ECLI:NL:RBDHA:2025:7936

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
NL23.12403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de geloofwaardigheid van een minderjarige asielzoekster uit Somalië in het kader van een asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een minderjarige asielzoekster uit Somalië. De eiseres, geboren op 2 april 2006, heeft een asielaanvraag ingediend op 24 januari 2022, waarin zij stelt dat zij is mishandeld door haar stiefvader en dat zij dreigt te worden uitgehuwelijkt aan een oudere man. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, omdat de rechtbank van oordeel is dat de afwijzing van de asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de problemen met de stiefvader en de uithuwelijking niet geloofwaardig heeft geacht, maar heeft niet voldoende onderbouwd waarom deze verklaringen ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de leeftijd en achtergrond van eiseres tijdens het gehoor. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank heeft verder de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 1.814,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12403

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.E.J. Vleesenbeek),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Sarmastzada).

Procesverloop

Bij besluit van 3 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Abdullahi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op 2 april 2006 en heeft de Somalische nationaliteit.
2. Op 24 januari 2022 heeft zij een asielaanvraag ingediend. Zij heeft aan haar asielaanvraag – samengevat weergeven – het volgende ten grondslag gelegd. Zij werd mishandeld door haar stiefvader, die haar wilde uithuwelijken aan een oudere man. Na het voorgenomen huwelijk zou zij door de man worden meegenomen naar een gebied in Somalië dat onder controle staat van Al-Shabaab. Om aan deze uithuwelijking te ontkomen heeft zij Somalië verlaten.
Het bestreden besluit
3.1.
Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 Identiteit, nationaliteit en herkomst;
 Problemen met stiefvader;
 Uithuwelijking.
3.2.
Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De problemen met de stiefvader en de uithuwelijking heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Eiseres kan volgens verweerder op grond van het geloofwaardig geachte eerste element niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin heeft eiseres hiermee aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Gelet hierop heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen.
3.3.
Verweerder heeft verder bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), het zogenoemde buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv). Ook komt eiseres niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 van het EVRM.
3.4.
In afwachting van een beslissing over de toepassing van artikel 64 van de Vw heeft verweerder eiseres voorlopig uitstel van vertrek verleend.
Beoordeling door de rechtbank
Zienswijze
4.1.
Eiseres verzoekt de rechtbank de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen.
4.2.
De rechtbank merkt op dat de enkele verwijzing naar de eerder ingediende stukken, waaronder de zienswijze en de correcties en aanvullingen, niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Verweerder is in het bestreden besluit ingegaan op de zienswijze van eiseres. Met deze verwijzing licht eiseres niet concreet toe waarom de reactie van verweerder volgens haar niet toereikend is.
Referentiekader
5.1.
Eiseres voert aan dat verweerder tijdens het horen onvoldoende rekening heeft gehouden met haar leeftijd, opleidingsniveau en culturele achtergrond.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder tijdens het nader gehoor voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres als minderjarige. Eiseres is gehoord door een speciaal tot het horen van minderjarigen opgeleide hoormedewerker. Tijdens het gehoor is regelmatig aan eiseres gevraagd of zij de vraag begreep, waarop zij in bijna alle gevallen bevestigend antwoordde. De ene keer dat zij aangaf de vraag niet te begrijpen, is de vraag door de hoormedewerker verduidelijkt aan de hand van een tekening. Ook deze vraag werd door eiseres vervolgens zonder aarzeling beantwoord. Aan het einde van het gehoor heeft eiseres bevestigd dat zij alles had begrepen. Ook de aanwezige medewerker van Nidos gaf aan geen vragen, opmerkingen of aanvullingen te hebben. Nu eiseres bovendien niet heeft geconcretiseerd waaruit zou blijken dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar referentiekader, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder geen of te weinig rekening heeft gehouden met haar referentiekader. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid van de problemen met de stiefvader
6.1.
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte de problemen met de stiefvader ongeloofwaardig heeft bevonden. Verweerder heeft ten onrechte geconcludeerd dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over de mishandelingen door haar stiefvader. Verweerder had hierover moeten doorvragen als hij meer duidelijkheid wilde. Ook heeft eiseres voldoende uitgelegd hoe het kwam dat zij twee jaar lang naar school is kunnen gaan zonder dat haar stiefvader hierachter kwam. Verweerder heeft deze uitleg ten onrechte niet geloofwaardig geacht.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet goed genoeg heeft uitgelegd waarom de problemen met de stiefvader niet geloofwaardig zijn geacht en overweegt daarover als volgt.
6.3.
