ECLI:NL:RBDHA:2025:7775

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
25.5513
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag onder tijdelijke bescherming

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.A. Limonard, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. Eiseres stelde dat de minister niet tijdig had beslist op haar opvolgende asielaanvraag van 21 december 2022. De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Volgens artikel 6:2 van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. Eiseres had op 6 januari 2025 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat zonder geldige ingebrekestelling geen ontvankelijk beroep kon worden ingediend. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5513

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de opvolgende asielaanvraag van 21 december 2022.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2.
In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
5. Op grond van artikel 43a, eerste lid, van de Vw, wordt in afwijking van artikel 42, eerste lid, het besluit op de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ten aanzien van vreemdelingen die tijdelijke bescherming genieten, uiterlijk zes maanden na afloop van de tijdelijke bescherming gegeven.
6. Verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven dat eiseres onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG (de Richtlijn) valt. De rechtbank deelt dit standpunt.
7. Aangaande de afwijkende beslistermijn als gevolg van deze tijdelijke bescherming is artikel 17 van de Richtlijn van belang. De uitwerking hiervan staat in artikel 43a van de Vw, zoals onder rechtsoverweging 5. is vermeld.
8. Op dit moment is de werkingsduur van de Richtlijn verlengd tot in ieder geval
4 maart 2026. De beslistermijn van alle vreemdelingen, zoals eiseres, die onder deze Richtlijn vallen, is daarmee opgeschort tot in ieder geval 4 september 2026.
9. De ingebrekestelling is door eiseres ingediend op 6 januari 2025. Op dat moment was de wettelijke beslistermijn dus nog niet verstreken. De ingebrekestelling van eiseres is daarmee prematuur ingediend en is niet geldig. Zonder geldige ingebrekestelling kan geen ontvankelijk beroep wegens niet tijdig beslissen worden ingediend.
10. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).