Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 15.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
geenBZT wordt toegekend.” De Staat heeft tijdens de mondelinge behandeling ook erkend dat de GVM-status een vertrekpunt is bij het opleggen van toezichtmaatregelen, maar gesteld dat een gedetineerde ook zónder GVM-status toezichtmaatregelen opgelegd kan krijgen. Dat laatste mag zo zijn, maar dat neemt niet weg dat de GVM-status van een gedetineerde, in dit geval [eiser] , mede van invloed is op de aan hem op te leggen c.q. opgelegde toezichtmaatregelen. Nu er voor [eiser] geen andere rechtsgang open staat om de door hem beoogde verwijdering van de GVM-lijst of verlaging van zijn risicoprofiel te bewerkstelligen, is hij in dit kort geding ontvankelijk in zijn vorderingen en heeft hij ook voldoende belang bij een beslissing op zijn vorderingen.