In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, is het beroep van eiser tegen de Minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, maar de minister had niet tijdig beslist. In een eerdere procedure was het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard wegens prematuur indienen van de ingebrekestelling. In een daaropvolgende procedure werd het beroep gegrond verklaard en werd de minister een nadere beslistermijn opgelegd. Eiser heeft vervolgens opnieuw beroep ingesteld omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op zijn asielaanvraag van 10 februari 2023.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister de beslistermijn rechtmatig heeft verlengd. De aanvraag van eiser was ingediend op 10 februari 2023, en de wettelijke beslistermijn eindigde op 1 maart 2025. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 30 januari 2025 prematuur was, evenals de ingebrekestellingen van 3 en 24 februari 2025. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de voorwaarden voor ontvankelijkheid. De rechtbank heeft besloten dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten binnen vier weken na verzending.