van het voertuig is geweest. Luxauto vordert daarom primair revindicatie van het voertuig en subsidiair vervangende schadevergoeding ter hoogte van de huidige marktwaarde van het voertuig.
3.3.
[naam 1] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Luxauto, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Luxauto, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Luxauto in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[naam 1] vordert - samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Luxauto voorwaardelijk te veroordelen tot betaling van € 35.500 en € 1.881,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf respectievelijk 16 januari 2024 en 3 oktober 2024. Dit alles met veroordeling van Luxauto in de kosten van deze procedure.
3.6.
[naam 1] legt het volgende aan de vorderingen ten grondslag. Mocht geoordeeld worden dat Mercedes Benz eigenaar is van het voertuig, heeft een bezitter te goeder trouw van een roerende zaak volgens artikel 1599 Cc recht op een vergoeding ter hoogte van de waarde die is betaald voor het goed. [naam 1] heeft daarom recht op de aankoopprijs van € 35.500 en de gemaakte kosten voor de aanpassing aan het voertuig van € 1.881,55. Indien geoordeeld wordt dat het voertuig door [naam 3] is gestolen, heeft het bepaalde in artikel 2277 Cc te gelden. Die bepaling houdt in dat als de bezitter van een gestolen goed dit via een openbare verkoop heeft gekocht, de oorspronkelijke eigenaar dit alleen kan terugkrijgen als hij de prijs die de bezitter heeft betaald aan hem terugbetaalt, aldus [naam 1] .
3.7.
Luxauto voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [naam 1] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [naam 1] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [naam 1] in de kosten van deze procedure.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Bevoegdheid Nederlandse rechter
4.1.
Het betreft een geschil met een internationaal karakter. De rechtbank zal daarom eerst ambtshalve onderzoeken of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Luxauto is een onderneming in België. [naam 1] woont in Nederland. Volgens de hoofdregel van artikel 4 EEX-Verordening II worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor het gerecht van die lidstaat. De Nederlandse rechter is dus bevoegd.
4.2.
De relatieve bevoegdheid volgt uit artikel 99 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De woonplaats van [naam 1] is Den Haag, zodat de rechtbank aldaar relatief bevoegd is.
Het toepasselijke recht
4.3.
Artikel 10:127 lid 1 BW onderwerpt het goederenrechtelijke regime van een zaak aan het recht van de staat op welks grondgebied de zaak zich bevindt (de lex rei sitae). Artikel 10:127 lid 4 BW geeft de omvang van het goederenrechtelijke statuut aan, in die zin dat het de lex rei sitae is die in het bijzonder bepaalt of een zaak roerend of onroerend is, of een zaak vatbaar is voor overdracht van de eigendom of voor vestiging van een recht erop, welke vereisten aan die overdracht of vestiging worden gesteld, welke rechten op een zaak kunnen rusten en wat de aard en de inhoud van die rechten is en op welke wijze die rechten ontstaan, zich wijzigen, overgaan, tenietgaan en welke hun onderlinge verhouding is. Deze opsomming is niet uitputtend, zoals blijkt uit de in artikel 10:127 lid 4 gebruikte woorden ‘in het bijzonder’, maar er is naar gestreefd deze opsomming zo volledig mogelijk samen te stellen. Revindicatie is niet met zo veel woorden in artikel 10:127 lid 4 BW genoemd, maar ook de vraag of en zo ja, door wie revindicatie kan worden ingesteld, is onderworpen aan de lex rei sitae. De door de eigenaar ingestelde vordering tot revindicatie wordt beheerst door Nederlands recht als de lex rei sitae van de zaken ten tijde van de instelling van de revindicatie. Uiteraard geldt de lex rei sitae ten tijde van het relevante rechtsfeit om te beoordelen of degene die pretendeert een eigendomsrecht te hebben dat recht ook daadwerkelijk heeft, zie artikel 10:127 lid 5 BW (zie AG Vlas, 3 juni 2016, ECLI:NL:PHR:2016:475).
4.4.
Artikel 10:130 BW heeft betrekking op de kwestie in hoeverre rechten op een zaak blijven rusten in het geval die zaak wordt verplaatst naar een andere staat (‘conflit mobile’). De rechten die overeenkomstig de oorspronkelijke lex rei sitae op de zaak zijn gevestigd, blijven daarop rusten, ook bij verplaatsing van de zaak naar een andere staat, maar zij kunnen niet worden uitgeoefend op een wijze die onverenigbaar is met het recht van de nieuwe lex rei sitae. Artikel 10:131 BW bepaalt verder dat de rechtsgevolgen van de verkrijging van een zaak van een beschikkingsonbevoegde worden beheerst door het recht van de staat op welks grondgebied de zaak zich ten tijde van die verkrijging bevond.
