ECLI:NL:RBDHA:2025:7948

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
11114731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een verzekeringsovereenkomst door een reeds ontbonden vennootschap onder firma

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een vordering van [eisende partij] tegen De Vereende N.V. [eisende partij] vorderde nakoming van een verzekeringsovereenkomst en maakte aanspraak op een bedrag van € 17.200, vermeerderd met rente en kosten. De vordering was ingesteld door [eisende partij], die voorheen samen met zijn echtgenote vennoot was van een vennootschap onder firma (vof) die was ontbonden op 31 december 2023. De vordering was echter niet ingesteld namens alle voormalige vennoten van de vof, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van [eisende partij]. De kantonrechter oordeelde dat, na de ontbinding van de vof, de vordering door beide vennoten gezamenlijk had moeten worden ingesteld. De kantonrechter verwierp het verweer van De Vereende dat de vordering niet ontvankelijk was, maar concludeerde dat [eisende partij] niet-ontvankelijk was in zijn vordering omdat hij niet namens alle vennoten had gehandeld. De uitspraak resulteerde in een proceskostenveroordeling van € 947,- voor [eisende partij].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
MD/DN/bc
Zaak-/rolnr.: 11114731 RL EXPL 24-9732
27 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eisende partij], voorheen handelende onder de naam [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P. Ak (ARAG),
tegen
de naamloze vennootschap
de Vereende N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.A.R. van Eijsden.
Partijen worden hierna aangeduid als [eisende partij] en De Vereende.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 17 mei 2024, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens exceptie van niet-ontvankelijkheid, met producties.
1.2.
Op 28 januari 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij is verschenen [eisende partij] , bijgestaan door mr. P. Ak. Namens De Vereende is verschenen mr. A.A.R. van Eijsden. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Wat is er gebeurd?

2.1.
Tot 1 januari 2023 was [eisende partij] samen met zijn echtgenote, mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ), vennoot van de vennootschap onder firma [bedrijfsnaam 1] (hierna: de vof). Een van de handelsnamen van de vof was [handelsnaam] . Onder deze handelsnaam is met ingang van 2001 een beroepsaansprakelijkheidsverzekering gesloten met De Vereende.
De andere handelsnaam van de vof was [bedrijfsnaam 2]
.
2.2.
Per 1 januari 2023 heeft [eisende partij] de vof verkocht aan de firma [bedrijfsnaam 3] .
2.3.
Op 27 februari 2023 zijn [bedrijfsnaam 2] en [handelsnaam] aansprakelijk gesteld door de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) in verband met door de vof gegeven financieel advies waarbij drie beleggingslijfrenteverzekeringen zijn omgezet van het Aegon garantiefonds naar het Aegon rentefonds.
2.4.
Op 13 maart 2023 heeft [eisende partij] de aansprakelijkstelling aangemeld bij De Vereende. De Vereende heeft op 15 maart 2023 aangegeven dat er geen polisdekking is.
2.5.
Op 29 november 2023 heeft [eisende partij] met [naam 2] een schikking getroffen. Op 2 december 2023 is een betaling van € 16.575 verricht vanaf de zakelijke bankrekening van de voormalige vof die op naam staat van [bedrijfsnaam 2] .
2.6.
Op 31 december 2023 is de vof ontbonden.

3.Wat wil [eisende partij] ?

3.1.
[eisende partij] vordert nakoming van de verzekeringsovereenkomst en maakt uit dien hoofde aanspraak op een bedrag van € 17.200, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eisende partij] heeft een beroepsfout gemaakt doordat hij in 2021 verkeerd financieel advies heeft gegeven aan [naam 2] . Als zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar is De Vereende gehouden om de schade te vergoeden die is ontstaan als gevolg van deze beroepsfout. De Vereende beroept zich echter ten onrechte op de uitsluitingsgrond in artikel 5.24 van de polisvoorwaarden.
3.3.
De Vereende heeft verweer gevoerd, waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Als meest verstrekkende verweer stelt De Vereende dat [eisende partij] niet ontvankelijk is in zijn vordering omdat [eisende partij] de vordering niet heeft ingesteld namens alle voormalige vennoten van de vof. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer slaag en overweegt daartoe het volgende.
4.2.
Als een vof wordt ontbonden dan geldt als hoofdregel dat na de vereffening het vermogen toekomt aan beide vennoten. In dit geval heeft [eisende partij] uitsluitend op eigen naam een vordering ingesteld. Dat [eisende partij] met uitsluiting van [naam 1] bevoegd was als vereffenaar op te treden en op grond daarvan gerechtigd was de vordering tegen De Vereende in te stellen, is niet onderbouwd. De Vereende heeft dat ook gemotiveerd weersproken. De door [eisende partij] ter zitting overgelegde verklaring van [naam 1] , waarin zij verklaart akkoord te zijn met deze procedure en de uitkomst daarvan aanvaart, kan in ieder geval niet als zodanig worden opgevat. Daarnaast geldt dat hij ook in dat geval de vordering uit naam van de ontbonden vennootschap c.q. als vereffenaar had moeten instellen. Wat, zoals hiervoor overwogen, niet is gebeurd. Uit de verklaring volgt evenmin dat [eisende partij] in privé het vorderingsrecht met uitsluiting van de andere vennoot heeft verkregen doordat [naam 1] daarvan afstand heeft gedaan. Ook in zoverre kan dus niet worden uitgegaan van een bevoegdheid van [eisende partij] tot inning van de vordering op De Vereende.
4.3.
De conclusie is daarom dat [eisende partij] niet-ontvankelijk is in zijn vordering tegen De Vereende. Een inhoudelijke beoordeling van de vordering blijft bij deze uitkomst achterwege.
4.4.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De proceskosten aan de zijde van De Vereende worden als volgt begroot:
gemachtigdensalaris € 812,- (2 salarispunten ad € 406)
nakosten
€ 135,-
totaal € 947,-

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart [eisende partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten van € 947,-, te voldoen aan De Vereende binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisende partij] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de betekeningskosten voldoen;
5.3.
verklaart dit vonnis met betrekking tot de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. D. Nobel en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2025.