ECLI:NL:RBDHA:2025:7872

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
NL25.12164
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 21 november 2023 behandeld. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, omdat partijen geen verzoek hebben ingediend om een zitting te houden. Hierdoor is het beroep niet op zitting behandeld en is het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 21 november 2023, en de beslistermijn is verlengd door het Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) Oekraïne. Dit moratorium heeft de beslistermijn voor asielaanvragen van Oekraïense vreemdelingen verlengd tot 21 maanden. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 27 februari 2025 prematuur is ingediend, omdat de termijn voor het nemen van een besluit nog niet was verstreken.

Daarom voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12164

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag van 21 november 2023.
2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. [1]

Beoordeling door de rechtbank

3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
4. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald, dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken, nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, vierde lid, onder b, van de Vw is de termijn met negen maanden verlengd.
6. Met het Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) Oekraïne van 22 maart 2022 [2] is echter voor vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne die een asielaanvraag indienen of hebben ingediend, de beslistermijn verlengd met een jaar. Met het besluit van 24 augustus 2022 [3] is de geldigheid van het BVM verlengd met zes maanden. Met het besluit van 9 maart 2023 [4] is de geldigheid van het BVM nogmaals verlengd met zes maanden en is bepaald dat de beslistermijn voor vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne die een asielaanvraag indienen of hebben ingediend, is verlengd tot 21 maanden. Het BVM is vervolgens met de Kamerbrief van 6 september 2023 [5] met drie maanden verlengd. De geldigheid van het BVM eindigde op 28 november 2023.
7. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 21 november 2023, waardoor de aanvraag van eiser valt onder het in r.o. 6 genoemde BVM. De 21 maanden verstrijken in het geval van eiser op 21 augustus 2025. Dit betekent dat de ingebrekestelling van 27 februari 2025 prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van J. Yedema, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Besluit van 22 maart 2022 tot het instellen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne (
3.Besluit van 24 augustus 2022 tot het verlengen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne (
4.Besluit van 9 maart 2023 tot het verlengen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne (