ECLI:NL:RBDHA:2025:7678

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
NL25.11555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Ethiopische vreemdeling met politieke overtuiging en betrokkenheid bij protesten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 6 mei 2025, wordt het beroep van eiser, een Ethiopische vreemdeling, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had op 5 maart 2025 de aanvraag afgewezen, stellende dat deze ongegrond was. Eiser, die op 20 februari 2024 asiel had aangevraagd, voert aan dat hij vreest voor vervolging vanwege de politieke betrokkenheid van zijn vader bij de Oromo Liberation Front (OLF) en zijn eigen deelname aan protesten voor de rechten van de Oromo. De rechtbank heeft op 29 april 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Eiser heeft overtuigend aangetoond dat hij en zijn familie in gevaar zijn door de politieke situatie in Ethiopië, met name vanwege de betrokkenheid van zijn vader bij de OLF en zijn eigen deelname aan demonstraties. De rechtbank wijst op de onjuistheid van de vertalingen door de tolk en de inconsistenties in de verklaringen van eiser die door de minister als ongeloofwaardig werden bestempeld. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de recente ontwikkelingen in Ethiopië en de specifieke omstandigheden van eiser. Daarom vernietigt de rechtbank het besluit van de minister en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de huidige situatie in Ethiopië opnieuw moet worden beoordeeld.

De rechtbank oordeelt dat eiser recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, vastgesteld op € 1.814,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in het licht van de complexe en vaak gevaarlijke politieke situaties in landen van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11555

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. M.L.A. Berkelmans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1.
De minister heeft met het bestreden besluit van 5 maart 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
4. Eiser heeft de Ethiopische nationaliteit. Hij heeft op 20 februari 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft verklaard dat zijn vader al lang problemen heeft omdat zijn vader lid is van de OLF [1] . Eiser heeft op 20 januari 2020 meegedaan aan een protest voor de rechten van de bevolkingsgroep van de Oromo. Hij hielp met de organisatie en omdat hij wist dat hij vanaf toen gezocht werd heeft hij drie maanden op het platteland geschuild. Toen hij terug kwam was er een nieuwe regering. De Ethiopische autoriteiten zijn vier tot vijf keer langsgeweest bij eiser thuis, omdat zij eisers vader zoeken. De autoriteiten hebben eiser en zijn moeder mishandeld tijdens die huisbezoeken. Op 29 juni 2020 deed eiser aan een protest mee wegens de dood van Hachalu, een zanger en een activist die opkwam voor de rechten van Oromo. Op 30 januari 2021 deed eiser met nog een protest mee voor de rechten van Oromo. Hiervan heeft eiser twee foto’s overgelegd. Eisers moeder kreeg vervolgens een bevel met eisers naam erop van de autoriteiten. Eiser vreest bij terugkeer vermoord te worden vanwege de politieke betrokkenheid van zijn vader en zijn eigen deelname aan de protesten. Daar komt bij dat eisers broer net voor eisers vertrek is gearresteerd, omdat de autoriteiten naar eiser op zoek waren.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen vanwege de betrokkenheid van eisers vader bij de politieke partij;
3. politieke activiteiten en daaruit voortvloeiende problemen.
De minister stelt zich op het standpunt dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Eisers problemen vanwege de betrokkenheid van zijn vader bij de politieke partij (de OLF) en eisers politieke activiteiten en de daaruit voortvloeiende problemen zijn niet geloofwaardig, omdat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De minister concludeert dat de asielaanvraag ongegrond is op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Verder concludeert de minister dat eiser geen verblijfsvergunning krijgt op grond van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdeling. Daarnaast heeft de minister aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd met de aanzegging dat hij Nederland binnen vier weken moet verlaten.
Kan worden uitgegaan van de vertalingen van de tolk?
6. Eiser betoogt dat de partijnamen die hij heeft benoemd tijdens de gehoren niet op de juiste wijze zijn vertaald. Tijdens het nader gehoor heeft eiser aangegeven in de Oromo taal dat zijn vader tot de WBO [2] (in het Engels OLA [3] ) behoorde. Waarom in het rapport nader gehoor de Engelse afkorting OLF (in de Oromo taal ABO [4] ) staat vermeld, weet eiser niet. De tolk heeft dit onjuist naar het Engels vertaald. Eiser is van mening dat, zeker gelet op de ingewikkelde politieke situatie in Ethiopië vanaf 2018, het de voorkeur verdient om de namen van de politieke partijen en de afkortingen in de Oromo taal op te nemen. Daar komt bij dat niet duidelijk is waarom de vertaling WBO/OLA naar ABO/OLF niet verkeerd kan zijn gegaan. Bovendien was de WBO/OLA onderdeel van de ABO/OLF, waardoor kan worden geconcludeerd dat eisers vader ook tot de ABO/OLF behoort. Eiser betoogt verder dat hij eenduidig heeft verklaard over de politieke partij waaraan zijn vader verbonden is, namelijk dat zijn vader lid was van WBO/OLA en niet ABO/OLF.
