ECLI:NL:RBDHA:2025:7794

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
24/7657
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van de Toelage Buitenland door de commandant DienstenCentrum Internationale Ondersteuning Defensie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een defensieambtenaar, tegen de vaststelling van zijn loonstroken waarin de Toelage Buitenland (TB) is toegekend. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen meerdere loonstroken van juni 2021 tot en met mei 2024, maar verweerder heeft het bezwaar tegen de loonstroken van juni 2021 tot en met juli 2023 niet-ontvankelijk verklaard en de overige bezwaren ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser is van mening dat de TB onjuist is berekend, omdat de koopkrachtcomponent elke maand zou veranderen, wat in strijd zou zijn met de regelgeving. Verweerder heeft echter aangetoond dat de TB correct is berekend op basis van de juiste SNN-waarde. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, en dat verweerder de TB op goede gronden heeft vastgesteld. Eiser krijgt geen griffierecht terugbetaald en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/7657

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Kaoui),
en

de commandant DienstenCentrum Internationale Ondersteuning Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.E. Lamberti).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de vaststelling van meerdere loonstroken waarin hem de Toelage Buitenland is toegekend.
1.1.
Op 10 november 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn loonstroken van juni 2021 tot en met oktober 2023. Op 12 februari 2024 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn loonstroken van december 2023 en januari 2024. Op 29 mei 2024 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn loonstroken van maart 2024 tot en met mei 2024. Met het bestreden besluit van 31 juli 2024 heeft verweerder op al deze bezwaren beslist. Hiermee heeft verweerder het bezwaar tegen de vaststelling van zijn loonstroken van juni 2021 tot en met juli 2023 niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren tegen de vaststelling van de overige loonstroken ongegrond verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. L.H.W.J. Rutten als waarnemer van zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder vergezeld door [naam 1] en [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is in dienst van Defensie bij het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) en is met het besluit van 26 oktober 2020 met ingang van 15 juni 2021 geplaatst op de functie van Aerial Port SNCO bij de afdeling IFB EXT FIN HAW C-17 op Papa Airbase in Hongarije. Op zijn eigen verzoek is zijn plaatsing op deze functie met het besluit van 24 juni 2022 verlengd tot het einde van zijn diensttijd, te weten 1 november 2029.
2.1.
Omdat eiser in het buitenland is geplaatst, ontvangt hij maandelijks bij zijn salaris een Toelage Buitenland (TB). [1] Eiser is het niet eens met de wijze waarop de TB is berekend en heeft daarom bezwaar aangetekend tegen de vaststelling van de onder 1.1. genoemde loonstroken.
Wat zijn de regels?
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat heeft verweerder besloten?
4. Verweerder heeft het bezwaar van eiser tegen de vaststelling van de loonstroken van juni 2021 tot en met juli 2023 niet-ontvankelijk verklaard omdat deze te laat is ingediend en niet is gebleken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Verweerder heeft het bezwaar van eiser tegen de vaststelling van de overige loonstroken ongegrond verklaard omdat niet is gebleken dat de aan hem voor die maanden toegekende TB onjuist is berekend.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser blijft bij het standpunt dat verweerder de TB ten aanzien van de nog in geschil zijnde loonspecificaties verkeerd heeft berekend. De hoogte hiervan is niet vastgesteld conform de vermelde percentages en bedragen die door de Hoofddirectie Personeel (HDP) zijn neergelegd in het VBD. Hierdoor ontvangt eiser elke maand een paar honderd euro te weinig. Eiser illustreert dit aan de hand van de berekening van de TB over de maand juni 2024. Verweerder heeft de TB voor die maand vastgesteld op € 1.074,38, terwijl hijzelf volgens een eigen berekening uitkomt op een bedrag van € 1.191,36. De reden dat verweerder uitgaat van een verkeerde berekening is volgens eiser dat er iedere maand een andere waarde voor de koopkrachtcomponent wordt gehanteerd. Dit is in strijd met de Brochure Toelage Buitenland, waarin is opgenomen dat de koopkrachtcomponent slechts twee keer per jaar wordt geactualiseerd. Inmiddels heeft eiser een Woo-verzoek ingediend waarin hij heeft verzocht om openbaarmaking van de achterliggende rapporten die duidelijk maken op welke wijze de koopkrachtcomponent wordt berekend. Dat in het verleden op sommige loonstroken bedragen van andere posten, zoals de post ‘lening aanloopkosten’, aantoonbaar onjuist waren, versterkt het vermoeden van eiser dat verweerder ook het bedrag van de TB verkeerd heeft berekend. Verder betoogt eiser dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd om hem maandelijks loonspecificaties te sturen waaruit duidelijk wordt op welke wijze de TB voor die betreffende maand is berekend.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser zijn bezwaarschrift tegen de loonstroken van juni 2021 tot en met juli 2023 te laat heeft ingediend en dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Dit betekent dat verweerder het bezwaarschrift van eiser in zoverre terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vraag die partijen in beroep verdeeld houdt, is of verweerder de TB voor wat betreft de overige maanden die in geschil zijn op correcte wijze heeft berekend.