4.5.
Het voorgaande betekent dat de vraag of Luxauto in eigen naam ten behoeve van Mercedes Benz afgifte kan vorderen van de auto wordt beheerst door Nederlands recht, en de vraag of [naam 1] op 16 januari 2024 eigenaar van de auto is geworden, en in dat verband een geslaagd beroep kan doen op derdenbescherming, wordt beheerst door Frans recht.
De opdracht aan Luxauto
4.6.
Artikel 5:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de eigenaar van een zaak bevoegd is haar van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen.
4.7.
Het is tussen partijen niet in geschil dat Luxauto geen eigenaar van het voertuig is, maar het voertuig van Mercedes Benz heeft gehuurd. De gevorderde verklaring voor recht dat Luxauto eigenaar van het voertuig is, kan reeds om die reden niet worden toegewezen. De vraag is of Luxauto het voertuig wel kan opeisen. Luxauto heeft tijdens de mondelinge behandeling verduidelijkt dat zij in eigen naam voor rekening van Mercedes Benz afgifte van het voertuig vordert. Luxauto heeft in dit verband verwezen naar een tussen haar en Mercedes Benz op 22 oktober 2024 tot stand gekomen overeenkomst. Volgens Luxauto moet deze overeenkomst aldus worden begrepen dat Mercedes Benz aan Luxauto de opdracht geeft om voor rekening van Mercedes Benz in eigen naam afgifte van het voertuig aan Luxauto te vorderen. Er is aldus sprake van een overeenkomst tot lastgeving (artikel 7:414 BW). [naam 1] heeft deze uitleg van de overeenkomst niet weersproken.
4.8.
De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande vanuit dat Luxauto bevoegd is om afgifte van het voertuig aan haarzelf te vorderen. De rechtbank dient aldus de vraag te beantwoorden of Mercedes Benz eigenaar is van het voertuig, of dat [naam 1] op 16 januari 2024 eigenaar van het voertuig is geworden.
[naam 1] is eigenaar van het voertuig geworden
4.9.
Op grond van Frans recht is voor de overdracht van een roerende zaak (i) een beschikkingsbevoegde vervreemder en (ii) een geldige titel vereist. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussen [naam 3] en [naam 1] op 16 januari 2024 tot stand gekomen koopovereenkomst een geldige titel vormt. Volgens [naam 1] moet er vanuit worden gegaan dat [naam 3] ook beschikkingsbevoegd was, omdat er geen concrete aanknopingspunten zijn waaruit kan worden afgeleid dat [naam 3] geen bezitter te goeder trouw was, maar de rechtbank gaat daar niet in mee. [naam 1] heeft, gelet op de omstandigheid dat [naam 3] een op zijn naam staand vervalst Duits kentekenbewijs aan [naam 1] heeft overhandigd, en zich thans voor [naam 1] onbereikbaar houdt, onvoldoende gemotiveerd toegelicht dat [naam 3] op zijn beurt te goeder trouw was. Voor het antwoord op de vraag of [naam 1] eigenaar van het voertuig is geworden, komt het er dus op aan of [naam 1] een geslaagd beroep op derdenbescherming kan doen.
4.10.
[naam 1] heeft in dit verband een beroep gedaan op artikel 2276 Cc, eerste zin. Deze bepaling luidt als volgt:

En fait de meubles, la possession vaut titre.
Néanmoins, celui qui a perdu ou auquel il a été volé une chose peut la revendiquer pendant trois ans à compter du jour de la perte ou du vol, contre celui dans les mains duquel il la trouve ; sauf à celui-ci son recours contre celui duquel il la tient.
4.11.
Artikel 2276 Cc is in de Franse rechtspraak nader uitgewerkt. Voor een geslaagd beroep op artikel 2276 CC, eerste zin, is bezit en goede trouw vereist. [1] Tussen partijen is niet in geschil dat [naam 1] op 16 januari 2024 bezitter van het voertuig is geworden. Partijen verschillen van mening of [naam 1] ten tijde van de aankoop van het voertuig op 16 januari 2024 te goeder trouw was. Bij de beoordeling van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat op grond van Frans recht de goede trouw wordt verondersteld aanwezig te zijn, en de bewijslast voor het ontbreken van goede trouw op Luxauto rust. [2]
4.12.
