ECLI:NL:RBDHA:2025:7900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
SGR 25/1870 en 25/1872
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van een urgentieverklaring in de vorm van een eenmalig bemiddelingsaanbod in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 april 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening tegen de verlenging van een urgentieverklaring beoordeeld. Verzoeker, een 84-jarige man met een medische beperking, had eerder een urgentieverklaring gekregen die geldig was van 22 juli 2024 tot en met 22 oktober 2024. Deze urgentieverklaring werd op 4 november 2024 verlengd in de vorm van een eenmalig bemiddelingsaanbod, maar verzoeker was van mening dat zijn oorspronkelijke urgentieverklaring met drie maanden moest worden verlengd om zelf te kunnen beoordelen of de aangeboden woning passend was.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, aangezien verzoeker momenteel een woning heeft, ook al is deze niet ideaal gezien zijn medische situatie. De rechter wijst erop dat verzoeker eenvoudig gebruik kan maken van het eenmalige bemiddelingsaanbod dat aan hem is gedaan. Ondanks dat verzoeker liever zelf een woning wil zoeken, is dit geen reden om de urgentieverklaring te verlengen. De voorzieningenrechter concludeert dat de verlenging van de urgentieverklaring door verweerder op goede gronden is gedaan en dat het beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 25/1870 en SGR 25/1872

