ECLI:NL:RBDHA:2025:7877

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
09/008600-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordelingen voor poging tot diefstal met braak en medeplegen van diefstal met oplegging van onvoorwaardelijke ISD-maatregel

Op 7 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot diefstal met braak en medeplegen van diefstal. De verdachte, geboren in 1978 in Marokko, was op het moment van de zitting gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 september 2024 in 's-Gravenhage een poging heeft gedaan om goederen van een bakkerij te stelen door middel van braak. De verdachte werd betrapt door een medewerker van de bakkerij, die hem uit het raam zag klimmen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op zoek was naar waardevolle spullen en dat zijn handelingen gericht waren op het voltooien van een diefstal.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van een inbraak in vereniging op 16 september 2024 in Kwintsheul, waarbij een drone, laptop, iPhone en grasmaaier werden gestolen. De rechtbank oordeelde dat het DNA van de verdachte op de plaats delict was aangetroffen, wat zijn betrokkenheid bij de diefstal bevestigde. De verdediging stelde dat de verdachte niet de dader was, maar de rechtbank verwierp dit argument, omdat de camerabeelden en het DNA bewijs tegen de verdachte pleitten.

De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaren, omdat eerdere straffen niet tot gedragsverandering hadden geleid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een stelselmatige dader was en dat de ISD-maatregel noodzakelijk was voor de veiligheid van de samenleving. Tevens werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [bedrijf 2] BV, voor de geleden schade door de diefstal.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/008600-25
Datum uitspraak: 7 mei 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] , Marokko,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] te [plaats 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 2] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 23 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.B. Schiphuis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. F.A.M. Engels naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 september 2024 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, het vernielen van een raam en/of het overhoop halen van enkele kastjes, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 september 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of kastjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
2
hij op of omstreeks 16 september 2024 te Kwintsheul, gemeente Westland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een drone en/of een laptop en/of een Iphone en/of een grasmaaier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] (gevestigd [adres 2] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen drone en/of laptop en/of Iphone en/of grasmaaier onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024416720, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (ongenummerd).
Feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , proces-verbaalnummer 240911-95-703, opgemaakt op 11 september 2024:
Plaats delict: [adres 3] te 's-Gravenhage ( [bedrijf 1] )
Op 11 september 2024 kwam ik aan op mijn werk. Ik ben hoofdbakker van [bedrijf 1] . Boven op 1e etage bevindt zich de bakkerij en op de 2e etage bevindt zich het kantoor. Op de 3e etage bevindt zich een zolder.
Ik kwam omstreeks 06.45 uur binnen via de hoofdingang. Ik liep de trap op naar de 1e etage. Op dat moment hoorde ik een dof geluid. Ik liep de trap op. Ik zag een man uit het raam klimmen.
Ik zag dat de man naar beneden sprong en weg rende.
Ik liep naar de 2e etage. Ik zag dat daar het kantoor open gebroken was. Ik zag dat er glas op de grond lag vanuit de deur en ik zag dat er kastjes overhoop waren gehaald.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL1500-2024293897-11, opgemaakt op 14 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Ik heb de aangeleverde camerabeelden van [bedrijf 1] in Den Haag uitgekeken en uitgewerkt.
Ik zag dat de datum 2024-09-11 zichtbaar was.
06:11:23 uur VD trekt een lade open van de balie.
06:11:34 uur VD kijkt in de lade en beweegt met zijn hand door de lade heen.
06:11:43 uur VD pakt een klein voorwerp uit de lade met zijn hand. VD kijkt naar het voorwerp, blijft het vasthouden en duwt vervolgens de lade deels weer dicht.
06:11:49 uur VD trekt een lade onder de eerder geopende lade open.
06:11:56 uur VD beweegt met zijn hand door deze onderste lade heen.
06:12:00 uur VD beweegt met zijn hand door de onderste lade.
06:12:29 uur VD keert zich naar de kast tegenover de balie en schuift de linker schuifdeur van de kast open. Hij schijnt met een licht in de kast en pakt iets uit deze kast.
06:12:36 uur VD opent de onderste rechter kastdeur en sluit deze vervolgens weer.
06:12:43 uur VD opent de onderste rechter kastdeur en sluit deze ook weer.
06:12:54 uur VD keert zich naar de bovenste lade van de balie en tilt met zijn hand de binnenlade op. Hij kijkt naar de ruimte onder de binnenlade en schijnt met een licht hierin.
06:13:54 uur VD beweegt met zijn hand naar het deel boven de linker schuifdeur. VD schijnt daarna met een licht de kast in.
