ECLI:NL:RBDHA:2025:7878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
NL24.50718 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie inzake Dublin-overdracht naar Duitsland

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van 18 februari 2025, waarin het beroep van de opposant ongegrond werd verklaard. De opposant had verzet ingesteld tegen deze uitspraak, maar heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene Wet Bestuursrecht, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond.

De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag van de opposant terecht niet in behandeling heeft genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op grond van de Dublinverordening. In het verzet heeft de opposant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is uitgegaan, en dat hij zich niet veilig kan voelen in Duitsland vanwege geweld tegen vluchtelingen en asielzoekers. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de argumenten van de opposant grotendeels een herhaling zijn van eerdere beroepsgronden en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen.

De rechtbank heeft de gronden van de opposant zorgvuldig beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het verzet ongegrond is. De eerdere uitspraak blijft dan ook in stand. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50718 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant], opposant [1]
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: C.T.W. van Dijk),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 18 december 2024 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 18 februari 2025 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat verweerder de aanvraag van opposant terecht niet in behandeling heeft genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), omdat op grond van de Verordening (EU) 604/2013 (de Dublinverordening) Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
2. Bij verzet oordeelt de rechtbank uitsluitend of het beroep van opposant buiten redelijke twijfel ongegrond verklaard kon worden zonder het houden van een zitting. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat ten aanzien van Duitsland ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit is gegaan. Opposant meent dat het niet aannemelijk is dat hij zich bij problemen in Duitsland kan beklagen. Daarbij benoemt opposant verschillende artikelen, voornamelijk over geweld in Duitsland jegens vluchtelingen en asielzoekerscentra en over rechtsextremistisch geweld. [2] Opposant meent dat de Duitse autoriteiten kennelijk niet in staat zijn hem en andere asielzoekers tegen dit geweld te beschermen. Ook de opvangcapaciteit in Duitsland staat onder druk, zodat opposant meent dat de Duitse autoriteiten kennelijk ook niet in staat zijn te garanderen dat er voor asielzoekers voldoende (adequate) opvangplekken beschikbaar zijn. De rechtbank heeft onterecht geconcludeerd dat aanvullend onderzoek door verweerder naar de procedure van opposant in Duitsland achterwege kon blijven en heeft opposant onterecht niet op zitting gehoord over dit punt.
4. De rechtbank overweegt het volgende
5. In wat opposant heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 18 februari 2025. Hierbij is van belang dat hetgeen is aangevoerd grotendeels een herhaling is van de eerdere beroepsgronden. De rechtbank is in de eerdere uitspraak op die beroepsgronden ingegaan en heeft een gemotiveerd oordeel gegeven waarom het beroep kennelijk ongegrond is. De artikelen die eiser heeft aangevoerd maken het oordeel van de rechtbank ten opzichte van het voorgaande niet anders. De rechtbank verwijst hierbij tevens naar de uitspraak van de Afdeling [3] van 8 november 2023 [4] , waarin wordt bevestigd dat ten aanzien van Duitsland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dat opposant het niet eens is met de inhoud van de uitspraak is onvoldoende om het verzet gegrond te verklaren. Verder heeft opposant geen gronden naar voren gebracht waaruit blijkt dat zich feiten en omstandigheden voordoen die bij een normale behandeling ter zitting nog hadden kunnen worden aangevoerd en die zich mogelijk tegen een overdracht naar Duitsland verzetten. De rechtbank heeft de gronden die door eiser naar voren zijn gebracht voldoende zorgvuldig beoordeeld en de uitspraak juist gemotiveerd.
6. Gelet op het voorgaande is het verzet ongegrond. Dat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, rechter, in aanwezigheid van
V. Nooteboom, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
2.InfoMigrants 21 februari 2023
3.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.