Luxauto stelt dat geen sprake is van goede trouw omdat [naam 1] het voertuig voor een aanmerkelijk lager bedrag heeft gekocht dan de marktwaarde. Volgens Luxauto zou zij het voertuig in België voor ongeveer € 45.000 aan een handelaar hebben kunnen verkopen. Het prijspeil in België en Duitsland is vergelijkbaar. [naam 1] heeft echter slechts een bedrag van € 35.500 voor het voertuig betaald. [naam 1] heeft dit bedrag bovendien contant betaald, hetgeen voor een dergelijk groot bedrag zeer ongebruikelijk is. De transactie vond verder in Frankrijk plaats, terwijl de verkoper in Duitsland woonachtig is, en de koper in Nederland. Daarnaast is het ongebruikelijk dat bij een particuliere verkoop een schriftelijk model koopovereenkomst wordt gebruikt. In deze overeenkomst staat verder dat twee autosleutels geleverd worden, terwijl feitelijk maar één sleutel is geleverd. Daar komt bij dat het ingevulde chassisnummer in de koopovereenkomst afwijkt van het chassisnummer in het Duitse kentekenbewijs en van het originele chassisnummer op het kentekenbewijs van Luxauto. Ten slotte komt de kilometerstand in de koopovereenkomst niet overeen met de stand die in de advertentie vermeld is en wijkt het in de overeenkomst vermelde adres van [naam 3] af van het adres volgens de eigendomspapieren. Dit alles zorgt ervoor dat [naam 1] niet te goeder trouw was, aldus nog steeds Luxauto.
4.13.
[naam 1] voert aan dat hij er alles aan heeft gedaan om de beschikkingsbevoegdheid van [naam 3] te controleren. [naam 1] heeft voorafgaand aan de koop het chassisnummer van het voertuig opgevraagd, en door een familielid ( [naam 5] ) bij Mercedes Benz in Duitsland laten controleren of het voertuig als gestolen geregistreerd stond. Dat bleek niet het geval te zijn. [naam 1] heeft verder aan [naam 3] om de eigendomspapieren van het voertuig gevraagd, en toen een authentiek uitziende vervalsing van een Duits kentekenbewijs overhandigd gekregen. Het chassisnummer dat [naam 3] via whatsapp aan hem heeft gestuurd voorafgaande aan de koop is gelijk aan het chassisnummer op het Duits kentekenbewijs én de koopovereenkomst (waarbij in het laatste document uitsluitend de laatste acht karakters zijn vermeld). Ook heeft [naam 1] aan [naam 3] gevraagd om zijn rijbewijs te tonen. Daarnaast stelt [naam 1] dat hij, mede gelet op de beschadiging aan de schuifdeur, een redelijke prijs voor het voertuig heeft betaald. Het is niet ongebruikelijk dat een tweedehands auto contant wordt betaald. [naam 1] heeft zelf zijn oude auto voor een bedrag van € 23.000 verkocht, en de koopprijs ook contant betaald gekregen. [naam 1] heeft verder een bedrag van € 12.000 in contant van vrienden en familie geleend, omdat hij wist dat hij op korte termijn nog een uitkering van het Waarborgfonds Motorverkeer kon verwachten. Omdat hij op deze manier de gehele koopprijs contant voorhanden had, heeft hij de koopprijs ook contant aan [naam 3] voldaan. De transactie vond plaats in Frankrijk, vlakbij bij de Duitse grens, omdat [naam 3] [naam 1] heeft medegedeeld dat hij in Frankrijk werkzaam is. Met [naam 3] is bij de levering afgesproken dat [naam 1] één autosleutel ontvangt en het voertuig, op dat moment nog voorzien van een Duits kenteken, naar Nederland zou rijden. Nadat een Nederlands kenteken aangevraagd zou zijn, zou hij het Duits kenteken naar [naam 3] terugsturen en de tweede autosleutel van [naam 3] ontvangen.
4.14.
De rechtbank overweegt dat [naam 3] aan [naam 1] een vervalst Duits eigendomsbewijs van het voertuig (Zulassungsbescheinigung Teil I en II) heeft overhandigd. [naam 1] heeft onweersproken gesteld dat de vervalsing er authentiek uitziet. [naam 1] mocht er daarom vanuit gaan dat [naam 3] over de juiste eigendomspapieren beschikte. Daar komt bij dat [naam 1] aan de hand van een rijbewijs de identiteit van [naam 3] heeft gecontroleerd. Verder heeft [naam 1] bij Mercedes Benz Duitsland door een Duits familielid ( [naam 5] ) laten navragen of het voertuig als gestolen stond geregistreerd. Luxauto heeft weliswaar tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zij niet kan controleren of [naam 1] daadwerkelijk aan [naam 5] heeft gevraagd om contact met Mercedes Benz Duitsland op te nemen, en of dit ook door [naam 5] is gedaan, maar uit het whatsapp-gesprek van 16 januari 2024 (zie rov. 2.4) volgt dat [naam 1] het chassisnummer naar een Duits telefoonnummer heeft gestuurd. Verder volgt uit de als productie 9 door [naam 1] overgelegde schriftelijke verklaring van [naam 4] dat [naam 1] tijdens de proefrit met [naam 5] heeft gebeld, en dat [naam 5] even later aan [naam 1] heeft medegedeeld dat de auto niet als gestolen geregistreerd stond. De rechtbank ziet gelet op de inhoud van het whatsapp-gesprek, in samenhang met de verklaring van [naam 4] , geen aanleiding om er aan te twijfelen dat [naam 1] aan [naam 5] heeft gevraagd om na te gaan of het voertuig bij Mercedes Benz Duitsland als gestolen geregistreerd stond.
4.15.
Gelet op de voorgaande omstandigheden gaat de rechtbank er vanuit dat [naam 1] te goeder trouw was.
4.16.
De omstandigheid dat [naam 1] het voertuig mogelijk voor een bedrag beneden de marktwaarde heeft gekocht, kan niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank stelt daarbij voorop dat beide partijen standpunten hebben ingenomen over de dagwaarde van het voertuig op 16 januari 2024, maar deze niet met stukken hebben onderbouwd. Uit de door [naam 1] overgelegde advertentie op Kleinanzeigen volgt dat de auto betrokken is geweest bij een ongeluk (“
unfall” ), en is te zien dat op de schuifdeur van de auto een forse deuk aanwezig is. Zelfs indien er vanuit wordt uitgegaan dat de door Luxauto genoemde marktwaarde in beginsel juist is, geldt dat deze geen rekening houdt met de voornoemde schade. Volgens Luxauto kan schade aan een schuifdeur relatief eenvoudig worden hersteld, maar tijdens de mondelinge behandeling heeft de vertegenwoordiger van Luxauto verklaard de schade niet zelf op de foto’s of het door [naam 1] gemaakte filmpje te hebben gezien. Luxauto heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd weersproken dat het verschil tussen de door haar en [naam 1] genoemde waarde voor een groot gedeelte wordt verklaard door de schade aan het voertuig. Zelfs indien de schade aan het voertuig niet het volledige verschil zou verklaren, is het resterende verschil tussen de door Luxauto genoemde waarde en de door [naam 1] betaalde prijs niet dusdanig groot dat [naam 1] redelijkerwijs had moeten beseffen dat het aanbod te mooi was om waar te zijn.
4.17.
Ook het verschil tussen de kilometerstand in de advertentie (18.054 kilometer) en de koopovereenkomst (16.000 kilometer) is niet dusdanig groot dat [naam 1] had moeten beseffen dat er iets niet klopte. Voor het feit dat de koopprijs contant is betaald, de transactie in Frankrijk heeft plaatsgevonden en slechts één autosleutel is geleverd, heeft [naam 1] een plausibele verklaring gegeven. Ook de omstandigheid dat [naam 1] en [naam 3] gebruik hebben gemaakt van een model koopovereenkomst wijst niet op het ontbreken van goede trouw.
4.18.
Het voorgaande betekent dat het beroep van [naam 1] op artikel 2276 Cc, eerste zin, slaagt.
Het subsidiaire beroep op artikel 2276 Cc faalt
4.19.
