ECLI:NL:RBDHA:2025:7745

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
C/09/679871 KG ZA 25-112
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorhaling van hypothecaire inschrijving na verjaring van de geldlening

In deze zaak vordert eiseres, na wijziging van eis, dat gedaagde binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn medewerking verleent aan de doorhaling van de hypothecaire inschrijving op een registergoed. Eiseres stelt dat de geldlening, waarvoor de hypotheek is gevestigd, volledig is terugbetaald en dat het hypotheekrecht inmiddels is vervallen door verjaring. De procedure is gestart met een dagvaarding op 12 februari 2025, gevolgd door een conclusie van antwoord van gedaagde en een mondelinge behandeling op 24 februari 2025. Gedaagde was niet aanwezig tijdens deze zitting. Eiseres heeft aangevoerd dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening, omdat zij haar aandeel in de woning wil verkopen, maar het hypotheekrecht een obstakel vormt. Gedaagde heeft verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van gedaagde is verjaard en dat het hypotheekrecht is vervallen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde moet meewerken aan de doorhaling van de hypotheek en heeft eiseres gemachtigd om dit te doen indien gedaagde niet tijdig voldoet aan de veroordeling. Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van eiseres betalen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 679871/ KG ZA 25-112
Vonnis in kort geding van 29 april 2025
in de zaak van
[eiseres]te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. S. Meeuwsen,
tegen:
[gedaagde]te [woonplaats 2] (België),
gedaagde,
verschenen bij gemachtigde (op grond van een buitengerechtelijke zorgvolmacht d.d. 25 maart 2022, bij notariële akte verleend), de heer A.C.J [gedaagde] .
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 februari 2025 met negen producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] van 19 februari 2025;
- de mondelinge behandeling van 24 februari 2025, waarbij [gedaagde] niet aanwezig was;
- de akte wijziging eis van [eiseres] , met drie producties;
- de (tweede) conclusie van antwoord [gedaagde] van 7 april 2025;
- de op 9 april 2025 gehouden voortgezette mondelinge behandeling waarbij namens gedaagde aanwezig was diens zorggemachtigde (zoon) de heer [naam 1] .
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald, later nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiseres] is gehuwd geweest met [naam 2] , die op 30 december 2019 is overleden. [eiseres] en [naam 2] waren gehuwd in gemeenschap van goederen. [naam 2] was de broer van [gedaagde] .
2.2.
[eiseres] is (mede-)eigenaar van het pand [adres] te [plaats] (verder: de woning) dat deel uitmaakte van de gemeenschap van goederen. Op het pand is ten behoeve van [gedaagde] in 1994 een hypotheekrecht gevestigd tot zekerheid van de terugbetaling van een door [naam 2] van zijn broer [gedaagde] geleende som van NLG 100.000.
2.3.
In de hypotheekakte van 1 december 1994 is over de verstrekte geldlening voor zover relevant het navolgende bepaald:
“De hoofdsom is - behoudens […]- niet opeisbaar en evenmin aflosbaar vóór een december negentienhonderd zesennegentig en na die datum te allen tijde, mits ten minste drie maanden tevoren schriftelijk is opgezegd.”
2.4.
[eiseres] is van plan haar aandeel in de woning aan een van haar kinderen te verkopen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – , na wijziging van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I [gedaagde] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis diens medewerking te verlenen aan de doorhaling van de hypothecaire inschrijving op het registergoed aan de [adres] ( [postcode] , [plaats] ), kadastraal bekend onder de inschrijving Hyp3 9536/6 's-Gravenhage, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 15.000,00;
II Voor zover [gedaagde] binnen zes weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis alsnog diens medewerking niet heeft verleend aan de doorhaling, dan verzoekt [eiseres] de voorzieningenrechter
- om haar vervangende toestemming te verlenen voor de doorhaling van de hypothecaire inschrijving op het registergoed aan de [adres] ( [postcode] , 's-Gravenhage), kadastraal bekend onder de inschrijving Hyp3 9536/6 's-Gravenhage;
- om bij vonnis te bepalen dat het te wijzen vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [gedaagde] voor elke rechtshandeling die nodig is tot doorhaling van de hypothecaire inschrijving op het registergoed aan de [adres] ( [postcode] , 's-Gravenhage), kadastraal bekend [kadastraal nummer] .
3.2.