6.1.
Op grond van artikel 7, tweede lid, van het VBD heeft de defensieambtenaar met aanspraak op salaris die in het buitenland is geplaatst, aanspraak op een TB. Deze toelage is opgebouwd uit een drietal componenten: de koopkrachtcomponent, de verblijfscomponent en de verplaatsingscomponent. De berekening van de koopkracht- en verblijfscomponent vindt plaats aan de hand van zogenaamde indices die worden ontvangen van een extern bedrijf dat is gespecialiseerd in het aanleveren van gegevens aan overheden, internationale organisaties en bedrijven. Zowel de koopkracht- als de verblijfscomponent wordt tweemaal per jaar geactualiseerd. Omdat de koopkrachtcomponent wordt berekend aan de hand van twee koersen, namelijk de Airlnc-koers en de Defensie-koers, kan deze echter iedere maand verschillend zijn. Ditzelfde geldt voor wat betreft de verblijfscomponent, omdat bij de berekening daarvan ook de koopkrachtcorrectie wordt meegenomen. De berekende percentages van de koopkracht- en verblijfscomponent worden vervolgens vermenigvuldigd met het Standaard Netto Nederland (SNN). Bij het resultaat hiervan wordt nog opgeteld de verplaatsingscomponent, die veel minder relatie heeft met het inkomen of het land van plaatsing en daarom is bepaald als vast bedrag in euro’s en niet is gebaseerd op de aangeleverde indices. Het bedrag hiervan wordt eenmaal per jaar bijgesteld aan de hand van het CBS-indexcijfer consumenten totale bestedingen. [2]
6.2.
Anders dan eiser heeft betoogd, is het de rechtbank niet gebleken dat verweerder de TB ten aanzien van de nog in geschil zijnde loonstroken onjuist heeft berekend. Net als verweerder stelt de rechtbank vast dat eiser voor de berekening van het TB uitgaat van een verkeerde SNN-waarde. In het verweerschrift heeft verweerder afdoende inzichtelijk gemaakt dat wanneer met de juiste SNN-waarde wordt gerekend, de voor die betreffende maand toegekende TB wél klopt. Eiser heeft verder geen aanknopingspunten naar voren gebracht die leiden tot twijfel aan de door verweerder gehanteerde berekening. Zijn betoog dat de koopkrachtcomponent in strijd met de geldende regelgeving maandelijks wordt gewijzigd, slaagt in dat verband niet. Zoals in de voorgaande rechtsoverweging al is benoemd, kan de koopkrachtcomponent – ondanks het feit dat deze wel degelijk slechts tweemaal per maand wordt geïndexeerd – toch iedere maand veranderen doordat bij de berekening hiervan wordt gewerkt met twee verschillende koersen. Dat eiser inmiddels een Woo-verzoek heeft ingediend dat betrekking heeft op de wijze waarop de koopkrachtcomponent wordt berekend, valt buiten de omvang van deze procedure. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de omstandigheid dat in het verleden bedragen van andere posten onjuist waren vermeld enig wantrouwen bij eiser heeft opgewekt, is dit gegeven op zichzelf geen indicatie dat verweerder ook de TB onjuist heeft berekend.
6.3.
Ten aanzien van het betoog van eiser dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd om hem maandelijks loonspecificaties te sturen, overweegt de rechtbank als volgt. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat de waardes van de koopkrachtcomponent, de verblijfscomponent en de verplaatsingscomponent die op een bepaalde maand betrekking hebben een maand later in de Staatscourant worden gepubliceerd en eiser aan de hand hiervan de TB voor die betreffende maand zelf kan berekenen. Dit wordt door eiser ook niet betwist. Nog afgezien van het feit dat vanuit de wet geen verplichting volgt voor verweerder om eiser maandelijks loonspecificaties toe te sturen, kan daarom worden aangenomen dat eiser hierdoor niet in zijn belangen wordt geschaad. Zijn betoog slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond. Dat betekent dat verweerder het bedrag van de TB op de betreffende loonstroken op goede gronden heeft vastgesteld. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terugbetaald. Voor een proceskostenvergoeding bestaat evenmin aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.P. Lindhout, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

BIJLAGE

Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel
(…)

Artikel 7

(…)
2. De defensieambtenaar met aanspraak op salaris die is geplaatst in een gebied buiten Nederland heeft aanspraak op een toelage-buitenland bestaande uit:
a. een koopkrachtcomponent bestaande uit een percentage, indien deze positief is, en
b. een verblijfscomponent bestaande uit een percentage, beide berekend over het voor belanghebbende geldende standaard netto Nederland, en
c. een verplaatsingcomponent bestaande uit een nominaal bedrag.
3. Alle in het tweede lid genoemde componenten worden vastgesteld met toepassing van tabel 1.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 7, tweede lid, van het Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel (VBD).
2.Zie de Brochure ‘Informatie over de Toelage Buitenland’.