ECLI:NL:RBDHA:2025:7665

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
NL25.12207
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag behandeld. Eiser had op 10 juli 2023 een asielaanvraag ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep niet ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen zitting gehouden omdat partijen geen verzoek daartoe hebben ingediend. De beoordeling is gebaseerd op de artikelen 6:2 en 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De wettelijke beslistermijn voor de minister om te beslissen op de asielaanvraag bedraagt zes maanden, met een mogelijke verlenging tot maximaal 21 maanden in specifieke situaties. In dit geval was de beslistermijn op 10 april 2025 verstreken, terwijl eiser zijn ingebrekestelling pas op 10 februari 2025 had ingediend. Hierdoor was de ingebrekestelling prematuur en voldeed het beroep niet aan de vereisten van de Awb. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12207

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag van 10 juli 2023.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken, nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
5. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijkertijd een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
6. De wettelijke beslistermijn van 15 maanden zou in het geval van eiser op 10 oktober 2024 eindigen. De voormalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter bij besluit van 28 juni 2023 (Besluit- en Vertrekmoratorium Soedan, hierna: BVM) de beslistermijn op grond van artikel 43, eerste lid van de Vw verlengd met een jaar tot ten hoogste eenentwintig maanden voor vreemdelingen afkomstig uit Soedan die hier een asielaanvraag indienen of hebben ingediend. Bij besluit van 19 december 2023 is de geldigheid van het BVM verlengd voor de duur van zes maanden.
7. De beslistermijn van 21 maanden is in dit geval verstreken op 10 april 2025. Eiser heeft de ingebrekestelling op 10 februari 2025 ingediend. Dat betekent dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van J. Yedema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).