Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
J.N. tegen het Verenigd Koninkrijkvolgt dat het niet-meewerken aan vrijwillig vertrek op zichzelf onvoldoende is voor vreemdelingendetentie. In dit geval is dat echter niet de reden voor eisers bewaring. Dat van de kant van verweerder sprake is van “woeful lack of energy and impetus”, is de rechtbank ook niet gebleken. Uit de voortgangsrapportage van 9 april 2025 blijkt dat verweerder - sinds het sluiten van het vorige onderzoek op 24 januari 2025 - op 6 februari 2025, 27 februari 2025 en 20 maart 2025 schriftelijk heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten ten aanzien van de openstaande lp-aanvraag en op 17 februari 2025, 17 maart 2025 en 7 april 2025 vertrekgesprekken met eiser heeft gevoerd. Eisers betoog dat de ‘opgeschaalde’ handelingen onvoldoende zijn voor de conclusie dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting, wordt ook niet gevolgd. Overleg met de consul geeft naar het oordeel van de rechtbank juist blijk van voortvarendheid. Verweerder stelt zich daarom terecht op het standpunt dat hij voldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.