ECLI:NL:RBDHA:2025:7938

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
C/09/678610 / HA RK 25-26
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door gebrekkige opstal in deelgeschilprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 mei 2025 een beschikking gegeven in een deelgeschil tussen [verzoeker] en [verweerder]. [verzoeker] heeft op 14 oktober 2022 ernstig letsel opgelopen door een ongeval tijdens werkzaamheden aan een pand, eigendom van [verweerder]. [verzoeker] was bezig met het reinigen van de gevel en viel van een luifel, die gebrekkig bleek te zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de luifel niet voldeed aan de veiligheidseisen, waardoor [verweerder] aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] heeft geleden. De rechtbank heeft [verweerder] veroordeeld tot het betalen van een voorschot van € 25.000 op de schadevergoeding en de kosten van de procedure, begroot op € 6.286,60. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De procedure begon met een verzoekschrift van [verzoeker] op 14 januari 2025, waarin hij aansprakelijkheid stelde voor het ongeval. [verweerder] heeft verweer gevoerd en de rechtbank heeft de zaak mondeling behandeld op 20 maart 2025. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom het ongeval onderzocht, waaronder de gebrekkigheid van de luifel en de rol van [verzoeker] in het ongeval. De rechtbank concludeerde dat de gebrekkige luifel de oorzaak was van de schade en dat [verweerder] aansprakelijk was, ondanks dat [verzoeker] ook een rol speelde in de omstandigheden van het ongeval. De rechtbank heeft de verzoeken van [verzoeker] toegewezen en de kosten van de procedure aan [verweerder] opgelegd.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/678610 / HA RK 25-26
Beschikking van 1 mei 2025
in de zaak van
[verzoeker]te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
verzoeker,
advocaat mr. J.W. Janssens te Houten,
tegen
[verweerder]te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verweerder] ,
verweerder,
advocaat mr. R.M. van der Zwan te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 14 januari 2025 een verzoekschrift ingediend tot behandeling van een deelgeschil, met producties 1 tot en met 13.
1.2.
Op 12 maart 2025 heeft [verweerder] een verweerschrift ingediend, met producties 1 tot en met 4.
1.3.
Vervolgens heeft de rechtbank de brief van 19 maart 2025, met producties 14 en 15, van [verzoeker] ontvangen.
1.4.
Op 20 maart 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam 1] , partner van de heer [verzoeker] , bijgestaan door mr. Janssens voornoemd;
- de heer [verweerder] , bijgestaan door mr. Van der Zwan voornoemd.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.5.
Ten slotte is een datum voor het geven van een beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] heeft op 14 oktober 2022 ernstig letsel opgelopen door een ongeval (hierna: het ongeval). [verzoeker] voerde die dag werkzaamheden uit aan het pand (hierna: het pand) waarin [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) is gevestigd in [plaats] . [verzoeker] was bezig met het reinigen van de gevel met behulp van een zogenaamd tuckersysteem. Hij is daarbij op de luifel aan de voorgevel gaan staan en met het daarin bevestigde rooster op de grond gevallen van een hoogte van meer dan twee meter.
2.2.
[verweerder] is eigenaar van het pand. [naam 2] (de zoon van [verweerder] ) is bestuurder van [bedrijfsnaam 1] .
2.3.
De luifel bevindt zich boven de ingang van het pand. De luifel is rechthoekig en is aan twee kanten aan de gevel van het pand bevestigd. De luifel heeft een esthetische functie en fungeert als zonneluifel. De luifel bestaat uit een stalen U-profiel waarin stalen roosters liggen. De roosters zijn aan twee kanten in een U-profiel geklemd en liggen vast met zogenaamde kikkerklemmen, waardoor de roosters op hun plaats worden gehouden. De roosters en de klemmen zijn gemaakt van gegalvaniseerd staal. Op onderstaande foto is de luifel te zien.
2.4.
Het rooster waar [verzoeker] tijdens het ongeval op stond is in zijn geheel naar beneden gevallen. Dat rooster is nog heel, net als de klemmen waar het rooster mee vast zat.
2.5.
