In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.A. Limonard, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. Eiseres stelde dat de minister niet tijdig had beslist op haar opvolgende asielaanvraag van 21 december 2022. De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Volgens artikel 6:2 van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. Eiseres had op 6 januari 2025 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat zonder geldige ingebrekestelling geen ontvankelijk beroep kon worden ingediend. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.