ECLI:NL:RBDHA:2025:7587
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
In deze zaak heeft eiser, afkomstig uit Syrië, beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser diende zijn aanvraag in op 19 september 2023, en volgens de wet moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De minister heeft deze termijn echter met negen maanden verlengd op basis van WBV 2023/34. Eiser heeft de minister op 10 februari 2025 in gebreke gesteld, omdat er na het verstrijken van de termijn nog geen beslissing was genomen. Vervolgens heeft eiser op 28 februari 2025 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er op dat moment een besluit- en vertrekmoratorium voor Syrië van kracht was, wat betekent dat de minister niet op de asielaanvraag mocht beslissen. Dit moratorium verlengt de beslistermijn voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen met een jaar, tot maximaal 21 maanden. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiser te vroeg is ingediend, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep. Eiser valt ook niet onder de uitzonderingen van het besluitmoratorium. Daarom is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is op 18 maart 2025 openbaar gemaakt.