[verzoeker] heeft als gevolg van het ongeval een fractuur in de hersenschedel opgelopen, een breuk van de oogkas, fracturen en verbrijzeling in de ruggenwervel, fractuur van zes ribben, verbrijzeling en fractuur van het sleutelbeen, fractuur rechterhand, een klaplong en op diverse plekken hersenbloedingen. Verder heeft [verzoeker] , als gevolg van het hersenletsel, ernstige psychische klachten.
2.6.
[verzoeker] dreef een eenmanszaak onder de naam: [bedrijfsnaam 2] . [verzoeker] is als gevolg van het letsel volledig arbeidsongeschikt geworden. Hij ontvangt geen arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2.7.
Bij brief van 10 oktober 2023 heeft [verzoeker] [bedrijfsnaam 1] aansprakelijk gesteld en bij brief van 14 november 2023 heeft [verzoeker] MA [verweerder] Beheer B.V. aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het ongeval.
2.8.
Bij brief van 24 juli 2024 van [verzoeker] aan de advocaat van [verweerder] heeft [verzoeker] de eigenaar van het pand aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het ongeval. Bij e-mailbericht van 4 oktober 2024 heeft (de advocaat van) [verweerder] iedere aansprakelijkheid voor het ongeval afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat [verweerder] aansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval op 14 oktober 2022 en te verklaren voor recht dat [verweerder] gehouden is de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade te vergoeden;
[verweerder] te veroordelen om aan [verzoeker] een voorschot op de uiteindelijk te vergoeden schade te voldoen van € 25.000;
[verweerder] te veroordelen om aan [verzoeker] de kosten te voldoen zoals bedoeld in artikel 1019aa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) overeenkomstig de onder randnummer 83 van het verzoekschrift verstrekte specificatie, begroot op een bedrag van € 5.243,60;
te bepalen dat de toegewezen kosten zoals omschreven onder 3 binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking moeten worden voldaan op het in het verzoekschrift vermelde rekeningnummer en dat de wettelijke rente zonder aanzegging verschuldigd is als dit bedrag niet binnen deze termijn is voldaan.
3.2.
[verweerder] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] , met veroordeling van (de advocaat van) [verzoeker] in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Behandeling in een deelgeschilprocedure

4.1.
Niet in geschil is dat de vraag of een partij aansprakelijk is voor de schade die een ander als gevolg van een ongeval lijdt, in deelgeschil aan de orde kan worden gesteld. Partijen zijn het er ook over eens dat de beantwoording van die vraag kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De rechtbank komt daarom toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil.
Aansprakelijkheid
Risicoaansprakelijkheid van artikel 6:174 BW
4.2.
De bezitter van een opstal is aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door gebrekkigheid van die opstal (artikel 6:174 BW). Een opstal is gebrekkig in de zin van deze bepaling als die opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, niet voldoet aan de eisen die men daaraan vanuit het oogpunt van veiligheid in de gegeven omstandigheden mag stellen.
4.3.
De aansprakelijkheid van de opstalbezitter op grond van artikel 6:174 BW is een zogenoemde risicoaansprakelijkheid. Dit betekent dat voor het antwoord op de vraag of de bezitter aansprakelijk is, niet relevant is of de bezitter wist van de gebrekkige toestand waarin de opstal zich bevond, en ook niet of de bezitter voor wat betreft het (voort)bestaan van die gebrekkige toestand een verwijt kan worden gemaakt.
De luifel was gebrekkig
4.4.
In deze zaak staat vast dat een rooster uit de luifel boven de ingang van het pand van [verweerder] naar beneden is gevallen op het moment dat [verzoeker] daar op stond. Uit de foto’s die na het ongeval zijn gemaakt blijkt dat het rooster niet is verbogen en dat de klemmen waarmee het rooster aan het U-profiel geklemd waren niet zijn gebroken. Kennelijk is speling ontstaan tussen de klemmen, het rooster en het U-profiel. Hierdoor kon het rooster verschuiven en losraken. De klemmen zijn aangebracht om de roosters op hun plek te houden. Eén of meer klemmen waarmee het rooster (dat naar beneden is gekomen) op zijn plek werd gehouden, was of waren niet (meer) voldoende strak aangedraaid.
De vraag ligt voor of dat betekent dat de luifel gebrekkig was. In dat verband is relevant of aangenomen kon worden dat veilig op de luifel kon worden gelopen, in de stukken ook wel genoemd: of de luifel mandragend was.
