8.3.De beroepsgrond slaagt niet.
9. Gelet op wat is overwogen onder 6.3, 6.4, 6.6 en 7.2 is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
10. Op grond van artikel 8:41a van de Awb beslecht de rechtbank het haar voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om het geschil te beslechten door de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of door zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Ter zitting heeft de rechtbank deze mogelijkheid met partijen besproken, maar geen van hen had een voorkeur voor toepassing van de bestuurlijke lus. De rechtbank zal die daarom niet toepassen. Verweerder zal dus een nieuw besluit op de asielaanvraag moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
11. Gelet op het voorgaande hoeven de overige beroepsgronden, te weten dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de slechte positie van vrouwen in Somalië, de omstandigheid dat eiseres behoort tot een minderheidsstam, haar medische problemen, de schending van artikel 3 van het Internationaal verdrag van de rechten van het kind (IVRK) en het IVRK in het algemeen en haar beroep op artikel 8 van het EVRM, niet beoordeeld te worden. De rechtbank merkt hierover nog wel op dat eiseres inmiddels meerderjarig is en een geslaagde hartoperatie heeft ondergaan; zij staat niet meer onder medische behandeling. Wel is van belang dat eiseres als minderjarige bij haar tante is gaan wonen, naar school gaat en inmiddels een nauwe band met haar tante heeft opgebouwd. Hierop zal verweerder in een nieuw besluit, voor zover hij de asielaanvraag opnieuw wil afwijzen, serieuzer moeten ingaan dan in het bestreden besluit is gebeurd. Meer in het algemeen geldt dat het voor de hand ligt dat verweerder naar aanleiding van deze uitspraak en de uitspraak van vandaag in zaak NL25.5037 één nieuw besluit neemt, waarop op alle relevante aspecten van de zaak wordt ingegaan voor zover daaraan wordt toegekomen.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).