Eiseres heeft in het nader gehoor verklaard dat de mishandelingen, zoals slaan en schoppen, dagelijks plaatsvonden en dat zij vaak werd opgesloten. Soms werd zij alleen mishandeld, soms mishandeld en opgesloten. Volgens eiseres duurde dat opsluiten lang, wel tot een halve dag. Op vrijdag, als haar stiefvader niet werkte, kwam het voor dat zij een hele dag opgesloten zat. Indien verweerder meende dat deze verklaringen onvoldoende duidelijk en expliciet waren, omdat eiseres niet nog duidelijker verklaarde hoe vaak dit precies voorkwam en hoe lang zij precies werd opgesloten, dan had het op de weg van verweerder gelegen om hierover tijdens het gehoor verder door te vragen. Dat heeft verweerder onvoldoende gedaan om deze tegenwerping te kunnen rechtvaardigen. Bovendien meent verweerder ten onrechte dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over de mishandelingen. Dat de mishandelingen volgens eiseres dagelijks plaatsvonden staat er, anders dan verweerder stelt, niet aan in de weg dat haar stiefvader uit het niets agressief kon worden, al dan niet onder invloed van qat.
6.4.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet voldoende duidelijk heeft uitgelegd waarom het niet aannemelijk is dat eiseres twee jaar lang naar school is kunnen gaan zonder dat haar stiefvader dit wist. Eiseres heeft verklaard dat haar moeder het belangrijk vond dat zij naar school ging en dat haar moeder heeft gezocht naar een privéschool waar het schoolgeld lager was. Een deel van het huishoudgeld legde haar moeder apart om het schoolgeld te betalen. Soms werd er daardoor niet geluncht. Ter zitting heeft eiseres verduidelijkt dat mannen in Somalië (en ook haar stiefvader) ’s ochtends vertrekken naar hun werk en ’s avonds pas weer thuiskomen. Zij weten niet wat er in die tijd in het huishouden gebeurt. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat dit verhaal niet past bij het beeld dat eiseres en haar moeder, gelet op het gedrag van de stiefvader, weinig autonomie hadden. Verweerder vindt het mede daarom niet aannemelijk dat een dergelijke situatie twee jaar heeft kunnen voortduren. De stiefvader zou eerder gemerkt moeten hebben dat een deel van het huishoudgeld anders werd besteed. Ter zitting heeft verweerder zijn standpunt hierover herhaald. Op basis hiervan kan verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie komen dat de verklaringen van eiseres ongeloofwaardig zijn. Dit algemene argument van verweerder maakt onvoldoende duidelijk waarom de verklaringen van eiseres op dit punt niet geloofwaardig zouden zijn.
6.5.
Wel heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht aan eiseres tegengeworpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop zij stopte met naar school gaan. In het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat zij niet langer naar school ging toen haar moeder het schoolgeld niet meer kon betalen. Zij bleef vanaf dat moment thuis. In de correcties en aanvullingen heeft eiseres op dit punt geen opmerkingen gemaakt. In de zienswijze stelt eiseres echter dat haar moeder met de school heeft gesproken toen zij het schoolgeld niet meer kon betalen en dat eiseres vervolgens gratis naar school mocht gaan. Pas toen haar stiefvader erachter kwam dat eiseres naar school ging en het verbood, kon zij niet meer naar school. De verklaring van eiseres ter zitting dat het een tweeledig probleem was, dat er geen geld meer was én dat de stiefvader erachter kwam, is geen afdoende verklaring voor deze tegenstrijdigheid.
6.6.
De rechtbank is, gelet op wat onder 6.3 en 6.4 is overwogen en in samenhang bezien, van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de door eiseres gestelde problemen met de stiefvader ongeloofwaardig zijn. De terecht tegengeworpen tegenstrijdigheid (zie onder 6.5) is op zichzelf niet voldoende om het geloofwaardigheidsstandpunt van verweerder te kunnen dragen. Deze beroepsgrond slaagt.
Geloofwaardigheid van de uithuwelijking
7.1.
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte de uithuwelijking niet geloofwaardig heeft geacht. Haar relaas hierover is helder en past in het beeld dat bestaat over Somalië. Verweerder is in het bestreden besluit onvoldoende ingegaan op wat eiseres hierover in de zienswijze heeft gesteld.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet goed genoeg heeft uitgelegd waarom de uithuwelijking niet geloofwaardig is. Eiseres heeft in het nader gehoor verklaard dat zij tegen haar wil door haar stiefvader zou worden uitgehuwelijkt aan een oudere man. Na het huwelijk zou zij meegenomen worden naar een gebied dat onder controle staat van Al-Shabaab. Om eiseres te helpen aan dit huwelijk te ontkomen, heeft haar moeder eerst geprobeerd om de stiefvader om te praten. Toen dat niet lukte, heeft haar moeder geprobeerd met smoesjes de bruiloft te vertragen, zodat zij tijd had om een oplossing te vinden voor eiseres. Haar moeder heeft toen contact gelegd met een vroegere vriend van haar vader, die heeft geholpen met eiseres’ vertrek uit Somalië, een maand nadat haar stiefvader zei dat zij zou worden uitgehuwelijkt.