Daartoe voert [eiseres] – samengevat – het volgende aan. De geldlening tot zekerheid waarvan het hypotheekrecht is gevestigd is volledig terugbetaald in of rond 2001, zo is op te maken uit de jaarstukken van de onderneming van [naam 2] , een eenmanszaak (drogisterij) ten behoeve waarvan de lening was verstrekt. Betaalbewijzen heeft [eiseres] niet meer beschikbaar. Zou de schuld niet volledig zijn voldaan, dan geldt dat de vordering van [gedaagde] inmiddels is verjaard, en het hypotheekrecht is vervallen. Van een opzegging van de geldlening door [gedaagde] is niets te vinden; deze heeft dan ook nooit plaatsgevonden. Voor de door [eiseres] voorgenomen vervreemding van (haar aandeel in) de woning is de hypotheek een sta-in-de-weg. Zij heeft een spoedeisend belang omdat zij zich gelet op haar inkomenspositie de (mede)eigendom van de woning niet meer kan permitteren.
3.3.
[gedaagde] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
[eiseres] heeft aangevoerd dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening nu zij zich het bezit van de woning en de daarmee verbonden kosten als (mede)eigenaar niet meer kan permitteren en daardoor gedwongen is tot spoedige vervreemding van haar aandeel, waaraan het hypotheekrecht in de weg staat. Nu het door haar gestelde belang niet - voldoende gemotiveerd - is bestreden zal de voorzieningenrechter beoordelen of er voldoende grond is voor het treffende van de gevorderde voorziening.
4.2.
De geldlening is tot stand gekomen in 1994 toen niet alleen [naam 2] maar ook [gedaagde] in Nederland woonachtig was; de zekerheid is gevestigd op de woning in Nederland. Aldus is Nederlands recht van toepassing.
4.3.
[gedaagde] bestrijdt dat de geldlening is afbetaald (en de verschuldigde rente is voldaan). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit het enkele niet (meer) vermeld zijn van de geldlening in de jaarstukken van de eenmanszaak van [naam 2] niet zonder meer worden afgeleid dat de schuld wel (volledig) is voldaan. De vraag is dan of, veronderstellende dat de vordering met rente niet of niet volledig is voldaan, sprake is van verjaring.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet die laatste vraag bevestigend beantwoord worden. Uit de notariële akte waarin de verplichtingen uit hoofde van de geldleningsovereenkomst zijn opgenomen had [gedaagde] de mogelijkheid de geldleningsovereenkomst op te zeggen, en daarmee de vordering op [naam 2] opeisbaar te maken, met ingang van 1 december 1996. Dat betekent dat de 20-jarige verjaringstermijn bedoeld in art. 3:307 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), op die datum een aanvang heeft genomen. Nu van enige stuitingshandeling door [gedaagde] niet is gebleken is de vordering in ieder geval verjaard per 1 december 2016.
4.5.
Verjaring van de vordering tot zekerheid waarvan de hypotheek is gevestigd leidt ertoe dat ook het hypotheekrecht vervalt, als bepaald in artikel 3:323 lid 1 BW. [gedaagde] is om die reden gehouden bij authentieke akte een verklaring af te geven dat de hypotheek is vervallen, op grond van het bepaalde in artikel 3:274 lid 1 BW.
4.6.
In het licht van het voorgaande kan [gedaagde] niet, zoals hij doet, voor zijn medewerking aan de doorhaling van de hypotheek als voorwaarde stellen dat de geldlening eerst wordt afgelost.
4.7.
Het gevorderde zal daarom (op marginaal aangepaste wijze) worden toegewezen. Oplegging van een dwangsom als prikkel tot nakoming is aangewezen.
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiseres] betalen. Deze worden begroot op:
- dagvaarding € 351,07
- griffierecht € 331,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
----------------------------
Totaal € 1.967,07

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] binnen twee weken na betekening van dit vonnis diens medewerking te verlenen aan de doorhaling van de hypothecaire inschrijving op het registergoed aan de [adres] ( [postcode] , [plaats] ), kadastraal bekend [kadastraal nummer] , een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag met een maximum van € 10.500,--;
5.2.
bepaalt dat, zodra [gedaagde] binnen zes weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis zijn medewerking bedoeld in 5.1 niet heeft verleend, [eiseres] gemachtigd is voor de doorhaling van de van de hypothecaire inschrijving op het registergoed aan de [adres] ( [postcode] , [plaats] ), kadastraal bekend [kadastraal nummer] zorg te dragen en voorts (voor zover nodig) dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte (dan wel het deel van een dergelijke akte waarin de wilsverklaring van [gedaagde] is vervat) waarin [gedaagde] verklaart mee te werken aan de doorhaling van de hypothecaire inschrijving op het registergoed aan de [adres] ( [postcode] , [plaats] ), kadastraal bekend [kadastraal nummer] ;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.967,07, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, en te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.