06:17:12 uur VD richt zich naar de kast tegenover de balie en schijnt met het licht van een telefoon de kast in.
06:18:36 uur VD trekt een lade onder de bovenste lade van de balie open en kijkt hierin.
06:18:43 uur VD trekt de bovenste lade van de balie verder open en kijkt hierin. Hij schijnt met een licht in de lade.
06:18:50 uur VD tilt de binnenlade van de bovenste lade van de balie op en schijnt met een licht onder de binnenlade.
06:19:16 uur VD kijkt naar de kast aan de rechterzijde van de balie. Hij schijnt met het licht van een telefoon deze kast in.
3. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, op 10 januari 2025 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:
De laatste, dat van de [bedrijf 1] , klopt wel. Ik ben naar binnen gegaan.
Feit 2
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , proces-verbaalnummer 240917-136-792, opgemaakt op 17 september 2024, voor zover inhoudende:
Op 17 september 2024 kwam ik aan bij mijn bedrijf [bedrijf 2] B.V. in Kwintsheul.
Bij het binnengaan van mijn kantoor zag ik dat er meerdere lades en kasten open stonden. Ik zag dat er meerdere spullen uit de kast waren getrokken en op de grond lagen.
Bij één van de werkplekken zag ik een lade open staan. Naast deze lade lag een schroevendraaier welke niet van ons is.
Ik zag dat er meerdere spullen waren weggenomen. Mijn drone is weg. Daarnaast is er een laptop en een Iphone weggenomen.
Vanuit de hal was er een grasmaaier weggenomen.
Ik heb onze beveiligingscamera's bekeken. Hierop zag ik dat omstreeks 22:20 uur een voertuig het terrein op kwam rijden. Ik zag vervolgens dat er een persoon naar de voordeur kwam lopen en de code in toetst van de voordeur. Hierna loopt hij het kantoor binnen. De persoon verzamelt meerdere spullen in de hal. Hierna loopt hij meerdere malen op en neer weer naar zijn voertuig. Op de beelden is ook te zien dat hij de grasmaaier uit de hal ook meeneemt.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL1500-2024301098-8, opgemaakt op 17 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Ik was belast met het bekijken van camerabeelden naar aanleiding van een inbraak in een bedrijfspand gelegen te Kwintsheul.
Ik zag in beeld ''16-09-2024 Mon 22:22:30'' staan. Ik zag de deur opengaan. Ik zag vervolgens een persoon de gang in gaan via de deur. Ik kan deze persoon, hierna te noemen verdachte 1, als volgt omschrijven:
-
man;
- wit gewatteerde jas;
- grijze broek;
- zwartkleurige schoenen;
- baret als hoofddeksel.
22:22:38: Ik zag dat verdachte 1 een zaklamp vast hield en deze aan deed. Ik zag dat de verdachte om zich heen keek.
22:41:36: Ik zag links in beeld verdachte 1 in beeld komen.
22:41:47: Ik zag vervolgens de verdachte naar de grasmaaier in de gang lopen. Ik zag dat hij deze oppakte. Ik zag dat de verdachte richting de deur liep.
22:41:55: Ik zag dat de verdachte de deur open deed. Ik zag dat er een tweede persoon in de deuropening stond.
22:41:48: Ik zag dat verdachte 1 het voorwerp en de grasmaaier overhandigde aan verdachte 2.
22:42:15: Ik zag dat verdachte 1 nog in de gang stond.
22:42:24: Ik zag dat verdachte 1 een emmer, die in de gang stond, oppakte. Ik zag dat verdachte 1 richting de deur liep.
22:42:29: Ik zag dat verdachte 1 de deur opende en de emmer buiten neerzette. Ik zag dat verdachte 1 vervolgens terug de gang in liep.
22:42:34: Ik zag door het glas van de deur heen dat de achterklep van de witte SUV, die eerder geparkeerd was, open ging. Ik zag verdachte 2 bij de witte SUV staan.
22:42:40: Ik zag verdachte 1 links uit beeld verdwijnen. Ik zag dat zich daar een deur bevond.
22:42:58: Ik zag verdachte 2 in de deuropening staan. Kort daarna zag ik dat de verdachte uit beeld verdween.
22:43:40: Ik zag verdachte 1 de gang in rennen en ik zag dat hij richting deur rende. Ik zag dat hij door de deur ging en de deur achter zich sloot.
3. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 23 april 2025 van de camerabeelden met bestandsnaam “beelden 2 personen bezig in hal”, voor zover inhoudende:
Op 22:41:36 is te zien dat er een man in beeld verschijnt met een voorwerp in zijn hand.
