ECLI:NL:RBDHA:2025:7581

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
NL25.11672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Pakistaanse vrouw op basis van ongeloofwaardigheid van haar asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres, een vrouw van Pakistaanse afkomst. Eiseres had op 9 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 10 maart 2025 werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 april 2025, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. Eiseres stelde dat zij problemen had ondervonden na het meenemen van een islamitische collega naar een kerk, wat leidde tot bedreigingen en geweld tegen haar. De rechtbank oordeelde dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag in stand mocht houden, omdat de verklaringen van eiseres niet als samenhangend en aannemelijk werden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vrees voor vervolging bij terugkeer naar Pakistan. De rechtbank verwierp ook het beroep op het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel, omdat de minister in andere zaken niet automatisch aannam dat een christen een moslim naar een kerkdienst kan meenemen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht zaaknummer: NL25.11672
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Thissen), en
de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vw 20001. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De minister heeft het asielrelaas van eiseres – dat is de reden waarom eiseres zegt dat zij uit Pakistan is gevlucht – ongeloofwaardig mogen vinden. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 9 april 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 10 maart 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, T. Putt als tolk, en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
3. Eiseres heeft de Pakistaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1980. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij een islamitische collega op eigen verzoek heeft meegenomen naar een kerk. De dag erna beschuldigden de echtgenoot van deze collega en ongeveer 25 tot 30 andere gelovigen (Molwies, de rechtbank begrijpt: Molvi’s) eiseres van een poging tot bekering. Ze hebben eiseres opgezocht op haar werk, haar omcirkelt, met stokken geslagen, bespuugd en ze noemden haar een ongelovige. Eiseres verloor haar zelfbeheersing en zei onaardige dingen over de profeet Mohamed. Daarom hebben ze een fatwa tegen eiseres uitgesproken. Collega’s van eiseres stonden hier ook bij en waren het eens met de mannen. Eiseres heeft kunnen ontsnappen en is ondergedoken bij haar tante waar zij tot haar uitreis heeft verbleven. Ondertussen is het huis van eiseres vijftien tot twintig keer aangevallen en is ook de zoon van eiseres aangevallen. Bij een terugkeer naar Pakistan vreest eiseres te worden gedood.