6.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Tijdens de gehoren is gebruik gemaakt van een registertolk. De rechten en plichten rondom het gebruik maken van tolken is neergelegd in de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv). Het doel van deze wet is het waarborgen van de kwaliteit en integriteit van tolken en vertalers die werkzaam zijn in het strafrecht en het vreemdelingenrecht. Uit artikel 3 van de Wbtv volgt dat, om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen, de tolk dient te voldoen aan bepaalde eisen. Deze eisen zien op de attitude van een tolk, integriteit, taalvaardigheid in de brontaal, taalvaardigheid in de doeltaal, kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal, kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal en de tolkvaardigheid voor de tolk. Pas als de tolk aan deze eisen voldoet, wordt de tolk beëdigd. Dat betekent vervolgens dat de minister in beginsel mag uitgaan van de kwaliteit van de desbetreffende tolk.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gehoren tijdens eisers asielprocedure zorgvuldig verlopen. In het geval van eiser is tijdens de gehoren gebruik gemaakt van een registertolk in de taal Oromo. Gelet op de borging van de kwaliteit waaraan een registertolk moet voldoen, zoals weergegeven in 4.1, mocht de minister uitgaan van de vertalingen zoals de tolk die heeft gedaan in de gehoren van eiser. Niet alleen mocht de minister uitgaan van de taalvaardigheid van de tolk, maar ook dat de tolk kennis heeft van de cultuur van Ethiopië en daarom het verschil tussen de OLF en OLA kent. Het enkele gegeven dat eiser, naar eigen zeggen, volledige partijnamen heeft genoemd tijdens de gehoren en in de rapporten van de gehoren afkortingen zijn gebruikt maakt dat niet anders. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat tijdens de gehoren geen sprake is geweest van verwarringen of miscommunicatie, met name nu eiser gevraagd werd de leider van de OLF te noemen en eiser hier het juiste antwoord op heeft gegeven. Daarbij stelt de minister ook terecht dat indien tijdens het hele gehoor de partijnamen consistent door de tolk zouden zijn verward, dus OLF in plaats van OLA, het in de rede zou liggen dat eiser de leider van de OLA zou benoemen, omdat de tolk dan de vraag van de gehoormedewerker ook onjuist richting eiser zou hebben vertaald. De minister heeft dat niet aannemelijk mogen vinden. Op de zitting heeft eiser desgevraagd verklaard dat er verder geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid van de vertalingen van de tolk tijdens de gehoren. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de deskundigheid en kwaliteit van de tolk die tijdens de gehoren aanwezig was om te tolken. De rechtbank gaat daarom bij de beoordeling van het beroep van eiser uit van de verklaringen van eiser zoals die zijn weergegeven in de rapporten van de gehoren. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de minister de problemen vanwege de politieke betrokkenheid van eisers vader ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
7. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte de politieke betrokkenheid van zijn vader ongeloofwaardig heeft geacht. Volgens eiser kon hij niet meer verklaren over de activiteiten van zijn vader dan hij heeft gedaan. Eiser was ten tijde van zijn vertrek uit het land van herkomst pas veertien jaren oud en had thuis alleen gehoord dat zijn vader betrokken was bij wapentransporten. Van verdere details over de activiteiten van zijn vader voor de OLA werd eiser vanwege zijn leeftijd (hij was nog een kind) en ook uit veiligheidsoverwegingen niet op de hoogte gesteld. Eisers vader was om die reden ook al langere tijd niet thuis en als dat hij al was, praatte hij niet over zijn politieke activiteiten. Ook stelt eiser dat hij altijd gesproken heeft over de OLA en niet de OLF. Eiser heeft hier eenduidig over verklaard, namelijk dat zijn vader lid was van de OLA. Verder voert eiser aan dat de huisbezoeken ongeveer vijf jaren geleden hebben plaatsgevonden en eiser toen dertien jaren oud was. Daar komt bij dat eiser slechts zes jaren naar school is gegaan. Dat eiser moeite heeft om zich deze huisbezoeken in de tijd en inhoudelijk te herinneren, is onder deze omstandigheden niet onaannemelijk.