De enkele tegenwerping van verweerder dat het niet waarschijnlijk is dat de moeder van eiseres, mede gelet op een gebrek aan autonomie, zo’n invloed kan hebben gehad op het proces en dat niet valt in te zien waarom de stiefvader zou instemmen met uitstel omdat hij wist dat eiseres niet met de man wilde trouwen, is onvoldoende om dit element uit het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig te achten. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer haar moeder heeft geprobeerd het huwelijk uit te stellen: na het eerste of het tweede bezoek van de beoogde echtgenoot. Uit het nader gehoor blijkt in ieder geval niet dat eiseres eerder heeft verklaard dat haar moeder al na het eerste bezoek heeft gezegd dat zij meewerkte, maar meer voorbereidingstijd nodig had. De beroepsgrond slaagt.
Verblijfsvergunning regulier op grond van amv buitenschuldbeleid
8.1.
Eiseres voert aan dat verweerder haar ten onrechte geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het amv buitenschuldbeleid heeft verleend. Verweerder heeft ten onrechte geen daadwerkelijk onderzoek gedaan naar adequate opvang voor eiseres in het land van herkomst. Bovendien heeft het onderzoek veel te lang geduurd. Eiseres doet een beroep op het arrest TQ van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:9). Eiseres heeft verklaard dat zij geen contact meer heeft met haar moeder en dat zij in Somalië geen sociaal netwerk heeft waar zij op kan terugvallen bij terugkeer.
8.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Omdat eiseres ten tijde van het voornemen nog niet had gesteld dat zij geen contact meer had met haar moeder, heeft verweerder in het voornemen overwogen dat zij kon terugkeren naar haar moeder en stiefvader. In de zienswijze heeft eiseres gesteld dat zij geen contact meer heeft met haar moeder. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij, omdat hij eiseres in afwachting van een beoordeling over de toepassing van artikel 64 van de Vw voorlopig uitstel van vertrek heeft verleend, in het bestreden besluit niet verder heeft beoordeeld of eiseres een vergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het amv buitenschuldbeleid kon worden verleend. Na de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres heeft verweerder alsnog onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van adequate opvang in het land van herkomst en de mogelijkheid van terugkeer naar het land van herkomst. Dat heeft geresulteerd in het besluit van 10 januari 2025, waarbij eiseres geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend en aan haar een terugkeerbesluit is opgelegd. Vandaag doet de rechtbank ook uitspraak op het beroep van eiseres tegen dat besluit (NL25.5037). Gelet hierop en omdat eiseres door de getrapte besluitvorming van verweerder niet in haar belangen is geschaad, ziet de rechtbank onvoldoende reden om het beroep gegrond te verklaren omdat het bestreden besluit geen toets aan het amv buitenschuldbeleid omvat waarbij rekening is gehouden met het standpunt van eiseres dat zij geen contact meer heeft met haar moeder.
8.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
9. Gelet op wat is overwogen onder 6.3, 6.4, 6.6 en 7.2 is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
10. Op grond van artikel 8:41a van de Awb beslecht de rechtbank het haar voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om het geschil te beslechten door de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of door zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Ter zitting heeft de rechtbank deze mogelijkheid met partijen besproken, maar geen van hen had een voorkeur voor toepassing van de bestuurlijke lus. De rechtbank zal die daarom niet toepassen. Verweerder zal dus een nieuw besluit op de asielaanvraag moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
11. Gelet op het voorgaande hoeven de overige beroepsgronden, te weten dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de slechte positie van vrouwen in Somalië, de omstandigheid dat eiseres behoort tot een minderheidsstam, haar medische problemen, de schending van artikel 3 van het Internationaal verdrag van de rechten van het kind (IVRK) en het IVRK in het algemeen en haar beroep op artikel 8 van het EVRM, niet beoordeeld te worden. De rechtbank merkt hierover nog wel op dat eiseres inmiddels meerderjarig is en een geslaagde hartoperatie heeft ondergaan; zij staat niet meer onder medische behandeling. Wel is van belang dat eiseres als minderjarige bij haar tante is gaan wonen, naar school gaat en inmiddels een nauwe band met haar tante heeft opgebouwd. Hierop zal verweerder in een nieuw besluit, voor zover hij de asielaanvraag opnieuw wil afwijzen, serieuzer moeten ingaan dan in het bestreden besluit is gebeurd. Meer in het algemeen geldt dat het voor de hand ligt dat verweerder naar aanleiding van deze uitspraak en de uitspraak van vandaag in zaak NL25.5037 één nieuw besluit neemt, waarop op alle relevante aspecten van de zaak wordt ingegaan voor zover daaraan wordt toegekomen.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om een nieuw besluit op de asielaanvraag te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.