ECLI:NL:RBDHA:2025:7585

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
C/09/683167 / KG ZA 25-304
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor vakantie met minderjarige kinderen in kort geding

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader over de toestemming voor een vakantie met hun minderjarige kinderen naar Engeland. De ouders, die in oktober 2023 besloten om te scheiden, hebben gezamenlijk gezag over hun twee kinderen. De moeder vorderde toestemming om met de kinderen van 29 april tot en met 5 mei 2025 naar Engeland te reizen, maar de vader weigerde deze toestemming op onredelijke gronden. Tijdens de zitting op 23 april 2025 heeft de vader uiteindelijk de benodigde toestemmingsformulieren ondertekend, maar de moeder handhaafde haar vordering omdat de vliegtickets nog niet geboekt waren.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de moeder toestemming verleend moet worden, die de toestemming van de vader vervangt, om met de kinderen naar Engeland te reizen. De rechtbank heeft de vordering van de moeder op dit punt toegewezen, in het belang van de kinderen. Daarnaast heeft de rechtbank de vader veroordeeld in de proceskosten, omdat zijn weigering om toestemming te geven onterecht was en had geleid tot onnodige kosten voor de moeder. De vader had geen geldige reden om zijn toestemming te weigeren, en de rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.191,45, inclusief griffierecht en salaris advocaat.