Op 22:41:47 is te zien dat de man een tweede voorwerp van de grond pakt en met de twee voorwerpen richting de deur loopt.
Op 22:41:58 is te zien dat de man de twee voorwerpen overhandigt aan een andere persoon, die in de deuropening staat.
Op 22:42:08 is te zien dat de andere persoon buiten met de voorwerpen wegloopt.
4. Het proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres 2] Kwintsheul), proces-verbaalnummer PL1500-2024301098-4, opgemaakt op 24 september 2024, voor zover inhoudende:
Op 17 september 2024 voor forensisch onderzoek te Kwintsheul.
Ik zag dat er op het bureau een schroevendraaier lag. Ik hoorde van [naam 2] dat deze schroevendraaier hem niet bekend voorkwam. Ik heb het handvat van de schroevendraaier bemonsterd met behulp van een wattenstaafje en demiwater ten behoeve van DNA-onderzoek en voorzien van SIN AARR3118NL.
Ik zag dat de bovenste lade van dezelfde werkplek openstond en dat er een lege glazen pot in een van de lades lag. Ik hoorde van [naam 2] dat in deze glazen pot geld had gezeten. Ik heb de glazen pot met mijn zaklamp bekeken en zag dat er een afdruk van een vinger op de glazen pot zat. Ik zag dat er in deze vinger een zigzagpatroon te zien was en dat deze afdruk vermoedelijk een handschoenspoor betrof. Ik heb het handschoenspoor bemonsterd met een wattenstaafje en demiwater ten behoeve van DNA-onderzoek en voorzien van SIN AARJ4853NL.
5. Het geschrift, te weten een rapport van Eurofins van 11 oktober 2024 met zaaknummer TMFI2024.4412, met bijlage, voor zover inhoudende:
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van DNA
Handschoensporen
op geldpot in lade
AARJ4853NL
DNA-mengprofiel
afkomstig van minimaal
vier donoren, van wie
zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is
geschikt voor
vergelijkend DNA-
onderzoek.
[verdachte]
Handvat
Schroevendraaier
AARR3118NL
DNA-mengprofiel
afkomstig van minimaal
drie donoren, van wie
zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is
geschikt voor
vergelijkend DNA-
onderzoek.
[verdachte]
DNA-profiel(en) eenmalig vergeleken met de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken
SIN
Datum vergelijking
Mogelijke donor van DNA
Handschoensporen op geldpot in lade AARJ4853NL
10 oktober 2024
[verdachte] RABH0268NL geboren op [geboortedag] 1978 SKN 8120640
Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van DNA van [verdachte] RABH0268NL in de bemonstering AARR3118NL is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van [verdachte] en twee onbekende personen.
Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van drie onbekende personen.
De resultaten van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Bijlage Overzicht profiel met
DNA-identiteitszegel RABH0268NL
DNA-identiteitszegel
RABH0268NL
NFI-zaaknummer
2015.11.02.228
Stuk van overtuiging
een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] (geboren op [geboortedag] 1978)
Datum opname DNA-databank
10-11-2015
Datum rapportage
11 november 2015
VIP-nummer
8120640
3.4.
Bewijsoverwegingen
Feit 1
Het eerste feit betreft een poging tot diefstal met braak, subsidiair vernieling, gepleegd op 11 september 2024 bij de [bedrijf 1] in Den Haag. Nadat aangeefster ’s ochtends aankwam op haar werk, liep zij de trap op naar boven en hoorde zij een geluid. Toen zij op de eerste verdieping was zag zij de verdachte uit het raam klimmen. Daarna ging aangeefster naar de tweede verdieping, waar zich de kantoorruimte van de bakkerij bevindt. Aangeefster zag dat het kantoor was opengebroken. Het glas van de deur lag op de grond en de kastjes waren overhoop gehaald.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte niets wilde stelen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de door de verbalisant uitgekeken camerabeelden volgt dat de verdachte gedurende bijna tien minuten in allerlei lades en kasten van de bakkerij heeft gezocht. Daarbij gebruikte hij de zaklamp van zijn mobiele telefoon. Uit deze handelswijze van de verdachte leidt de rechtbank af dat de verdachte op zoek was naar iets van zijn gading. Zijn handelingen waren onmiskenbaar gericht op de voltooiing van een diefstal.
Feit 2
Het tweede feit betreft een inbraak in vereniging bij [bedrijf 2] BV in Kwintsheul, gepleegd op 16 september 2024. Bij die diefstal zijn een drone, een laptop, een iPhone en een grasmaaier weggenomen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het niet de verdachte is geweest die de inbraak heeft gepleegd. Zijn DNA moet door overdracht op de plaats delict terecht zijn gekomen. Verder is het niet de verdachte, maar een kennis van hem, die te zien is op de camerabeelden. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging dit alternatieve scenario niet aannemelijk heeft gemaakt.
