ECLI:NL:RBDHA:2025:7658

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
NL25.14326
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van eiseres uit Syrië

In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 9 december 2023. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd, waardoor de rechtbank het beroep niet op zitting heeft behandeld en het onderzoek sluit.

De beslistermijn van vijftien maanden is in het geval van eiseres geëindigd op 9 maart 2025. Eiseres heeft de minister bij brief van 10 maart 2025 in gebreke gesteld en op 27 maart 2025 haar beroep ingediend. Met het besluit van 11 december 2024, dat op 14 december 2024 in werking is getreden, heeft de minister een Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië. Dit BVM verlengt de beslistermijn voor lopende asielaanvragen tot maximaal 21 maanden. Aangezien het BVM al in werking was getreden op het moment van indienen van de ingebrekestelling en het beroep, zijn deze prematuur ingediend.

De rechtbank merkt op dat eiseres na het verstrijken van 21 maanden na de aanvraag, dus na 9 september 2025, de minister in gebreke kan stellen, tenzij het BVM eerder eindigt. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat de minister de proceskosten niet aan eiseres hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14326

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. F.W. Verbaas),

mede namens haar minderjarige kinderen.

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 9 december 2023.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk?
2. De beslistermijn van vijftien maanden [2] is in geval van eiseres geëindigd op 9 maart 2025. Eiseres heeft de minister bij brief van 10 maart 2025 in gebreke gesteld en vervolgens op 27 maart 2025 haar beroep ingediend. [3]
3. Met het besluit van 11 december 2024, in werking getreden op 14 december 2024, heeft de minister een Besluit- en Vertrekmoratorium [4] (BVM) ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië. Met het BVM voor vreemdelingen uit Syrië heeft de minister de beslistermijn voor lopende asielaanvragen verlengd tot ten hoogste 21 maanden. Op het moment van indienen van de ingebrekestelling en het beroep was het door de minister ingestelde BVM al in werking getreden, waardoor de minister niet langer kon beslissen op de aanvraag en zowel de ingebrekestelling als het beroep te vroeg en dus prematuur zijn ingediend. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen voldoet daarom niet aan de vereisten [5] voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.
4. De rechtbank merkt op dat eiseres na het verstrijken van 21 maanden na de aanvraag, dus na 9 september 2025, de minister in gebreke kan stellen. Dat is anders wanneer het BVM eerder eindigt dan 9 september 2025. In dat geval kan eiseres de minister na het eindigen van het BVM in gebreke stellen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 42, vierde lid, van de Vw.
3.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
4.Besluit van 11 december 2024 tot het instellen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Syrië (
5.Artikel 6:12 van de Awb.