De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking tussen ouders in het belang van de kinderen en dat onredelijke weigeringen van toestemming in familiezaken niet worden getolereerd. De voorzieningenrechter heeft de vader in de kosten van de procedure veroordeeld en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Familie - Voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/683167 / KG ZA 25-304
Vonnis in kort geding van 24 april 2025
in de zaak van
[eiseres]in [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. mr. M.E.M. Beijersbergen in Den Haag,
tegen:
[gedaagde]in [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. C.M. Emeis in Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de moeder’ en ‘de vader’ en samen als ‘de ouders’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de op 23 april 2025 gehouden mondelinge behandeling op de zitting.
1.2.
Op de zitting zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat en de vader bijgestaan door zijn advocaat.
1.3.
Op de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en dat wat op de zitting is besproken, wordt in deze procedure van het volgende uitgegaan.
2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd op [dag] 2014 in [plaats] .
2.2.
Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedag 1] 2017 in [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedag 2] 2021 in [geboorteplaats] .
2.3.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit. [minderjarige 1] staat ingeschreven op het adres van de vader en [minderjarige 2] staat ingeschreven op het adres van de moeder.
2.4.
De ouders hebben in oktober 2023 besloten om te gaan scheiden. In afwachting van de totstandkoming van een ouderschapsplan wordt op dit moment uitvoering gegeven aan de volgende zorgregeling: de kinderen zijn van maandag tot woensdag 18.00 uur bij de moeder en van woensdag 18.00 uur tot vrijdag 18.00 uur bij de vader. In de even weken zijn de kinderen in het weekend bij de moeder en in de oneven weken zijn de kinderen in het weekend bij de vader. De ouders hebben afspraken gemaakt over de meivakantie, die van 21 april 2025 tot en met 5 mei 2025 duurt, inhoudende dat de kinderen de eerste week van de meivakantie bij de vader zijn en de tweede week bij de moeder.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- aan haar toestemming te verlenen om met de kinderen van 29 april 2025 tot en met 5 mei 2025 naar Engeland af te reizen en daar te verblijven;
- de vader te veroordelen in de werkelijke kosten van deze procedure, welke kosten op dit moment begroot kunnen worden op € 2.500,- inclusief BTW, althans de gemaakte proceskosten te begroten op een in goede justitie te bepalen bedrag, althans de vader te veroordelen in de proceskosten conform het liquidatietarief.
3.2.
Daartoe voert de moeder – samengevat – in de dagvaarding het volgende aan. De vader weigert op onredelijke gronden zijn toestemming te geven voor het familiebezoek en de vakantie van de moeder en de kinderen naar Engeland tijdens de tweede week van de meivakantie. Volgens de moeder is het niet redelijk dat de vader voorwaarden verbindt aan het geven van zijn toestemming, zoals het komen met een voorstel aangaande de afwikkeling van de echtscheiding. Gelet op de houding van de vader, vindt de moeder het redelijk dat hij in de proceskosten wordt veroordeeld.
3.3.
De vader voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Vervangende toestemming vakantie
4.1.
Op de zitting heeft de vader alsnog de benodigde toestemmingsformulieren ondertekend. Omdat nog onduidelijk is of de daarop genoteerde vluchtnummers juist zijn –
de moeder heeft de vliegtickets in afwachting van het verloop van deze procedure namelijk nog niet geboekt – handhaaft de moeder haar vordering. Zoals op de zitting al met de ouders is besproken, zal de rechtbank zekerheidshalve aan de moeder toestemming verlenen – die de toestemming van de vader vervangt – om met de kinderen van 29 april 2025 tot en met
5 mei 2025 naar Engeland af te reizen en daar te verblijven. De rechtbank wijst de vordering van de moeder op dit punt dus, als niet weersproken en in het belang van de kinderen, toe.
Proceskostenveroordeling
4.2.
De vader stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling, zoals door de moeder is gevorderd. De vader had immers een geldige reden om zijn toestemming te weigeren.
4.3.
Het uitgangspunt in familiezaken is dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere ouder de eigen proceskosten draagt. In voorkomend geval kan hiervan worden afgeweken. Dit met name wanneer de toestemming zonder geldige reden wordt onthouden.
4.4.
In het onderhavige geval ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de vader in de proceskosten veroordelen en overweegt daartoe als volgt. Reeds op 29 maart 2025 heeft de advocaat van de moeder de vader per e-mail verzocht om zijn toestemming voor 2 april 2025 te verlenen en aangekondigd dat zij anders namens de moeder een procedure zal starten en daarbij een proceskostenveroordeling zal vorderen. De vader heeft geen toestemming gegeven. De advocaat van de moeder heeft de vader vervolgens op 3 april 2025 nogmaals een e-mail gestuurd en aangegeven dat zij deze procedure zal starten en een proceskostenveroordeling zal vorderen. De vader heeft ook nadien zijn toestemming niet gegeven. De vader heeft per e-mail en op de zitting aangegeven dat zijn weigering om toestemming te geven is ingegeven vanuit frustratie over het uitblijven van afspraken over de financiële afwikkeling van het huwelijk en over het feit dat de moeder niet zou meebetalen aan bepaalde kosten. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat de vader – overigens net als de moeder – gefrustreerd is, is dit geen rechtens te respecteren reden om de moeder geen toestemming te geven om met de kinderen op familiebezoek naar Engeland te gaan. Dat de vader op de dag voor de zitting, bij monde van zijn advocaat, heeft aangegeven dat hij alsnog zijn toestemming voor de reis naar Engeland zal verlenen, mits de moeder haar vordering om de vader in de proceskosten te veroordelen intrekt, maakt dit niet anders. Pas op de zitting heeft de vader zijn onvoorwaardelijke toestemming gegeven. De door de moeder gemaakte proceskosten hadden voorkomen kunnen worden, als de vader zijn toestemming eerder had verleend.
4.5.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een volledige proceskostenveroordeling, zoals door de moeder gevorderd. De houding van de vader is niet aan te merken als misbruik van recht nu hij tot voor kort niet werd bijgestaan door een advocaat en hij niet eerder zonder geldige reden zijn toestemming heeft geweigerd.
4.6.
Gelet op al het voorgaande zal de voorzieningenrechter de vader veroordelen om de kosten van de dagvaarding (€ 145,45), het griffierecht (€ 331,-) en het salaris van de advocaat conform het liquidatietarief (€ 715,-) aan de moeder te vergoeden. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (€ 178,-). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (€ 92,-) en de explootkosten van betekening toegekend. De voorzieningenrechter beslist aldus en wijst het meer of anders gevorderde over de proceskostenveroordeling af.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verleent toestemming aan de moeder, die de toestemming van de vader vervangt, om met de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2017 in [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2021 in [geboorteplaats] ;
van 29 april 2025 tot en met 5 mei 2025 naar Engeland af te reizen en daar te verblijven;
5.2.
veroordeelt de vader in de kosten van deze procedure, tot dusverre aan de zijde van de moeder begroot op € 1.191,45, waarvan € 145,45 in verband met de kosten van de dagvaarding, € 715,- aan salaris advocaat en € 331,- aan griffierecht, te vermeerderen met de nakosten zoals vermeld in 4.6.;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Olland en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2025.
SS