Op de plaats delict is DNA van de verdachte aangetroffen, namelijk op een geldpot. De geldpot is een verplaatsbaar object, maar uit de bewijsmiddelen volgt dat deze eigendom is van het bedrijf en dat deze in één van de lades lag. Het betreft dan ook een daderspoor. Daarnaast is op de plaats delict DNA van de verdachte aangetroffen op een ander object, namelijk een schroevendraaier. Deze schroevendraaier is in de hal van het pand aangetroffen en is ook te zien op de camerabeelden. De eigenaar heeft deze schroevendraaier niet als eigendom van het bedrijf herkend.
De rechtbank acht het onaannemelijk dat het DNA van de verdachte door secundaire overdracht op twee ín het bedrijfspand aangetroffen objecten, namelijk de geldpot (ook nog: via een handschoen) én een schroevendraaier, terecht is gekomen. Op de vraag hoe dat kan zijn gekomen verklaart de verdachte dat hij het niet weet, maar dat hij vaker in een auto van een kennis heeft gereden en dat hij deze kennis op de camerabeelden herkent. Die verklaring is naar het oordeel van de rechtbank te algemeen, te weinig concreet en controleerbaar om aannemelijk te achten.
Daarbij speelt mee dat ook de camerabeelden geen steun bieden voor het alternatieve scenario van de verdachte. Hoewel de rechtbank op de waarneming van de beelden geen daadwerkelijke herkenning kan baseren, vormen de beelden ook geen contra-indicatie. Het uiterlijk van de verdachte komt in voldoende mate overeen met de persoon op beelden, zodat de verdachte ook niet kan worden uitgesloten.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte één van de daders is van deze diefstal.
De rechtbank kan op basis van de in het dossier beschikbare bewijsmiddelen niet vaststellen dat sprake is geweest van braak, verbreking of inklimming, zodat de rechtbank de verdachte daarvan zal vrijspreken. Nu er op de camerabeelden twee personen te zien zijn die de diefstal plegen, zal de rechtbank bewezen verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van de diefstal.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 11 september 2024 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, die aan [bedrijf 1] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, het vernielen van een raam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 16 september 2024 te Kwintsheul, gemeente Westland tezamen en in vereniging met een
ander, een drone, een laptop, een Iphone en een grasmaaier die aan [bedrijf 2] (gevestigd [adres 2] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd die korter is dan het voorarrest, dan wel een voorwaardelijke ISD-maatregel.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feiten
De verdachte heeft zich in twee weken tijd schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met braak en aan het in vereniging plegen van een diefstal. Bij de inbraak in de bakkerij is hij betrapt door een medewerker. Uit de aangifte blijkt dat deze medewerker erg is geschrokken. De diefstal uit het bedrijf in Kwintsheul waarbij gereedschap is gestolen betekent voor het bedrijf in de regel tijd- en/of omzetverlies en daarnaast veel gedoe. Dit soort feiten levert voor de slachtoffers en de maatschappij schade en overlast op.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 april 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte blijkens zijn strafblad al meermaals is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 27 maart 2025, waaruit volgt dat bij de verdachte sprake is van langdurige verslavingsproblematiek. Ook is er sprake van problematiek op de overige leefgebieden, zoals financiën en middelengebruik. Het ontbreekt de verdachte aan beschermende factoren, aldus de reclassering. Gelet op het gebrek aan beschermende factoren en de aanwezigheid van criminogene factoren acht de reclassering de kans op recidive en geweld, alsmede het onttrekken aan de voorwaarden in als hoog. Daar komt bij dat het volgens de reclassering lastig is om bij de verdachte aan te sluiten en de juiste hulpverlening voor hem te vinden. Hij is wisselend in zijn houding om al dan niet te willen meewerken aan hulpverlening. Tijdens de adviesfase geeft de verdachte te kennen dat hij mee wil werken, maar wanneer hij onder toezicht staat brengt hij zijn motivatie niet in de praktijk. De verdachte liep in een reclasseringstoezicht, maar wilde niet meewerken aan een langdurige klinische opname. De reclassering stelt zich op het standpunt dat een strikt kader voor de verdachte nodig is en adviseert bij veroordeling van de verdachte oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Op te leggen maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt.