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Daarbij heeft de minister niet ten onrechte betrokken dat eiser niet de juiste politieke partij heeft kunnen benoemen waaraan zijn vader verbonden zou zijn. Eiser heeft namelijk zowel tijdens het aanmeldgehoor als tijdens het nader gehoor consistent gesproken over de betrokkenheid van zijn vader bij de OLF en dat hij daardoor in de negatieve belangstelling stond van de autoriteiten. Bij de correcties en aanvullingen heeft eiser gesteld dat hij tijdens het nader gehoor heeft gezegd dat zijn vader deel uitmaakte van de OLA, dat er problemen waren vanwege de betrokkenheid bij de OLA en dat eisers vader verbonden was aan zowel de OLA als aan de OLF. De minister heeft hierbij niet ten onrechte gesteld dat de betrokkenheid van eisers vader bij de OLA één van de redenen is dat hij asiel aanvraagt en daarom van eiser kan worden verwacht dat hij het onderscheid tussen de OLA en de OLF weet. Daar komt bij dat eiser weinig heeft kunnen verklaren over de taken en de rol die zijn vader had bij de OLF. De minister heeft ook dit punt niet ten onrechte tegengeworpen. Hetzelfde geldt voor de verklaringen over de huisbezoeken van de Ethiopische autoriteiten. Het gegeven dat eiser toen jong was, niet lang op school heeft gezeten en hem door zijn vader niks werd verteld, maakt niet anders dat van hem mag worden verwacht dat hij meer kan verklaren over de politieke betrokkenheid van zijn vader. Eiser heeft immers als reden voor het vluchten opgegeven dat zijn vader politiek betrokken was en dat hij zelf heeft deelgenomen aan demonstraties. Van iemand die stelt dat hij op die manier bezig is met politieke kwesties, mag worden verwacht dat hij, ondanks zijn jonge leeftijd, hierover meer kan vertellen nu dit zijn asielrelaas raakt. Dit geldt ook voor de huisbezoeken waar hij bij aanwezig was en wat ingrijpende gebeurtenissen waren in het leven van eiser.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister echter ten onrechte tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over wanneer de autoriteiten voor het eerst bij eiser thuis kwamen. In het nader gehoor is aan eiser gevraagd wanneer de overheid voor het eerst bij hem thuis kwam en daartoe verklaart eiser het volgende: [5]

Wanneer kwam de overheid voor het eerst bij jouw thuis?
Wanneer ze voor het eerst kwamen weet ik niet exact, want ze zijn vele malen gekomen, maar het was in 2020.
Kun je een schatting doen van welke maand?
Nee dat weet ik niet.
Hoeveel tijd zat er tussen het gevecht in januari en het eerste bezoek?
De oorlog bedoelt u?
Ja.
Misschien één maand ofzo, denk ik.”
Later in het nader gehoor heeft eiser als volgt verklaard: [6]
Vanochtend vroeg ik jou Hoeveel tijd zat er tussen het gevecht in januari en het eerste bezoek? De oorlog bedoelt u? Ja. Misschien één maand ofzo, denk ik. Dat klopt dus niet?
Ik heb niet een maand gezegd, ik zei niet ik weet niet hoe lang.
Klopt je hebt een schatting gedaan, maar één maand is wel iets anders dan vier maanden verschil.
Vier maanden heb ik ook niet gezegd, hoe komt u daarbij. Ik heb niks over vier maanden gezegd.
Nee dat klopt. Jij zei ongeveer één maand, maar nu is het eerste de oorlog, toen het protest en toen drie maanden ergens anders gewoond, dan zit er ongeveer drie maanden tussen in plaats van één maand.
U heeft mij gevraagd hoeveel tijd er tussen de oorlog en een huisbezoek zat en ik heb niet en maand gezegd, ik zei ik weet het niet.
