ECLI:NL:RBDHA:2025:7784

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
NL24.40179
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke asielproces

In deze zaak heeft verzoeker, met een V-nummer, een aanvraag ingediend voor verblijf in Nederland op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit op 17 september 2024. Na bezwaar van verzoeker heeft de minister op 3 december 2024 het eerdere besluit gehandhaafd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar verzoeker en zijn gemachtigde niet verschenen. Op 3 april 2025 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening verviel. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40179

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] V-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Inleiding

1. Verzoeker heeft een aanvraag ingediend voor verblijf in Nederland onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 17 september 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 december 2024 op het bezwaar van verzoeker is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.1. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dat besluit en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft dat verzoek, samen met het beroep, op 25 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van 3 april 2025 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.

Conclusie en gevolgen

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.