ECLI:NL:RBDHA:2025:7752
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Einduitspraak na tussenuitspraak inzake ambtenarenrecht en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2025 een einduitspraak gedaan na een tussenuitspraak. De zaak betreft een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.C.H. Pronk, en de staatssecretaris van Defensie, vertegenwoordigd door mr. H. Zilverberg, alsook de Staat der Nederlanden. Eiser had een ambtenarenrechtelijke kwestie aanhangig gemaakt, waarbij verweerder in eerdere besluiten, genomen op 1 juli en 23 juli 2020, had besloten tot verlenging van de aanstelling van eiser en hem vervolgens eervol ontslag verleende. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, wat leidde tot een proces dat zich over meerdere jaren uitstrekte.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak van 4 maart 2022 geoordeeld dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser geen recht had op een schadevergoeding. In de tussenuitspraak van 25 oktober 2024 heeft de rechtbank verweerder de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft hierop gereageerd door het bestreden besluit in te trekken en een nieuw besluit te nemen, waartegen eiser geen verdere bezwaren heeft ingediend.
De rechtbank heeft in haar einduitspraak geoordeeld dat het beroep van eiser tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk is, terwijl het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond is verklaard. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een schadevergoeding van € 3.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn, waarvan een deel door verweerder en een deel door de Staat moet worden vergoed. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiser moet vergoeden.