Het bestreden besluit

4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Problemen naar aanleiding van het meenemen van een collega naar de kerk.
4.1.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. De minister acht ongeloofwaardig dat eiseres problemen heeft naar aanleiding van het meenemen van een collega naar de kerk. Volgens de minister vormen de verklaringen van eiseres geen samenhangend en aannemelijk geheel. Verder heeft eiseres volgens de minister niet zo spoedig mogelijk een asielaanvraag ingediend en heeft zij daarvoor geen goede verklaring. Volgens de minister heeft eiseres geen gegronde vrees voor vervolging en loopt zij geen reëel risico op ernstige schade bij een terugkeer naar Pakistan. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.2
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres voert aan dat de minister het tweede asielmotief niet goed heeft afgebakend. Eiseres betwist het standpunt van de minister dat buitenstaanders het bezoek van eiseres aan een kerk met een islamitische collega zullen zien als een poging tot bekering. Daarnaast miskent de minister volgens eiseres dat er sprake is van een valse blasfemiebeschuldiging. Verder voert eiseres aan dat de minister in de beoordeling had moet betrekken dat de collega een gematigde stroming volgt. Daarnaast is volgens eiseres de reactie van de echtgenoot van de collega wel logisch, omdat haar collega eiseres heeft beschuldigd van een poging tot bekering. Uit het ambtsbericht blijkt dat dit wordt gezien als een beschamende daad van verraad. Ten onrechte heeft de minister geen landeninformatie betrokken in haar beoordeling. De minister kan niet dit deel van het relaas ongeloofwaardig vinden enkel omdat het onlogisch is dat een moslima een kerk bezoekt. Verder voert eiseres aan dat het logisch is dat zij haar collega naar een andere, grotere en mooiere kerk heeft meegenomen. Ook heeft zij voldoende uitgelegd hoe zij heeft kunnen ontsnappen tijdens het incident. Verder voert eiseres aan dat haar verklaringen over haar verblijf in Karachi na het incident consistent zijn. Er is slechts sprake van een klein verschil doordat eiseres in het aanmeldgehoor het woord ‘soms’ heeft gebruikt tijdens haar verklaring over haar verblijf bij haar tante. Subsidiair stelt eiseres dat zij het voordeel van de twijfel moet krijgen. Eiseres
heeft uitgelegd waarom ze haar man thuis heeft bezocht. Ook voert eiseres aan dat de stelling van de minister dat bij langdurig onderduiken er geen aanleiding is om te vluchten geen stand kan houden. Dit zegt namelijk niets over het bestaande risico en eiseres kan niet worden gevraagd dat zij haar hele leven ondergedoken blijft. Tot slot doet eiseres een beroep op het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel. Volgens eiseres neemt de minister in twee andere zaken wel aan dat een christen met een islamitische collega naar de kerk kan gaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de verklaringen van eiseres geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De minister heeft eiseres kunnen tegenwerpen dat zij inconsistent heeft verklaard over haar overwegingen om de collega mee te nemen naar de kerk. De minister heeft er op kunnen wijzen dat uit de verklaringen van eiseres kan worden afgeleid dat zij op de hoogte was van de risico’s en gevoeligheden rondom het meenemen van een islamitische collega naar een christelijke kerk in Pakistan. Zij heeft verklaard dat de relatie tussen christenen en moslims in het algemeen erg moeizaam is in Pakistan en dat er veel haat bestaat tegen christenen.3 Ook heeft eiseres verklaard dat haar collega’s jaloers op haar waren.4 De minister heeft eiseres daarom niet hoeven volgen in haar verklaring dat zij nooit aan de risico’s heeft gedacht.5 Daarbij heeft de minister mogen vinden dat eiseres onvoldoende inzicht heeft gegeven over haar beweegredenen om haar collega mee te nemen naar de kerk. De minister heeft er op mogen wijzen dat eiseres deze collega pas een maand kende en dat zij geen sterke band hadden.6 Gelet op de gevoeligheden tussen christenen en moslims in Pakistan, mag de minister van eiseres verwachten dat zij meer kan verklaren over haar beweegredenen om de collega desalniettemin mee te nemen naar de kerk, omdat dit door buitenstaanders gezien kon worden als een poging tot bekering.
6.1.
Ten aanzien van de afbakening van het asielmotief is de rechtbank het met de minister eens dat de motieven van de collega om de kerk te bezoeken – al dan niet om een valse blasfemiebeschuldiging tegen eiseres te uiten – in dit geval niet relevant zijn, omdat dit niets zegt over de beweegredenen van eiseres om de collega mee te nemen naar de kerk. Of de collega van eiseres een gematigde stroming volgt, is in dat kader ook niet relevant. Verder heeft de minister tijdens de zitting uitgelegd dat de zinsnede in het bestreden besluit waar eiseres op heeft gewezen ongelukkig is opgeschreven en ten overvloede is opgenomen. Of de reactie van de echtgenoot van de collega logisch is, kan daarom in het midden worden gelaten.
6.2.
De minister volgt eiseres ook niet in haar uitleg waarom zij de collega niet naar haar eigen kerk heeft meegenomen, maar naar een grotere en mooiere kerk. Wat daar ook van zij, het verandert de voorgaande overwegingen niet. De minister heeft mogen vinden dat de inconsistente verklaringen van eiseres afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar asielmotief. Dit geldt eveneens voor het standpunt van de minister dat eiseres onvoldoende inzicht heeft gegeven over haar beweegredenen om de collega mee te nemen naar een kerk. De minister heeft ter zitting toegelicht dat zij dit gedeelte van het relaas niet enkel