4.5.
De luifel is niet bedoeld om over te lopen. De luifel is bedoeld als zonwering en heeft een esthetische functie. Dan is de vraag of niettemin verwacht kon worden dat je er veilig op kunt staan en lopen. Daarvoor is van belang dat de luifel bestaat uit roosters die op zich sterk genoeg zijn om over te lopen. Ook de constructie van de luifel, met stevige klemmen, een degelijk U-profiel, stalen roosters en bevestiging aan twee kanten aan de gevel, wekt de indruk dat daarop (incidenteel) kan worden gelopen. Concrete aanwijzingen dat de luifel niettemin niet mandragend was – doordat een of meer roosters niet goed vastzaten – waren er niet. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verwacht kon worden dat veilig op de luifel kon worden gestaan en gelopen.
4.6.
Tussen partijen staat vast dat het [verweerder] niet bekend was dat het rooster niet (meer) strak vastzat en dat [verzoeker] dat ook niet wist. Dat was ook niet te zien.
4.7.
De conclusie luidt dan ook dat de luifel niet voldeed aan de eisen die men daaraan vanuit het oogpunt van veiligheid in de gegeven omstandigheden mocht stellen, en dus gebrekkig was. De klemmen waarmee het rooster op zijn plek werd gehouden zaten immers niet goed vast waardoor het rooster kon schuiven en losraken van het U-profiel, met risico op ontstaan van ernstige schade aan personen of zaken die zich daarop en in de buurt daarvan zouden bevinden.
De gebrekkige luifel was de oorzaak van de schade
4.8.
Namens [verweerder] is aangevoerd dat [verzoeker] door op de luifel te lopen en van daaruit de gevel te reinigen heeft veroorzaakt dat het rooster loskwam en viel. Voor zover daarmee wordt betoogd dat het ongeval niet kan worden toegeschreven aan een gebrek aan de luifel maar het gevolg is geweest van de manier waarop [verzoeker] de opdracht uitvoerde volgt de rechtbank [verweerder] hierin niet. Ook als juist is, zoals [verweerder] stelt maar [verzoeker] betwist, dat het lopen op de luifel door [verzoeker] heeft geleid tot het verschuiven van de positie van het rooster en het loskomen daarvan, dan geldt dat dit niet had kunnen gebeuren als de klemmen van het rooster goed vast hadden gezeten.
4.9.
De schade is naar het oordeel van de rechtbank dan ook ontstaan door de gebrekkigheid van de opstal. [verweerder] is als bezitter van die opstal daarom in beginsel aansprakelijk voor de schade van [verzoeker] .
Geen geslaagd beroep op de ‘tenzij-clausule’
4.10.
In artikel 6:174 BW is voor wat betreft de aansprakelijkheid van de opstalbezitter een uitzondering gemaakt voor de situatie waarin de bezitter, indien hij het gevaar van de gebrekkige opstal op het tijdstip van het ontstaan zou hebben gekend, toch niet aansprakelijk zou zijn geweest uit onrechtmatig handelen.
4.11.
[verweerder] doet naar de rechtbank aanneemt een beroep op deze uitzondering door te stellen dat [verzoeker] zelf de gebrekkige toestand heeft veroorzaakt door op de luifel staand met de steel van zijn tuckersysteem kracht uit te oefenen op de gevel die hij reinigde en daarmee forse kracht op de luifel uitoefende, en dat het tijdsverloop tussen het ontstaan van het gevaar (door het losraken van de klemmen) en het vallen van het rooster zo kort was, dat [verweerder] het gevaar niet heeft kunnen waarnemen en het ontstaan van de schade niet heeft kunnen voorkomen.
4.12.
De rechtbank verwerpt dit beroep op de ‘tenzij-clausule’, omdat er onvoldoende aanwijzingen voor zijn dat de (schroeven van de) klemmen zijn losgeraakt doordat [verzoeker] op de luifel liep en aan het werk was. Overigens staat tussen partijen niet vast of [verzoeker] ten tijde van de val over de luifel liep, of stil stond en al dan niet aan het werk was.
Geen eigen schuld aan de zijde van [verzoeker]
4.13.