De feiten waarvoor de verdachte wordt veroordeeld zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het strafblad blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voordat hij deze feiten pleegde ten minste drie keer voor een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. De feiten waarvoor de verdachte nu wordt veroordeeld, heeft hij gepleegd nadat deze straffen ten uitvoer zijn gelegd.
De verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, nu over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De rechtbank overweegt dat de in het verleden aan de verdachte opgelegde straffen er kennelijk niet toe hebben geleid dat de verdachte zijn gedrag heeft veranderd. Uit het advies van de reclassering volgt dat er op dit moment geen reële alternatieven zijn voor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Eerder toezicht heeft niet tot gedragsverandering geleid; de verdachte is niet responsief.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Omdat de verdachte steeds weer overlast en/of schade veroorzaakt, gaat nu het belang van de samenleving voor. Daarom is het voor de veiligheid van goederen nodig om de ISD-maatregel op te leggen. Daarnaast kan de ISD-maatregel een bijdrage leveren aan het oplossen van de verslavingsproblemen van de verdachte en om herhaling van delictgedrag na afloop van de ISD-maatregel te voorkomen.
Vooral ter optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet aftrekken van de duur van die maatregel.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[bedrijf 2] BV heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.040,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gevorderde bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor zover deze wordt onderbouwd door de overgelegde facturen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat onduidelijk is of [naam 2] , degene die de vordering heeft ingediend, daartoe gemachtigd is. Verder is de vordering volgens de raadsvrouw niet voldoende onderbouwd, zij verzoekt de vordering te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat [naam 2] mogelijk niet bevoegd is om de vordering in te dienen. [naam 2] is ook degene die aangifte heeft gedaan, waarbij hij heeft opgemerkt dat [bedrijf 2] BV “zijn bedrijf” is. In het schadevergoedingsformulier heeft [naam 2] ingevuld dat hij de vertegenwoordiger is van [bedrijf 2] BV. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat [naam 2] bevoegd is om de vordering in te dienen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het in deze zaak bewezen verklaarde feit. Bij de diefstal zijn diverse goederen van de benadeelde partij ontvreemd.
Drone DJI mini 2 (€420,-)
Naar het oordeel van de rechtbank is deze schadepost toewijsbaar, met dien verstande dat de schadevergoeding wordt toegewezen exclusief btw: € 288,43. Dit deel van de vordering is niet betwist en voldoende onderbouwd.
iPhone (€ 630,-)
Naar het oordeel van de rechtbank is deze schadepost toewijsbaar. Dit deel van de vordering is niet betwist en voldoende onderbouwd.
Bosmaaier (€ 560,-)
Uit de overgelegde factuur volgt dat de bosmaaier op 15 april 2020 is gekocht voor een bedrag van € 490,- exclusief btw. De rechtbank acht het redelijk om rekening te houden met een afschrijving van 20% per jaar. De rechtbank constateert dat de bosmaaier ten tijde van bewezen verklaarde feit iets meer dan vier jaar oud was, zodat zij deze schadepost zal toewijzen tot een hoogte van € 98,-.
Kettingzaag (€ 230,-)
De rechtbank zal de schadepost met betrekking tot de kettingzaag afwijzen. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat er een kettingzaag bij de benadeelde partij is weggenomen. Bovendien is dit deel van de vordering niet onderbouwd.
Laptop HP (€ 1.200,-)
Uit de overgelegde factuur blijkt dat de laptop van het merk HP op 31 maart 2024 is aangeschaft voor een bedrag van € 1.124,20 exclusief btw. Nu de laptop ten tijde van het plegen van het strafbare feit nog geen half jaar oud was, zal de rechtbank het gevorderde bedrag ten aanzien van deze schadepost toewijzen tot het aankoopbedrag, zoals hiervoor genoemd.
Conclusie
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.140,63.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 16 september 2024, omdat vast staat dat de schade op die datum is ontstaan.
De verdachte zal voor het onder 3.5 bewezen verklaarde strafbare feit 2 worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.140,63, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 september 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van de benadeelde partij [bedrijf 2] BV.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

De verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van het voorwerp op de beslaglijst met het nummer 1 (1 STK Schroevendraaier). De rechtbank zal dit vermelden in het dictum.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 38m, 38n, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van diefstal;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (TWEE) JAREN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 2.140,63 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 september 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [bedrijf 2] BV;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.140,63 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 september 2024 tot de dag waarop dit bedrag is betaald;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 31 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
van het voorwerp op de beslaglijst met het nummer 1, te weten: 1 STK Schroevendraaier, is afstand gedaan door de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Katib, voorzitter,
mr. M. Rootring, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Vos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 mei 2025.