Luxuri stelt vervolgens dat zij, ondanks de goede trouw aan de zijde van [naam 1] , het voertuig op grond van artikel 2276 Cc, tweede zin, kan terugvorderen. Die bepaling betreft een uitzondering op de eerste zin en geeft de eigenaar die het bezit van zijn zaak door verlies of diefstal kwijt is geraakt, een periode van drie jaar om zijn zaak op te eisen. Uit de Franse rechtspraak volgt dat deze uitzondering slechts van toepassing is wanneer de eigenaar de zaak onvrijwillig kwijt is geraakt. [3] In dit geval geldt dat Mercedes Benz het voertuig vrijwillig ter beschikking heeft gesteld aan Luxauto, en dat Luxauto op haar beurt het voertuig vrijwillig ter beschikking heeft gesteld aan [naam 2] . Luxauto heeft gelet op het voorgaande onvoldoende gemotiveerd toegelicht dat Mercedes Benz de zaak onvrijwillig heeft verloren. Dat Luxauto er vanuit is gegaan dat het voertuig na afloop van de huurperiode door [naam 2] aan haar zou worden geretourneerd is in ieder geval onvoldoende, nu artikel 2276 Cc, tweede zin, toepassing mist in geval van misbruik van vertrouwen of oplichting. Het beroep van Luxauto op artikel 2276 Cc, tweede zin, faalt aldus.
4.20.
Luxauto heeft ten slotte nog gesteld dat de overeenkomst tussen [naam 1] en [naam 3] op grond van artikel 1599 Cc nietig is, maar dit gaat er aan voorbij dat de nietigheid van de transactie op grond van dit artikel alleen door de koper kan worden ingeroepen. [4]
4.21.
Het voorgaande houdt in dat [naam 1] op 16 januari 2024 eigenaar van het voertuig is geworden en Luxauto het voertuig niet kan opeisen. De door Luxauro gevorderde afgifte wordt daarom afgewezen.
De vervangende schadevergoeding voor Luxauto
4.22.
Subsidiair vordert Luxauto vervangende schadevergoeding omdat [naam 1] een onrechtmatige daad jegens haar zou hebben gepleegd. De hiervoor vereiste onrechtmatigheid zou volgens Luxauto liggen in de inbreuk die [naam 1] op haar eigendomsrecht heeft gepleegd. Tijdens de mondelinge behandeling is namens Luxauto verklaard dat van een onrechtmatige gedraging geen sprake kan zijn als [naam 1] tijdens de bezitsverkrijging van het voertuig te goeder trouw was. Nu goede trouw bij [naam 1] is vastgesteld, wordt de gevorderde vervangende schadevergoeding op grond van een onrechtmatige daad afgewezen.
De buitengerechtelijke kosten
4.23.
Met de afwijzing van de vorderingen van Luxauto bestaat er geen grond voor toewijzing van de buitengerechtelijke kosten. Ook die vordering wordt afgewezen.
De proceskosten
4.24.
Luxauto is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [naam 1] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal Luxauto niet worden veroordeeld tot betaling van de betekeningskosten. De proceskosten van [naam 1] worden begroot op:
- griffierecht
87
- salaris advocaat
2.428
(2 punten × tarief IV van € 1.214)
- nakosten
178
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.693
4.25.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in voorwaardelijke reconventie
4.26.
[naam 1] heeft vorderingen ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank tot het oordeel komt dat Mercedes Benz nog steeds eigenaar van het voertuig is. Nu de rechtbank in conventie tot het oordeel is gekomen dat [naam 1] eigenaar van het voertuig is geworden, is de voorwaarde voor de eis in reconventie niet in vervulling gegaan. De eis in reconventie behoeft daarom geen verdere bespreking.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen van Luxauto af;
5.2.
veroordeelt Luxauto in de proceskosten van € 2.693, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Luxauto niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis wordt betekend, dan moet zij wettelijke rente betalen over de proceskosten en moet zij € 92 euro extra betalen aan nakosten, plus betekeningskosten;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.
3425

Voetnoten

1.J.E. Jansen, Bezit te kwader trouw, verkrijgende en bevrijdende verjaring, Een leerstellige rechtsvergelijkende studie op historische grondslag, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers (2011), nr. 108 e.v.
2.Code Civil Annoté, 24e édition, Parijs: Dalloz (2025), commentaar bij artikel 2276 CC, nr. 9.
3.J.E. Jansen, Bezit te kwader trouw, verkrijgende en bevrijdende verjaring, Een leerstellige rechtsvergelijkende studie op historische grondslag, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers (2011), nr. 108; Code Civil Annoté, 24e édition, Parijs: Dalloz (2025), commentaar bij artikel 2276 Cc, nr. 24 (“
4.Code Civil Annoté, 24e édition, Parijs: Dalloz (2025), commentaar bij artikel 1599 Cc, nr. 3 (“