3 Nader gehoor, p. 4 en 15.
4 Nader gehoor, p. 15.
5 Nader gehoor, p. 9.
ongeloofwaardig vindt omdat zij het ongeloofwaardig zou vinden dat een moslima een kerk bezoekt. De rechtbank volgt de minister hierin, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.
6.3.
Ook heeft de minister mogen vinden dat eiseres vaag en summier over haar ontsnapping heeft verklaard. Eiseres heeft verklaard dat zij op haar werk werd omringd door een groep van 25 tot 30 mannen en dat daar ook nog collega’s bij stonden.7 Ze werd door acht tot tien mannen onophoudelijk geslagen met houten stokken en tijdens de mishandeling werd een fatwa uitgesproken.8 Ze zag op een gegeven moment een deur en is daarnaartoe gerend.9 Eiseres weet niet precies hoe zij uit deze situatie heeft kunnen ontsnappen en zegt dat zij geluk heeft gehad.10 De minister mag van eiseres verwachten dat zij meer kan vertellen over de ontsnapping, omdat dit de kern van haar asielmotief raakt. De verklaring van eiseres tijdens de zitting dat de deur open stond tijdens haar ontsnapping, hoeft de minister niet te volgen. De minister heeft er op mogen wijzen dat dit niet overeenkomt met haar eerdere verklaringen. Tijdens het nader gehoor heeft eiseres namelijk verklaard dat zij de deur heeft geopend en naar buiten is gevlogen.11 De minister mag daarom vinden dat de vage en summiere verklaringen van eiseres over haar ontsnapping uit het gebouw afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van haar asielmotief.
6.4.
Verder heeft de minister eiseres mogen tegenwerpen dat zij wisselend heeft verklaard over haar verblijfplaats na haar ontsnapping en dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen. Tijdens het aanmeldgehoor heeft eiseres verklaard dat zij een maand voorafgaand aan haar vertrek uit Pakistan bij haar schoonouders heeft gewoond en dat zij soms bij haar tante moest verblijven omdat het huis werd aangevallen.12 In het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat zij de twee jaar voor haar vertrek uit Pakistan bij haar tante zat ondergedoken en dat zij twee keer naar het huis van haar schoonouders is geweest. De stelling van eiseres dat teveel waarde wordt gehecht aan het woord ‘soms’ dat zij tijdens het aanmeldgehoor heeft gezegd, hoeft de minister niet te volgen. Gezien de evident wisselende verklaringen van eiseres hoeft de minister haar niet het voordeel van de twijfel te geven.
6.5.
Ook heeft de minister het onlogisch mogen vinden dat eiseres na de gestelde mishandeling, uitgesproken fatwa, aanvallen op haar huis en waarschuwingen van haar echtgenoot om niet naar huis te komen, toch een aantal dagen na het incident naar huis is teruggekeerd. De minister heeft hierbij mogen wijzen op het feit dat eiseres op de hoogte was van de risico’s van een uitgesproken fatwa voor haar.13 De minister heeft de uitleg van eiseres waarom zij toch naar haar huis is teruggekeerd – zij miste haar echtgenoot – onvoldoende mogen vinden om tot een andere conclusie te leiden gelet op de ernst van de gestelde situatie. De minister heeft daarom mogen vinden dat deze verklaringen afbreuk doen aan de gestelde problemen van eiseres.
6.6.
Tot slot heeft de minister mogen vinden dat het verblijf van eiseres van twee jaar in Karachi zonder dat zij een poging heeft gedaan om het land te verlaten afbreuk doet aan
7 Nader gehoor, p. 10 en 11.
8 Nader gehoor, p. 10, 11 en 16.
9 Nader gehoor, p. 11 en 12.
10 Nader gehoor, p. 11 en 12.
11 Nader gehoor, p 11.
12 Aanmeldgehoor, p. 4 en 5.
de gestelde problemen. Eiseres heeft gelijk dat de minister niet kan tegenwerpen dat er geen noodzaak zou zijn om te vluchten als iemand langdurig ondergedoken zit. Dat iemand een lange tijd zit ondergedoken en in die tijd niet is gevonden, betekent niet zonder meer dat het risico op ernstige schade of vervolging is geweken. Echter was eiseres volgens de minister makkelijk te traceren bij haar tante, omdat zij haar enige andere familielid in Karachi is. Dat de stad 21 miljoen inwoners telt zoals tijdens de zitting door eiseres is aangevoerd, is onvoldoende om deze tegenwerping te bestrijden.
6.7.
Voor zover eiseres heeft bedoelt dat sprake is van strijd met het verbod van willekeur zoals opgenomen in artikel 3:3 van de Awb14 omdat de minister in andere zaken wel geloofwaardig heeft geacht dat een christen een moslim naar een kerkdienst heeft meegenomen in Pakistan, volgt de rechtbank dit niet. Eiseres heeft niet duidelijk gemaakt op welke wijze de minister haar bevoegdheid tot het nemen van een besluit heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Voor zover eiseres heeft bedoeld dat sprake is van willekeurige besluitvorming, overweegt de rechtbank als volgt. De minister heeft zich tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat elke asielaanvraag op zijn eigen merites wordt beoordeeld en dat het door de minister niet bij voorbaat ongeloofwaardig wordt geacht dat een christen een islamitische collega meeneemt naar een kerkdienst. In het geval van eiseres wordt haar asielrelaas niet gevolgd, omdat haar verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat de minister zich op dit standpunt heeft mogen stellen. Van willekeur in deze zin is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Verder heeft de minister de verschillen toegelicht tussen de zaak van eiseres en de zaken waar zij op heeft gewezen. Die vreemdelingen hebben onder andere consequent verklaard. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom ook niet.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 april 2025

Documentcode: DSR48007783

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.