In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader over de toestemming voor een vakantie met hun minderjarige kinderen naar Engeland. De ouders, die in oktober 2023 besloten om te scheiden, hebben gezamenlijk gezag over hun twee kinderen. De moeder vorderde toestemming om met de kinderen van 29 april tot en met 5 mei 2025 naar Engeland te reizen, maar de vader weigerde deze toestemming op onredelijke gronden. Tijdens de zitting op 23 april 2025 heeft de vader uiteindelijk de benodigde toestemmingsformulieren ondertekend, maar de moeder handhaafde haar vordering omdat de vliegtickets nog niet geboekt waren.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de moeder toestemming verleend moet worden, die de toestemming van de vader vervangt, om met de kinderen naar Engeland te reizen. De rechtbank heeft de vordering van de moeder op dit punt toegewezen, in het belang van de kinderen. Daarnaast heeft de rechtbank de vader veroordeeld in de proceskosten, omdat zijn weigering om toestemming te geven onterecht was en had geleid tot onnodige kosten voor de moeder. De vader had geen geldige reden om zijn toestemming te weigeren, en de rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.191,45, inclusief griffierecht en salaris advocaat.
De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking tussen ouders in het belang van de kinderen en dat onredelijke weigeringen van toestemming in familiezaken niet worden getolereerd. De voorzieningenrechter heeft de vader in de kosten van de procedure veroordeeld en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.