7.2.1
Vervolgens heeft de minister in het voornemen tegengeworpen dat eiser een schatting heeft gedaan over wanneer het eerste huisbezoek heeft plaatsgevonden en dat eiser hierover wisselend heeft verklaard. [7] Later in het nader gehoor heeft eiser namelijk verklaard dat er tussen het gevecht en het eerste huisbezoek drie maanden zat. Op de zitting heeft de minister toegelicht dat dit punt niet als dragend argument is bedoeld. De rechtbank volgt eiser echter in zijn betoog dat als hij twee keer aangeeft dat hij niet weet wanneer in 2020 het eerste huisbezoek was, vervolgens dan op aandringen van de gehoormedewerker toch een schatting geeft en later in het gehoor een aantal maanden zegt, het niet redelijk is om dat in dit verband tegen te werpen als wisselende verklaring. De rechtbank volgt echter de minister in zijn toelichting dat de overige tegenwerpingen ten aanzien van dit asielmotief de conclusie van de ongeloofwaardigheid kunnen dragen. De beroepsgrond slaagt dus niet.
Heeft de minister eisers (toegedichte) politieke activiteiten en de daaruit voortvloeiende problemen ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
8. Eiser betoogt dat de Ethiopische autoriteiten hem een politieke overtuiging hebben toegedicht vanwege de voorbereiding van en zijn deelname aan demonstraties als Qeerro en het feit dat zijn vader lid was van de WBO/OLA. Eisers deelname aan de demonstraties stond los van de ABO/OLF en WBO/OLA. Eiser was daar geen lid van en kan daar ook niet meer over vertellen. De demonstraties hadden te maken met het feit dat er hard werd opgetreden tegen de Oromo en de dood van Hachelu Hundessa op 29 juni 2020. Eiser heeft foto’s van zijn deelname aan de eerste en derde demonstratie overgelegd. Verder blijkt uit het bevel, dat na de demonstratie op 30 januari 2021 aan eisers moeder is afgegeven, en het feit dat zijn broer is gearresteerd dat de Ethiopische autoriteiten hem een politieke overtuiging hebben toegedicht. Wat eiser nog meer zou moeten kunnen vertellen, mede gelet op het feit dat het vijf jaren geleden is en hij nog jong was, is niet duidelijk.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser summier heeft verklaard over zijn gestelde politieke activiteiten en de daaruit voortvloeiende problemen. Daarbij heeft de minister kunnen betrekken dat eiser inhoudelijk onvoldoende over het gedachtegoed van de OLF heeft weten te verklaren. [8] Zo heeft eiser verklaard dat hij niet echt de ins en outs weet, maar dat hij weet dat de organisatie voor de rechten van de Oromo is en geliefd is bij het volk. [9] Gezien de gestelde problemen van eiser vanwege zijn vader, kan van eiser worden verwacht dat hij hierover meer kan verklaren. Verder heeft de minister zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet duidelijk maakt dat hij een politieke mening heeft. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij geen details kent en hij geen lid is van de OLF, maar verplicht is om van de organisatie te houden vanwege zijn Oromo etniciteit. [10] De minister heeft dit onvoldoende kunnen achten. Dat eiser geen lid is van de OLF en dat zijn vader hem niets vertelde, maakt niet dat hij daar geen kennis over kan hebben, met name nu de gestelde betrokkenheid van eisers vader bij de OLF één van de redenen is waardoor eiser is gevlucht. Daar komt bij dat eiser heeft verklaard van de OLF te houden en dat hij bezig is met de politieke situatie in zijn land. Daarnaast heeft de minister zich ook op het standpunt kunnen stellen dat eisers deelname aan de demonstraties ongeloofwaardig is. Eiser heeft twee foto’s overgelegd, waarvan één foto zou zijn genomen tijdens de deelname aan de eerste demonstratie en één van de derde demonstratie. De minister heeft niet ten onrechte gesteld dat uit die foto’s niet blijkt dat eiser daadwerkelijk heeft deelgenomen aan de demonstraties. De foto’s bevatten namelijk geen aanduiding van wanneer, waar en welke demonstraties het waren. Verder heeft de minister niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser summier en vaag heeft verklaard over de demonstraties. Zo heeft eiser niet kunnen uitleggen hoe de aankondigingen voor de protesten werden gedaan. Ook heeft eiser vaag verklaard over de demonstratie zelf. Eiser heeft niet voldoende verklaard over zijn motivatie om te demonstreren. Hierbij heeft de minister kunnen betrekken dat eiser niet duidelijk heeft gemaakt dat hij een politieke mening heeft, aangezien hij slechts in het algemeen heeft gezegd dat hij tegen de overheid is, maar de reden hiervoor heeft hij niet duidelijk gemaakt. Over de aanleiding van de derde demonstratie heeft eiser verklaard dat dat de dood van Hachalu was en dat eiser heel veel van hem houdt, maar eiser heeft niet duidelijk kunnen maken waarom hij heel veel van Hachalu houdt. Verder heeft eiser ook summier verklaard over zijn specifieke rol in de organisatie van de eerste en de derde demonstratie, terwijl hij heeft verklaard dat hij deze demonstraties mee heeft georganiseerd. Eiser heeft in beroep niet concreet kunnen maken waarom deze verklaringen wel voldoende overtuigend zouden moeten worden geacht.