Voor zover [verweerder] een beroep doet op artikel 6:101 BW en stelt dat de schade van [verzoeker] voor diens rekening en risico moet blijven, omdat [verzoeker] had kunnen en moeten weten dat hij niet veilig op de luifel kon staan en lopen verwerpt de rechtbank dat beroep. Zoals hiervoor al is overwogen wekt de luifel de indruk mandragend te zijn, dus dat daarop veilig kon worden gestaan en gelopen.
4.14.
[verweerder] betoogt verder nog dat [verzoeker] veiligheidsmaatregelen had moeten treffen omdat hij werkte boven een hoogte van 2,5 meter. Daaraan gaat de rechtbank voorbij omdat in geschil is dat de luifel meer dan 2,5 meter hoog was en [verweerder] dat niet nader heeft onderbouwd. [verweerder] lijkt er overigens zelf ook vanuit te gaan dat het rooster minder dan 2,5 meter hoog was, zo blijkt uit de brief van zijn advocaat van 6 december 2023 waarin staat dat de bovenzijde van het rooster zich 2,39 meter boven de grond bevond.
Conclusie
4.15.
Het voorgaande brengt mee dat [verweerder] aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] als gevolg van de val door de luifel heeft geleden.
Voorschot op de schadevergoeding
4.16.
[verzoeker] verzoekt een voorschot op de uiteindelijk te vergoeden schade van € 25.000. [verzoeker] maakt aanspraak op vergoeding van onder meer verlies van arbeidsvermogen, ziektekosten, kosten huishoudelijke hulp, kosten verzorging, veraangenamingskosten ziekenhuisopname, wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en smartengeld. De totale schade is nog niet vastgesteld, maar het is volgens [verzoeker] evident dat de schade een veelvoud is van het verzochte voorschot.
4.17.
[verweerder] betwist niet dat [verzoeker] door het ongeval schade lijdt, maar hij betwist wel dat alle door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade het gevolg is van het ongeval. Bij het werk door de hulpdiensten en in het ziekenhuis zijn volgens [verweerder] zeer waarschijnlijk medische- en inschattingsfouten gemaakt waardoor het letsel van [verzoeker] is verergerd.
4.18.
[verzoeker] heeft zijn schade niet met stukken onderbouwd, zodat niet duidelijk is hoe hoog zijn schade is. De discussie over de hoogte van de schade is ook nog niet gevoerd. Wel is het, gelet op de ernst van het letsel, naar het oordeel van de rechtbank plausibel dat de schade van [verzoeker] door de val in ieder geval € 25.000 bedraagt. Daarom zal de rechtbank het verzochte voorschot toewijzen.
De kosten van het deelgeschil
4.19.
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten van de deelgeschilprocedure aan de zijde van de benadeelde begroot, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking worden genomen. Dat geldt ook als een verzoek in deelgeschil wordt afgewezen. Alleen als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, hoeven de kosten van de procedure niet te worden begroot.
4.20.
Bij de begroting van de kosten moet de rechtbank de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.
4.21.
Mr. Janssens maakt aanspraak op een bedrag aan kosten van € 5.243,60. Dit bedrag is inclusief 21% btw en griffierecht van € 331. Aangezien € 1.374 aan griffierecht in rekening is gebracht gaat het om € 6.286,60 (€ 5.243,60 + € 1.043).
4.22.
[verweerder] heeft de hoogte van de door mr. Janssens opgevoerde kosten niet betwist.
4.23.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek een overzichtelijke kwestie betreft en acht het door mr. Janssens begrote aantal uren en het gehanteerde uurtarief redelijk. De rechtbank zal de kosten begroten op voornoemd bedrag en [verweerder] veroordelen tot betaling daarvan. De verzochte wettelijke rente daarover zal als niet weersproken worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat [verweerder] aansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval op 14 oktober 2022 en dat [verweerder] gehouden is de door [verzoeker] als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade te vergoeden;
5.2.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] een voorschot op de uiteindelijk te vergoeden schade te voldoen van € 25.000;
5.3.
begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 6.286,60 en veroordeelt [verweerder] tot betaling van dit bedrag aan de advocaat van [verzoeker] op het in het verzoekschrift genoemde rekeningnummer binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking, te verhogen met de wettelijke rente als dit bedrag niet binnen voormelde termijn is voldaan;
5.4.
verklaart de veroordelingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 2339