ECLI:NL:RBDHA:2025:7873

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
NL25.8552
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens prematuur indienen van ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, is het beroep van eiser tegen de Minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, maar de minister had niet tijdig beslist. In een eerdere procedure was het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard wegens prematuur indienen van de ingebrekestelling. In een daaropvolgende procedure werd het beroep gegrond verklaard en werd de minister een nadere beslistermijn opgelegd. Eiser heeft vervolgens opnieuw beroep ingesteld omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op zijn asielaanvraag van 10 februari 2023.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister de beslistermijn rechtmatig heeft verlengd. De aanvraag van eiser was ingediend op 10 februari 2023, en de wettelijke beslistermijn eindigde op 1 maart 2025. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 30 januari 2025 prematuur was, evenals de ingebrekestellingen van 3 en 24 februari 2025. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de voorwaarden voor ontvankelijkheid. De rechtbank heeft besloten dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8552

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Achttienribbe),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In een eerdere procedure (NL24.20114) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens het prematuur indienen van de ingebrekestelling.
2. In een daaropvolgende procedure (NL24.26271) heeft diezelfde rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiser gegrond verklaard en aan de minister een nadere beslistermijn van acht weken opgelegd.
3. Deze uitspraak gaat over het opvolgende beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister in weerwil van het gezag van deze tweede rechterlijke uitspraak, niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 10 februari 2023.
3.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk?
4. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na het ontvangen van de aanvraag beslissen. [2] De minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd. [3] Eiser heeft de minister gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [4] Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld. [5] Deze rechtbank en zittingsplaats heeft eerder geoordeeld dat de minister de beslistermijn rechtmatig heeft verlengd. [6]
5. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 10 februari 2023. De beslistermijn zou in het geval van eiser op 10 mei 2024 eindigen. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw vangt de termijn als bedoeld in het eerste lid echter aan op het moment dat Nederland verantwoordelijk wordt voor de behandeling van de aanvraag. Uit het dossier blijkt dat Nederland op 1 december 2023 verantwoordelijk is geworden, omdat eiser niet tijdig aan de Maltese autoriteiten is overgedragen. Dat betekent, nu deze rechtbank en zittingsplaats de verlenging van de beslistermijn rechtmatig acht, dat de wettelijke beslistermijn in het geval van eiser eindigde op 1 maart 2025.
6. Gelet op het overwogene onder 5. is de ingebrekestelling van 30 januari 2025 te vroeg en dus prematuur ingediend. Datzelfde geldt voor de ingebrekestellingen van
3 februari 2025 en 24 februari 2025. Het beroep voldoet daarom niet aan de voorwaarden voor een ontvankelijk beroep.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van J. Yedema, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb. Met inwerkingtreding van het WBV 2023/3, voor alle asielaanvragen ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024.
4.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a van de Awb.
5.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder b van de Awb.