8.2.
Verder heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser vaag heeft verklaard over het onderduiken. De minister heeft terecht tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard, nu hij eerst heeft verklaard dat hij, nadat hij drie maanden op het platteland heeft gewoond om zich schuil te houden vanwege de demonstraties, stilletjes is teruggekeerd en bang was dat hij zou worden gedood. Vervolgens heeft eiser verklaard dat het nieuwe bestuur hem niet kende en bezig was met de nieuwe lichting demonstranten. Ook heeft de minister niet ten onrechte gesteld dat eiser vaag heeft verklaard over het bevel dat aan zijn moeder is afgegeven. Eiser heeft dit bevel zelf niet gezien, maar hij heeft gehoord dat hij wordt gezocht en gevaar loopt om gedood te worden door de autoriteiten. [11] Eiser heeft het voorgaande niet gemotiveerd betwist.
8.3.
Nu eisers deelname aan de demonstraties en de betrokkenheid van zijn vader bij de OLF niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht, is de rechtbank van oordeel dat de minister zich ook voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eisers gestelde problemen vanwege de toegedichte politieke activiteiten niet geloofwaardig zijn. De minister heeft niet ten onrechte gesteld dat in eisers geval geen sprake is van een politieke overtuiging die hem door de Ethiopische autoriteiten wordt toegedicht. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser bij terugkeer geen risico loopt op ernstige schade vanwege een situatie zoals in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn? [12]
9. Eiser betoogt dat de minister heeft miskend dat zich in Ethiopië, meer specifiek in [naam regio 1], een uitzonderlijke slechte veiligheidssituatie voordoet in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, sub 3 van de Vw 2000 of artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Hij voert hiertoe aan dat de algemene situatie in Ethiopië zo slecht is dat hij louter vanwege zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser wijst in dit verband naar het rapport
Maintaining Control through Lawlessness: The Security and Human Rights Situation in [naam regio 1], Ethiopiavan januari 2025 (het rapport). [13] Eiser is van mening dat er onderzoek moet plaatsvinden naar de mensenrechten- en veiligheidssituatie in [naam regio 1] voor Oromo.
9.1.
De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat in de regio [naam regio 1], waar eiser vandaan komt, sprake is van een situatie in de laagste gradatie (gradatie iii) van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (zoals volgt uit paragraaf C7/14.4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000)). Volgens de minister betekent dit dat er een relatief lager niveau van willekeurig geweld is. Binnen deze laagste gradatie van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn dienen eventuele risico-verhogende individuele omstandigheden te worden betrokken. Het behoren tot de Oromo en het feit dat eiser extra kwetsbaar is, omdat hij jong is en moest stoppen met school, gelden niet als risico-verhogende omstandigheden in het kader van willekeurig geweld. Verder zijn eisers gestelde problemen ongeloofwaardig geacht. Op basis van de beschikbare informatie en eisers verklaringen concludeert de minister dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er voor hem persoonlijke omstandigheden zijn die leiden tot een verhoogd risico op willekeurig geweld door het gewapend conflict.
9.2.
Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel worden verleend aan de vreemdeling die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Deze bepaling is de implementatie van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
9.3.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van 9 november 2023 [14] en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 juli 2024 [15] volgt dat de minister bij de toepassing van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn zowel de individuele omstandigheden van een vreemdeling als de algemene veiligheidssituatie in het land van herkomst in aanmerking moet nemen. Als de mate van willekeurig geweld zo hoog is dat een vreemdeling door zijn enkele aanwezigheid al een reëel risico loopt op ernstige schade, wordt niet toegekomen aan een beoordeling van zijn individuele omstandigheden. Hoe meer een vreemdeling aannemelijk kan maken dat hij specifiek wordt geraakt wegens zijn individuele situatie of persoonlijke omstandigheden, hoe minder willekeurig geweld vereist zal zijn voordat hij in aanmerking komt voor bescherming op grond van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
9.4.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er sprake is van een situatie in de laagste gradatie van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. De minister heeft zich, zonder nadere motivering en onderbouwing, op het standpunt gesteld dat hij ten aanzien van de regio [naam regio 1] niet heeft hoeven uitgaan van de hoogste gradatie van willekeurig geweld. Daarbij acht de rechtbank van belang dat op de zitting aan de minister is gevraagd welke beoordeling aan de vaststelling van de laagste gradatie van willekeurig geweld en de veiligheidssituatie van de regio [naam regio 1] in Ethiopië ten grondslag ligt. De minister heeft hier geen nadere toelichting over kunnen geven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister met de enkele verwijzing naar het landgebonden beleid in paragraaf C7/14.4.2 van de Vc 2000 onvoldoende gemotiveerd dat in de regio [naam regio 1] in Ethiopië sprake is van de laagste gradatie van willekeurig geweld. In het landgebonden beleid staat namelijk slechts dat de IND voor Ethiopië aanneemt
datsprake is van een relatief lager niveau van willekeurig geweld in de regio’s [naam regio 2] en [naam regio 1]. Bij het oordeel acht de rechtbank van belang dat eiser heeft gewezen op het rapport van januari 2025 dat eiser ook in de zienswijze heeft overgelegd. Uit dat rapport volgt namelijk dat: [16]
“Human rights abuses are pervasive in [naam regio 1], affecting civilians caught in the crossfire between government forces and insurgents. Arbitrary arrests, enforced disappearances, extrajudicial killings, and torture are widespread. An informal security apparatus operates parallel to official institutions, and grassroots enforcement agencies are actively harassing people, contributing to a culture of fear and a sense of unpredictability.”
en
“The [naam regio 1] crisis highlights the interplay of conflict, governance failures, and human rights abuses. Addressing these issues requires inclusive governance, accountability. and socio- economic reforms Without meaningful change, [naam regio 1]'s cycle of violence and instability will continue, with grave implications for Ethiopia's broader stability.”
9.5.
De rechtbank is van oordeel dat de passages waarnaar eiser heeft verwezen onvoldoende kenbaar zijn betrokken in het bestreden besluit bij de beoordeling van de algemene veiligheidssituatie in Ethiopië in het kader van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Daarbij merkt de rechtbank op dat uit de beslisnota van 27 november 2024 in samenhang met WBV 2025/2 van 5 februari 2025 volgt dat indien in individuele gevallen actuelere bronnen naar voren worden gebracht, die duiden op een wezenlijke wijziging in de situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn, die altijd worden betrokken bij de beoordeling van het risico in het kader van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. [17] Ondanks dat uit de Kamerbrief van 31 mei 2025 en de beslisnota daarbij volgt dat het advies was om Ethiopië niet te kwalificeren als een 15c-situatie, had de minister het rapport dat eiser heeft overgelegd moeten meenemen en beoordelen in de besluitvorming. [18] Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat de minister na kennisname van eisers recente overgelegde informatie een afweging heeft gemaakt waardoor zijn conclusie in eisers geval al dan niet anders is. De beroepsgrond slaagt.
10. Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank kan niet de rechtsgevolgen daarvan in stand laten, omdat de minister moet onderzoeken wat de huidige situatie in Ethiopië is en nader moet motiveren waarom eiser op grond van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen en de minister opdragen een nieuw besluit te nemen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat het in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De minister zal een nieuw besluit moeten nemen op de asielaanvraag van eiser binnen acht weken.
11.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.814,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze vaststelling is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 5 maart 2025;
- draagt de minister op met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser binnen acht weken;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Göbel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Oromo Liberation Front.
2.Waraana Bilisummaa Oromoo.
3.Oromo Liberation Army.
4.Adda Bilissumma Oromoo.
5.Nader gehoor, p. 10.
6.Nader gehoor, p. 18.
7.Paragraaf 2.1.3 van het voornemen.
8.Nader gehoor, p. 8.
9.Nader gehoor, p. 12.
10.Nader gehoor, p. 12.
11.Nader gehoor, p. 29-30.
12.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming.
13.Maintaining Control through Lawlessness: The Security and Human Rights Situation in [naam regio 1], Ethiopia van Norwegian Organization for Asylum Seekers van januari 2025.
14.ECLI:EU:C:2023:843.
16.Pagina 5 van het rapport.
17.Beslisnota Toepassing gewijzigd kader artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn van 27 november 2024.
18.Kamerbrief 19637, nr. 3253, van 31 mei 2024 en beslisnota bij Kamerbrief inzake het landenbeleid Ethiopië van 2 april 2024.