Op 16 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiser had deze aanvraag ingediend voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis, en met als doel 'familie en gezin' op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen de minister had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden en dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald, en het door eiser betaalde griffierecht moet ook worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat partijen daarmee instemden.