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.A. Spek),
en

het college van Burgemeester en wethouders van Delft, verweerder

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening tegen de verlenging van een urgentieverklaring in de vorm van een eenmalig bemiddelingsaanbod.
1.1.
Op 4 november 2024 heeft verweerder de urgentieverklaring verlengd in de vorm van een eenmalig bemiddelingsaanbod. Met de beslissing op bezwaar van 5 maart 2025 is verweerder daarbij gebleven. Verzoeker heeft daartegen beroep ingesteld (SGR 25/1870) en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Verweerder heeft deze urgentieverklaring uit coulance opgeschort, zodat verzoeker daar ook na het doorlopen van de beroepsprocedure nog gebruik van kan maken.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn vrouw [naam 3] , zijn zoon [naam 4] en zijn gemachtigde, en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter is voldoende geïnformeerd om niet alleen uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening te doen, maar ook op het beroep. [1] Waar gaat deze zaak over?
3. Bij besluit van 18 juli 2024 is aan verzoeker een urgentieverklaring verleend op grond van de hardheidsclausule. Die verklaring was geldig van 22 juli 2024 tot en met 22 oktober 2024. Het zoekprofiel bestond uit een benedenwoning of appartement met lift, met één slaapkamer, in de regio Haaglanden. Het is verzoeker in die periode ondanks zijn inspanningen niet gelukt om een passende woning te vinden. Verweerder heeft bij besluit van 4 november 2024 de urgentieverklaring van verzoeker daarom verlengd in de vorm van een eenmalig bemiddelingsaanbod, met als zoekprofiel: seniorenwoning, gelijkvloers, gelegen op de begane grond of bereikbaar via een lift met automatische deuren, voor een woning met één tot twee slaapkamers in [plaats] . Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd. Verzoeker wil echter dat zijn oorspronkelijke urgentieverklaring met drie maanden wordt verlengd, zodat hij zelf kan beoordelen of de woning passend is. Op deze manier kan verzoeker anders helemaal geen invloed meer uitoefenen op zijn woonsituatie.
Wat vindt verzoeker?
4. Verzoeker is 84 jaar en rechtszijdig verlamd. Hij is daarom aangewezen op het gebruik van een rollator en rolstoel en krijgt dagelijks thuiszorg. De deuren in de woning zijn te smal, de badkamer is te klein en er zijn veel drempels in de woning, zodat de woning die hij samen met zijn echtgenote bewoont, ongeschikt is. Hij vindt het onrechtvaardig dat hij niet van zijn urgentieverklaring gebruik heeft kunnen maken omdat er in die periode geen passende woningen vrijkwamen. Al tijdens die periode is bij verweerder aangegeven dat de kans minimaal was dat met het toegewezen zoekprofiel een woning kon worden gevonden. Verzoeker is bang dat de woning die hem eenmalig zal worden aangeboden niet aan zijn eisen voldoet. Hij vindt het namelijk van belang dat hij in de buurt van zijn kinderen blijft wonen en dat hij niet terecht komt in een voor hem onbekende buurt. Hij wil daarom dat de periode van zijn oorspronkelijke urgentieverklaring wordt verlengd, zodat hij zelf op voor hem passende woningen kan blijven reageren.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. Momenteel heeft verzoeker een woning, zij het dat deze gelet op zijn medische situatie niet ideaal is. Hij kan deze situatie (eenvoudig) oplossen door gebruik te maken van het eenmalige bemiddelingsaanbod om een woning te verkrijgen binnen Delft die voldoet aan alle Wmo-eisen. Dat verzoeker daar geen gebruik van wil maken en aangeeft liever zelf voor een tweede periode van drie maanden een passend huis te willen zoeken, betekent in zoverre al dat geen sprake is van een spoedeisend belang bij het verkrijgen van een passende woning op basis van een urgentieverklaring.
5.1.
Ondanks dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, zal de voorzieningenrechter uit proceseconomische overwegingen toch uitspraak doen op het beroep van verzoeker.
5.2.
Een urgentieverklaring wordt altijd verleend voor een periode van drie maanden. [2] Binnen twee weken na afloop van de geldigheidstermijn van een toegewezen urgentieverklaring, kan een aanvraag worden ingediend voor een eenmalig woningaanbod. Daarvoor moet de aanvrager aan kunnen tonen dat de urgentieverklaring niet binnen de termijn waarvoor deze geldig was kon worden benut, en moet dat door de toetsingscommissie worden bevestigd. [3] Verweerder verlengt een urgentieverklaring dus altijd in de vorm van een eenmalig bemiddelingsaanbod. Dit is verzoeker bovendien ook uitgelegd in het besluit van 18 juli 2024 waarmee de urgentieverklaring destijds is verleend, zodat hij hiervan op de hoogte was. Hoewel het vervelend is dat het verzoeker wegens externe factoren destijds niet is gelukt om zijn urgentieverklaring te benutten, geeft een urgentieverklaring, mede gelet op de zeer krappe woningmarkt, nog geen garantie op een passende woning. Juist daarom bestaat de mogelijkheid tot verlenging in de vorm van een eenmalig woningaanbod, waarbij de aangeboden woning in de regel passend is. Dat verweerder hangende het bezwaar het zoekprofiel uit coulance heeft uitgebreid met “één tot twee slaapkamers”, laat onverlet dat de urgentieverklaring van 18 juli 2024 conform de Beleidsregel urgentieverklaringen Delft 2023 [4] , is verleend voor één slaapkamer.
5.3.
Dat op grond van de hardheidsclausule [5] een uitzondering moet worden gemaakt en de oorspronkelijke urgentieverklaring van verzoeker toch moet worden verlengd, volgt de voorzieningenrechter niet. Verweerder heeft kunnen concluderen dat er geen bijzondere omstandigheden aan de orde zijn in het kader van de hardheidsclausule. Dat verzoeker dichtbij zijn kinderen wil blijven wonen en dat hij gelet op zijn leeftijd niet in een voor hem onbekende buurt wonen, zijn geen noodzakelijke wooneisen, maar persoonlijke woonwensen. Daarvoor is het systeem van urgentieverklaringen echter niet bedoeld. Daar komt bij dat er een passende woning zal worden aangeboden in Delft, zodat verzoeker relatief dicht bij zijn kinderen zal blijven wonen.
5.4.
De stelling van verzoeker dat zijn brief van 16 augustus 2024 had moeten worden aangemerkt als bezwaarschrift tegen het besluit van 18 juli 2024 dan wel had moeten worden aangemerkt als verzoek om herziening, valt buiten de omvang van dit geding. In deze zaak ligt enkel het besluit van 5 maart 2025 ter toetsing voor.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder verzoeker op goede gronden de urgentieverklaring van verzoeker heeft verlengd in de vorm van een eenmalig bemiddelingsaanbod. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.
6.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Artikel 4:8, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Delft 2023.
3.Artikel 4:8, vierde lid, van de Huisvestingsverordening Delft 2023, samen gelezen met artikel 3.2.4, eerste lid, van de Beleidsregel urgentieverklaringen Delft 2023.
4.Artikel 3.1.1 lid 5 van de Beleidsregel urgentieverklaringen Delft 2023
5.Als bedoeld in artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening Delft 2023.